ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2195

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
22 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/604042-07; 16/600602-09; 16604456-06 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag op politieagenten en bezit van kinderporno

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 22 juni 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag op politieagenten en het bezit van kinderporno. De verdachte ontkende gevaarlijk te hebben gereden en verklaarde dat zijn rijgedrag voortkwam uit de angst voor een bekeuring. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte door zijn rijgedrag niet alleen zichzelf, maar ook andere weggebruikers in gevaar had gebracht, wat leidde tot de conclusie dat hij zich schuldig had gemaakt aan overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte had op 14 oktober 2006 met zijn auto achteruit gereden terwijl twee politieagenten zich achter zijn voertuig bevonden, wat hen dwong om opzij te springen om niet aangereden te worden. Dit gedrag werd door de rechtbank gekwalificeerd als poging tot doodslag, omdat de verdachte zich bewust was van de risico's die zijn handelen met zich meebracht.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het in bezit hebben van kinderporno. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende een periode van 22 maanden in het bezit was van kinderpornografisch materiaal, wat leidde tot de conclusie dat hij een gewoonte had gemaakt van het plegen van dit misdrijf. De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar, maar oordeelde dat de ernst van de feiten en de impact op de samenleving een zware straf rechtvaardigden. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van drie jaar op, alsook de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Tevens werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde politieagenten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/604042-07; 16/600602-09; 16604456-06 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 juni 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1979] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein.
raadsman mr. S.D. Kurz, advocaat te Maarssen.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 23 augustus 2007, 13 september 2007, 24 april 2008, 18 september 2008, 21 september 2009, 9 december 2009, 2 maart 2010, 15 maart 2010 en 8 juni 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Aan het eind van de terechtzitting van 21 september 2009 is het onderzoek gesloten maar omdat -tijdens de daarop volgende beraadslagingen- bleek dat het onderzoek niet volledig is geweest heeft de rechtbank met het tussenvonnis van 5 oktober 2009, het onderzoek ter terechtzitting heropend.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer:
Ten aanzien van parketnummer: 604042-07:
dat verdachte gedurende 22 maanden kinderporno in zijn bezit heeft gehad en/of heeft verspreid;
Ten aanzien van parketnummer: 600602-09:
Feit 1 primair: dat verdachte gepoogd heeft om twee agenten van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door met zijn voertuig steeds bewegingen te maken in de richting van het voertuig van de twee agenten en hen op deze wijze heeft getracht van de weg af te drukken;
Feit 1 subsidiair: dat verdachte de twee agenten heeft bedreigd met de dood, dan wel met zware mishandeling, door met zijn voertuig steeds bewegingen te maken in de richting van het voertuig van de twee agenten en hen op deze wijze heeft getracht van de weg af te drukken;
Feit 2 primair: dat verdachte in de nacht een boot met buitenboordmotor heeft weggenomen door verbreking van een staalkabel of een slot;
Feit 2 subsidiair: dat verdachte in de nacht heeft gepoogd om twee boten en een buitenboordmotor weg te nemen vanaf een woonerf, door een staalkabel, een slot en een touw te verwijderen;
Ten aanzien van parketnummer: 604456-06:
Feit 1 primair: dat verdachte gepoogd heeft om twee agenten van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door met zijn voertuig achteruit te rijden, terwijl de agenten zich achter dit voertuig bevonden;
Feit 1 subsidiair: dat verdachte de twee agenten heeft bedreigd met de dood, dan wel met zware mishandeling, door met zijn voertuig achteruit te rijden, terwijl de agenten zich achter dit voertuig bevonden;
Feit 2: dat verdachte zijn voertuig op een wijze heeft bestuurd dat er gevaar op de weg werd veroorzaakt dan wel kon worden veroorzaakt en het verkeer hierdoor werd gehinderd, dan wel kon worden gehinderd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle feiten (daar waar alternatief is ten laste gelegd, alle primair ten laste gelegde feiten) heeft begaan. Zijn onderbouwing daarvoor is te lezen in het op schrift gestelde, ter terechtzitting overgelegde, requisitoir, welk requisitoir hierachter is gevoegd.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van de misdrijven en wijst daarbij op het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De toenmalige raadsman mr. Weski heeft ter terechtzitting d.d. 21 september 2010 een pleitnota overgelegd. Door de huidige raadsman is ter terechtzitting d.d. 8 juni 2010 verzocht om de hierin gemaakte verweren als herhaald en ingelast te willen beschouwen.
De bedoelde pleitnota is hierachter gevoegd.
Ten aanzien van de overtredingen heeft de raadsman zich destijds gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van 16/604456-06 feit 1 primair en feit 2:
Op 14 oktober 2006 zien verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een personenauto, naar later blijkt een Suzuki, hen tegemoet rijden op de Provincialeweg N212. Deze Suzuki kon daar niet rijden zonder een geslotenverklaring genegeerd te hebben. Deze geslotenverklaring bestond uit een bord C1, bijlage 1 reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Zij hebben middels het politietransparant aan de voorzijde hun voertuig op de weghelft van de Suzuki gestuurd en zo getracht hem tot stoppen te dwingen. Dit lukte echter niet. De bestuurder stuurde iets opzij en passeerde hen met onverminderde snelheid. Daarop hebben verbalisanten hun voertuig gekeerd en zijn achter de Suzuki aan gaan rijden met het nog steeds ingeschakelde politietransparant, waarbij zij tevens de optische en geluidssignalen inschakelden. Ook hierop reageerde de bestuurder niet en reed met onverminderde vaart door. Daarop heeft de gemeenschappelijke meldkamer meerdere politievoertuigen ter plaatse gestuurd. De snelheid van de Suzuki werd gelezen middels de geijkte kilometerteller van het dienstvoertuig en kwam ruim boven de 80 kilometer per uur, daar waar men 30 kilometer per uur mag rijden. Dit bleek door het bord A1 van de bijlage 1 reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Hierop besloten de genoemde verbalisanten om de bestuurder daadwerkelijk aan te houden. Ook nadat de verbalisanten verdachte hadden ingehaald en het transparantiebord aan de achterzijde inschakelden met de tekst “STOP POLITIE” is verdachte niet gestopt. Verdachte heeft het dienstvoertuig zelfs links ingehaald en daarbij zijn snelheid verhoogd. Ook stuurde de verdachte daarbij naar rechts om kennelijk het dienstvoertuig te raken. Daarop heeft één van de verbalisanten sterk afgeremd om vaart te minderen. De verdachte reed kort voor het dienstvoertuig scherp naar rechts, waardoor verbalisant nog meer moest remmen en zelf ook naar rechts moest sturen om een aanrijding te voorkomen. Bij de rotonde ter hoogte van de kruising met de Provincialeweg N401, is de verdachte de rotonde via onder meer de trottoirband en de groenstrook gepasseerd, waardoor het overige verkeer op de rotonde stevig moest remmen om een aanrijding met de Suzuki en met elkaar te voorkomen.
De verbalisanten zetten daarop hun achtervolging voort op de Provincialeweg N401 te Kockengen met gebruikmaking van de optische en geluidssignalen. Nadat de verbalisanten op enig moment verdachte ingehaald hebben en het politietransparant ingeschakeld hebben met de tekst ‘STOP POLITIE’, verminderen zij vaart om de Suzuki tot stoppen te dwingen. Daarop verminderde de Suzuki inderdaad zijn snelheid. Eén van de verbalisanten snelde uit het dienstvoertuig op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond en rende recht af op de inmiddels stilstaande Suzuki van verdachte. Tijdens het rennen hoorde de verbalisant dat er geschakeld werd en dat de motor van de Suzuki veel toeren maakte. Daarop reed de Suzuki vol gas achteruit en heeft zijn weg naar links vervolgd. Om zijn gehele rijbaan te blokkeren werd een stadsbus dwars op de rijbaan gezet. De Suzuki verminderde hierdoor echter geen snelheid en reed met ongeveer 50 à 60 kilometer per uur recht op de stadsbus af. Kort voor de stadsbus maakte hij een scherpe bocht naar rechts en passeerde zo de stadsbus via de rechterberm, waarna hij zijn weg vervolgde met ongeveer 40 kilometer per uur. Via de Dreef en de Kerkweg en de Portengen is hij op de parallelweg van de Provincialeweg N401 gaan rijden. Aan het einde van deze parallelweg reed de Suzuki het aangesloten fietspad op .
Verdachte ontkent gevaarlijk te hebben gereden . Hij kan zijn rijstijl verklaren omdat hij geen zin had in een bekeuring omdat hij de geslotenverklaring had genegeerd.
Door zo te handelen op deze wegen die bestemd zijn voor rij- en ander openbaar verkeer heeft verdachte zichzelf maar ook zijn medeweggebruikers ernstig in gevaar gebracht, waarmee hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Vanaf het fietspad reed verdachte een bouwlocatie van de aanleg van de Rijksweg A2 op. Op deze bouwlocatie lag een zandheuvel van ongeveer tien meter hoog, met een vrij steile oprit. Nadat de Suzuki deze oprit opreed, is één van de verbalisanten uitgestapt en de zandheuvel opgerend. De andere verbalisant heeft het dienstvoertuig stilgezet en rende daarop ook achter de Suzuki aan. De Suzuki stond bijna bovenaan de zandheuvel stil. Toen verbalisant [verbalisant 2] de auto op ongeveer vijf meter genaderd was, reed de Suzuki hard achteruit de heuvel af in zijn richting. De verbalisant heeft kunnen voorkomen dat hij werd aangereden door opzij op een verhoging te springen. Nadat de auto hem passeerde met onverminderde snelheid, moest verbalisant [verbalisant 1] al snel uit de rijbaan van de Suzuki stappen om een aanrijding te voorkomen . De verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] hebben deze verklaring bevestigd bij de rechter-commissaris, waarbij [verbalisant 1] opmerkte dat hij opzij sprong toen de Suzuki op ongeveer vijf meter van hem vandaan was .
Er heeft een reconstructie plaatsgevonden van het incident d.d. 25 juni 2007. Hierbij werd geconcludeerd de verbalisanten op een afstand van respectievelijk 4,4 meter en 7,4 meter achter de achterzijde van de Suzuki stonden. Uit de proefnemingen blijkt dat het voertuig op een afstand van 4,4 meter na het wegrijden vanaf die plaats op de zandheuvel een snelheid kon bereiken welke lag tussen 1,1 en 16,8 km/h. Ook blijkt dat het voertuig op een afstand van ongeveer 7,4 meter een snelheid kon bereiken welke lag tussen 15,1 en 21,0 km/h.
Voorts blijkt uit de proefnemingen dat de persoon die op 4,4 meter afstand achter het voertuig stond tussen 2,0 en 3,3 seconden tijd had om zich in veiligheid te brengen.
Voor de persoon die op 7,4 meter afstand achter het voertuig stond is dit tussen 2,7 en 3,9 seconden. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de reactietijd van de personen, dit kan blijkens onderzoek liggen tussen 0,6 en 1,6 seconden. Ook moet rekening gehouden worden met een mogelijk tragere reactietijd door het mulle zand.
Volgens de verkeerspolitie is niet in te schatten in welke mate letstel ontstaat bij een dergelijke aan- of overrijding. Dodelijk letsel is echter zeker niet uit te sluiten volgens de rapportage .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wilde ontkomen aan de politie. Door het optreden van de politie is hij nerveus geworden, waardoor hij niet wilde stoppen. Hij bestrijdt dat de agenten zich achter zijn auto hebben bevonden .
Gezien de situatie ter plaatse op de zandheuvel, alsmede de snelheid van de auto van verdachte die geholpen door de zwaartekracht aanzienlijk te noemen is, kunnen de hiervoor omschreven handelingen, indien zij worden doorgezet, de dood tot gevolg hebben en zijn daarmee uitvoeringshandelingen van doodslag. De handelingen van verdachte moeten qua verschijningsvorm ook geacht worden daarop gericht te zijn geweest. Verdachte heeft aldoor de mogelijkheid gehad om uit te stappen en zich aan de politie over te geven. Dit heeft hij echter niet gedaan, maar is in deze gevaarlijke situatie met zijn auto achteruit de zandheuvel afgereden, waarachter de agenten zich bevonden. Door aldus te handelen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de verbalisanten zouden overlijden en heeft hij die kans blijkens de wijze van handelen ook welbewust aanvaard en op de koop toe genomen, waarmee verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag.
Het verweer van verdachte dat de verbalisanten in plaats van achter zijn voertuig, naast zijn voertuig zouden hebben gestaan, wordt naar het oordeel van de rechtbank voldoende door de inhoud van de bewijsmiddelen weerlegd. Uit het verweer blijkt eens te meer dat verdachte zich welbewust was van het feit dat de verbalisanten zich in ieder geval in de nabijheid van de auto bevonden, hetgeen de ernst van het feit nog meer onderstreept. Verdachte had ervaren dat zijn auto eerder onbestuurbaar werd in het mulle zand, omdat zijn achterwielen zich ingroeven. De auto had wederom kunnen blokkeren, en de agenten die zich in de nabijheid van de auto bevonden kunnen raken.
Ten aanzien van parketnummer: 604042-07:
Verweer oudheid CIE-informatie-uitsluiting bewijs
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de start van de zaak als onrechtmatig moet worden beschouwd. Volgens de raadsman dient een CIE-bericht onderzocht te worden, alvorens men overgaat tot het inzetten van opsporingsmiddelen. Daarnaast gaat men pas een jaar later over tot doorzoeking en inbeslagneming, waardoor de melding niet meer actueel is en de DVD’s dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat het CIE-bericht is onderzocht, hetgeen blijkt uit het volgende citaat:’gezien de mij bekende achtergrond van de informant bezien in samenhang met de door die informant aangedragen gegevens, maakt dat een oordeel over de betrouwbaarheid van de informatie niet kan worden gegeven”. Voorts blijkt dat het de politie duidelijk is dat het hier om [verdachte] gaat. Gezien zijn antecedenten gaat de politie d.d. 20 augustus 2006 over tot aanvraag van een doorzoeking. De tijd tussen de melding en de aanvraag beloopt ongeveer vijf maanden, wat naar het oordeel van de rechtbank niet onwenselijk lang is.
De rechtbank overweegt dat niet ten aanzien van alle strafbare feiten in het algemeen kan worden gezegd dat het tijdsverloop het redelijk vermoeden van schuld wegneemt. De aard van het feit is daarbij van belang. Door de aard van het onderhavige feit is de rechtbank van oordeel dat op basis van de startinformatie de politie op 15 februari 2007 rechtmatig in de woning is binnengetreden.
De rechtbank verwerpt op grond hiervan het verweer.
Het bewijs
Op grond van CIE-info wordt op 15 februari 2007 de woning van verdachte doorzocht, waarbij enkele goederen waaronder 2 cd-roms en 1 pc in beslag worden genomen .
De afbeeldingen betreffen kinderpornografisch materiaal, vastgelegd op een DVD merk Ultron en een DVD merk Memorex . De eerstgenoemde DVD is gebrand op 27 mei 2005. Blijkens onderzoek (van [A], digitaal specialist van de Forensische Opsporing ) van de computer is gebleken dat de DVD’s met kinderporno met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid gebruikt zijn in de computer van verdachte . Het is zelfs zeer waarschijnlijk dat de DVD, merk Memorex, is gemaakt met behulp van de computer van verdachte .
Volgens proces-verbaal van doorzoeking zijn er twee CD-Roms in beslag genomen, waarvan verdachte zegt dat dit geen DVD’s zijn en dat om die reden de op de betreffende DVD’s aangetroffen kinderporno ook niet van hem kan zijn. Brigadier [B] heeft ter terechtzitting verklaard dat zij geen uiterlijk onderscheid kan maken tussen CD-Roms en DVD’s, maar zij weet zeker dat er niet achteraf met de schijfjes is gerommeld . Verdachte kan zijn stelling dat dit het geval zou zijn geweest niet aannemelijk maken. Om deze reden wordt het verweer van de verdachte verworpen.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verspreiden, invoeren en/of uitvoeren van kinderporno zodat hij van dat deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van parketnummer: 600602-09 feit 1 primair en feit 2 primair:
Verweer onterecht aanmerken als verdachte feit 2, de diefstal:
De verdediging stelt zich op het standpunt dat uit het dossier geen bewijsmiddelen naar voren komen die verdachte linken aan de diefstal, cq. poging daartoe, volgens de raadsman komt het signalement niet overeen met die van aangever. Voorts was verdachte wel enigszins nat, maar dat kwam volgens de verdediging door het gras waarin hij had gelegen met zijn date. Zijn schoenen waren doorweekt door het hozen van zijn boot diezelfde middag, aldus de raadsman. Hij zou eerder onder de blubber hebben moeten gezeten, gezien de veensloot waar hij doorheen gewaad zou moeten zijn. Dit is echter niet vastgesteld.
De rechtbank verwerpt dit verweer reeds op grond van de omstandigheid dat de politie op de betreffende avond op een melding is afgegaan en ter plaatse gekomen, een auto snel ziet wegrijden. In die omstandigheden kan en mag de politie die auto achtervolgen om de bestuurder staande te houden.
Bewijs
Op 30 mei 2009 werd aangifte gedaan door de eigenaar van de jachthaven [C] te Breukelen van diefstal van een boot en een buitenboordmotor. Een man liep `s nachts over het terrein van de jachthaven en hield een witte rubber boot boven zich en ging richting het water. Later bleek dat er ook een buitenboordmotor van een andere rubberen boot afgehaald was, die middels een dikke staalkabel aan de boot en aan een trailer vast had gezeten. De man is met de boot en de motor naar de kant gepeddeld en uit het zicht van aangever verdwenen. Tegelijkertijd kwam de politie ter plaatse. De man moet volgens aangever twee sloten hebben doorlopen en moet dus nat geweest zijn .
Na de melding ging de politie ter plaatse en treffen op de Laan van Guntherstein richting het Zandpad te Breukelen een Jeep aan. Gezien de gehaaste rijstijl en de melding van poging tot diefstal dan wel diefstal besloten de verbalisanten de bestuurder staande te houden. De bestuurder verhoogde echter zijn snelheid en liep op de verbalisanten uit. De snelheidsmeter van het dienstvoertuig wees richting de 120 kilometer per uur, terwijl ter plaatse de maximum snelheid 50 km/uur is.
In de Brugstraat te Breukelen werd het politietransparant aan de voorzijde aangezet met de tekst ‘STOP POLITIE’. Omdat de bestuurder niet reageerde werden ook de optische en geluidssignalen aangezet. In de Herenstraat te Breukelen zette de bestuurder zijn auto stil. [verbalisant 3] heeft de bestuurder aangesproken. De bestuurder zat met een nat en bezweet gezicht en een doorweekt t-shirt in zijn auto. Hij maakte een geschrokken en bange indruk. Toen ook de andere verbalisant uit het dienstvoertuig was gestapt, reed de verdachte echter weg met piepende banden, waarop een achtervolging volgde, waarbij gebruik werd gemaakt van zowel het politietransparant als de optische en geluidssignalen. Tijdens deze achtervolging realiseerde verbalisant [verbalisant 3], die het dienstvoertuig bestuurde, zich dat verdachte niet voornemens was te stoppen met zijn auto. Hij is daarop achter de verdachte blijven rijden en wilde wachten op een moment dat hij op een veilige wijze kon inhalen.
Verdachte reed een tijd 120 km/uur blijkens de geijkte snelheidsmeter van het dienstvoertuig. Gekomen bij de Breukelerwaard trachtte verbalisant [verbalisant 3] verdachte in te halen. Op het moment dat hij naast verdachte reed, stuurde verdachte krachtig naar links kennelijk met het doel om de verbalisanten van de rijbaan te drukken. Omdat [verbalisant 3] tijdig anticipeerde en het gas inhield, naar links stuurde en remde kon hij een aanrijding voorkomen. Het scheelde slechts enkele centimeters. Verdachte heeft dezelfde hoge snelheid gehouden en niet aangepast bij het naderen van rotondes.
Op de N401, een provinciale weg waar maximaal 80 km/uur mag worden gereden, bleef verdachte slingerende bewegingen maken om inhalen onmogelijk te maken. Op enig moment lukte het de verbalisanten om links naast verdachte te komen. Wederom stuurde verdachte daarop zijn voertuig naar links, kennelijk om hen af te snijden en van de weg te drukken. En weer kwam het voertuig zeer dicht op enkele centimeters na in de richting van het dienstvoertuig. [verbalisant 3] remde weer om te voorkomen dat verdachte hen zou raken en in de berm, waar bomen staan, zou drukken. Deze manoeuvre heeft zich nog een derde maal herhaald, waarbij verdachte nogmaals het dienstvoertuig probeerde af te snijden .
Deze verklaring wordt herhaald door de verklaring afgelegd door beide verbalisanten bij de rechter-commissaris, waarbij verbalisant [verbalisant 3] aangeeft dat zij op de provinciale weg
ongeveer 70 à 80 km/uur reden en het hen niet lukte om verdachte aan de kant te zetten. Het betrof een erg gevaarlijke situatie met veel bomenrijen en lantaarnpalen naast de weg .
Ook een andere verbalisant die achter de eerste volgauto reed heeft verklaard dat de verdachte met hoge snelheid en slingerend reed op de momenten dat de collega’s hem probeerden in te halen, waardoor zijn collega’s meerdere malen hard op de rem moesten trappen . In het proces-verbaal van bevindingen dat mede van zijn hand is, hebben de betreffende verbalisanten verklaard dat verdachte gevaarlijk rijgedrag vertoonde en met zeer hoge snelheid reed .
Gezien de situatie ter plaatse, een provinciale weg met bomenrijen en lantaarnpalen langs de weg, alsmede de aanzienlijke snelheid van de auto van verdachte, kunnen de hiervoor omschreven handelingen, indien zij worden doorgezet, de dood tot gevolg hebben en zijn daarmee uitvoeringshandelingen van doodslag. De handelingen van verdachte moeten qua verschijningsvorm ook geacht worden daarop gericht te zijn geweest. Verdachte heeft ook hier steeds de mogelijkheid gehad om te stoppen en zich aan de politie over te geven. Dit heeft hij echter niet gedaan. Hij heeft ervoor gekozen om zijn auto in te zetten als wapen om het dienstvoertuig met daarin twee verbalisanten van de weg te drukken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich hiermee willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de verbalisanten zouden overlijden en heeft hij die kans blijkens de wijze van handelen ook welbewust aanvaard en op de koop toe genomen, waarmee verdachte zich andermaal schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag.
De verdachte ontkent dat hij iets te maken heeft met de diefstal van de boot en buitenboordmotor. Hij heeft verklaard dat hij ter plaatse was in verband met een sex-date die hij via het internet had gemaakt. Het feit dat zijn schoenen doorweekt waren kan verdachte verklaren omdat hij `s middags zijn eigen boot heeft gehoosd. Zijn schoenen zijn nog natter geworden doordat hij in het natte gras heeft gelegen. Zijn jas, waarin ook zijn handschoenen zaten, is ook nat geworden door het natte gras. De jas had hij in de kofferbak over zijn spullen heen gelegd, waardoor die spullen ook nat zijn geworden. Toen hij zwaailichten zag is hij weggereden naar huis, omdat hij zich schaamde voor hetgeen waarmee hij zojuist was bezig geweest. Na een stopteken is hij gestopt, maar is toch weer doorgereden omdat de agent bedreigend op hem overkwam en hij daar geen behoefte aan had .
Omdat verdachte geen enkele onderbouwing heeft voor zijn verklaring, acht de rechtbank zijn verklaring niet aannemelijk. Wel zijn in het dossier ondersteunende bewijsmiddelen te vinden die maken dat verdachte wel degelijk betrokken is geweest bij diefstal van de boot en de buitenboordmotor.
Allereerst zijn er sporen aangetroffen op de buitenboordmotor die uiterlijke overeenkomsten vertoonden met het profiel van de handschoenen die bij verdachte in beslag zijn genomen, waarvan ook foto’s zijn genomen . Voorts is de computer van verdachte onderzocht om na te gaan of de persoon die genoemd wordt door verdachte als zijn (internet)sex-date te traceren is. Dit is niet het geval. Wel haalt de politie uit deze computer dat verdachte gezocht heeft op de merken Mariner en Quicksilver en dit zijn nu juist de merken van de goederen die zijn gestolen in de nacht van 30 mei 2009 bij de jachthaven [C] .
Daarnaast heeft verbalisant [verbalisant 4] gezien en gevoeld dat de kledingstukken en schoenen die verdachte droeg bij zijn aanhouding nat en doorweekt waren. Aan de schoenen zat ook modder en gras. De rechtbank acht het niet waarschijnlijk dat men schoenen naar een date aandoet die reeds doorweekt zijn van het werk dat men `s middags heeft gedaan. Overigens blijkt uit het dossier dat het in die periode in Breukelen en omstreken niet heeft geregend , waardoor het onmogelijk is dat de jas, het t-shirt en overige goederen van verdachte zo doorweekt zijn geraakt van het in die nacht in het gras liggen. Daarnaast worden er in de auto van verdachte werktuigen, waaronder een betonschaar en een zaklamp, aangetroffen, een doordrenkte zwarte jas en een wollen muts die nog warm was.
De rechtbank is van oordeel dat het een voltooide diefstal betreft nu verdachte zich korte tijd als heer en meester over de goederen heeft gedragen.
Dit alles in onderlinge samenhang bezien, maakt dat de rechtbank niet twijfelt aan het daderschap van verdachte ten aanzien van de diefstal van de boot en de buitenboordmotor.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Ten aanzien van parketnummer: 604042-07:
hij op tijdstippen in de periode van 27 mei 2005 tot en met 15 februari 2007 te Veenendaal,
een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van een misdrijf, omschreven in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, immers heeft hij, verdachte,
twee gegevensdragers, bevattende een grote hoeveelheid afbeeldingen, in totaal 72 films en/of filmfragmenten van één of meer seksuele gedragingen, bij welke vorenbedoelde afbeeldingen telkens personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt, waren betrokken of schijnbaar waren betrokken, telkens in bezit heeft gehad,
te weten onder meer:
- een film(fragment), althans een afbeelding, van seksueel binnendringen
(vaginaal) van of door die voornoemde personen, met bestandsnaam '[bestandsnaam]' en
- 3 film(fragmenten), althans afbeeldingen, van seksueel binnendringen (anaal) van die voornoemde personen, met bestandsnaam '[bestandsnaam]' en
- een film(fragment), althans een afbeelding, van seksueel binnendringen
(anaal) van die voornoemde personen, met bestandsnaam '[bestandsnaam]' en
- 6 film(fragmenten), althans afbeeldingen, van seksueel binnendringen (oraal) van die voornoemde personen, met bestandsnaam '[bestandsnaam]' en
- een film(fragment), althans een afbeelding, van seksueel binnendringen
(vaginaal) van die voornoemde personen, met bestandsnaam '[bestandsnaam] en
- 29 filmfragmenten, althans afbeeldingen, van het plegen van een ontuchtige handeling
door die voornoemde personen, bestaande die ontuchtige handeling uit het met de
hand heen en weer gaande bewegingen maken aan de eigen penis, met bestandsnaam
'[bestandsnaam]' en
- een film(fragment), althans een afbeelding, van het plegen van een
ontuchtige handeling door die voornoemde persoon, bestaande die ontuchtige
handeling uit het met zijn penis plassen tegen/op een leeftijdsgenoot, met
de bestandnaam ‘[bestandsnaam]’ en
- 13 film(fragmenten), althans afbeeldingen, van seksueel binnendringen (anaal) van die voornoemde personen, met bestandsnaam '[bestandsnaam]' en
- 7 film(fragmenten), althans afbeeldingen, van seksueel binnendringen (oraal) van die voornoemde personen, onder bestandsnaam '[bestandsnaam]' of '[bestandsnaam].mpg';
Ten aanzien van parketnummer: 600602-09:
1.Primair
hij op 30 mei 2009 te Breukelen en Kockengen en/of elders in
het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om opzettelijk
- [verbalisant 3] (hoofdagent van politie Utrecht) en
- [verbalisant 4] (agent van politie Utrecht)
van het leven te beroven, met dat opzet, als bestuurder van een personenauto (na achtervolging van hem, verdachte, door voornoemde politieagenten in een politieauto),
meermalen,
- met aanzienlijke snelheid op de auto van de politieagenten is ingereden en
zijn, verdachtes voertuig naar, althans in de richting van die politieauto
heeft gestuurd en
- al rijdende, de auto van de politieagenten heeft afgesneden,
waardoor voornoemde politieagenten moesten remmen en bijsturen om te
voorkomen dat zij van de weg zouden worden gedrukt en een aanrijding zou
plaatsvinden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2. Primair
hij op 30 mei 2009 te Breukelen, van het terrein van jachthaven [C],
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een witte rubber boot en een buitenboordmotor, toebehorende aan jachthaven [C] en/of [D], waarbij verdachte de weg te nemen buitenboordmotor onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking van een (staal)kabel en/of een slot waarmee die buitenboordmotor vastgemaakt was;
Ten aanzien van parketnummer: 604456-06:
1. primair
hij op 14 oktober 2006 te Kockengen, gemeente Breukelen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [verbalisant 2] (agent van politie Utrecht, district Rijn en Venen) en [verbalisant 1] (hoofdagent van politie Utrecht, district Rijn en Venen), van het leven te beroven, met dat opzet, als bestuurder van een personenauto,
(na achtervolging van hem, verdachte, door voornoemde politieagenten)
- met aanzienlijke snelheid achteruit is gereden, terwijl op dat moment
voornoemde politieagenten zich op (zeer) korte afstand achter zijn,
verdachte's voertuig bevonden, waardoor voornoemde politieagenten opzij moesten springen om niet aan- of overreden te worden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op 14 oktober 2006 te Kockengen, gemeente Breukelen, althans
in het arrondissement Utrecht, als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto),
daarmee heeft gereden op de weg, de Provincialeweg N212,
1
terwijl genoemde weg voor verkeer uit verdachte's richting was verboden
(hetgeen was kenbaar gemaakt door bord C1 van bijlage 1 van het RVV 1990)
en vervolgens
2
- toen op het dak van een hem tegemoetkomend dienstvoertuig van politie in
zijn, verdachte's, richting (in spiegelbeeld) een transparant "STOP POLITIE"
toonde en terwijl het dienstvoertuig zich (deels) bevond op het door
verdachte bereden weggedeelte -
niet is gestopt doch met onverminderde snelheid en iets opzij sturend het
dienstvoertuig is gepasseerd en vervolgens
3
- nadat het dienstvoertuig met gebruikmaking van optische en geluidssignalen
en terwijl het transparant "STOP POLITIE" nog steeds in werking was,
verdachte was gaan volgen -
wederom niet is gestopt doch met onverminderde snelheid zijn weg heeft
vervolgd en vervolgens
4
zijn weg heeft vervolgd met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur,
althans met een veel hogere snelheid dan de voor dat weggedeelte geldende
maximum toegestane snelheid van 30 kilometer per uur en vervolgens
5
- nadat genoemd dienstvoertuig hem, verdachte, had ingehaald en aan de
achterzijde van het dienstvoertuig het transparant brandde met de tekst "STOP
POLITIE" -
wederom niet is gestopt, doch het dienstvoertuig links heeft ingehaald en
kort voor laatstgenoemd voertuig scherp naar rechts is gereden/gestuurd
waarbij het dienstvoertuig door ook scherp naar rechts te sturen en door
(zeer) fors te remmen een aanrijding met het door verdachte bestuurde voertuig
kon voorkomen en vervolgens
6
gekomen bij de rotonde ter hoogte van de kruising met de Provincialeweg N401,
deze rotonde op zodanige wijze via trottoirbanden en groenstrook is
overgereden/gepasseerd dat zich op en nabij die rotonde bevindend verkeer
(fors) moest remmen om een aanrijding met zijn verdachte's voertuig en/of
voorliggers te voorkomen en vervolgens
7
gekomen op de Provincialeweg N401 te Kockengen, in de gemeente Breukelen,
- nadat het dienstvoertuig met gebruikmaking van het transparant "STOP
POLITIE" en de optische en geluidssignalen hem, verdachte, weer had
ingehaald en, teneinde verdachte tot stoppen te dwingen, de snelheid had
verminderd en agent van politie [verbalisant 2] het dienstvoertuig had
verlaten en recht op de inmiddels stilstaande auto van verdachte afrende -
vol gas heeft gegeven en achteruit is gereden en vervolgens zijn weg
(naar links) heeft vervolgd en vervolgens
8
- terwijl een hem, verdachte, tegemoetkomende stadsbus zodanig op de weg was
geplaatst dat hierdoor de gehele rijbaan was geblokkeerd -
vlak voor die bus scherp de berm in heeft gestuurd en die bus via de berm is
gepasseerd en vervolgens via De Dreef en de Kerkweg en de Portengen
de parallelweg van de Provincialeweg N 401 is gaan berijden waarna hij, op het
einde van deze weg, met onverminderde snelheid het op deze weg aansluitende
fietspad is opgereden,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
en het verkeer op die weg werd gehinderd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
De raadsman heeft het verweer gevoerd in de zaak met parketnummer 16/600602-09 dat het om een ondeugdelijke poging gaat daar waar het om een poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling betreft, omdat de politieagenten getraind zijn om dergelijke situaties onder controle te houden. De rechtbank is van oordeel dat het hier om een relatief ondeugdelijke poging gaat, waardoor de poging strafbaar is. Het gegeven dat de politieagenten weliswaar getraind zijn, maar de situatie ter plaatse met veel bomen langs de weg veel gevaar met zich bracht, mede gezien de verklaring van agent [verbalisant 3] bij de rechter-commissaris dat het steeds maar een paar centimeters scheelde, maakt het absolute gevaar van het moment niet anders.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van parketnummer: 604042-07:
Een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;
Ten aanzien van parketnummer: 604456-06:
1 primair: poging tot doodslag
2: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
Ten aanzien van parketnummer: 600602-09:
1 primair: poging tot doodslag
2 primair: diefstal, waarbij de schuldige het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid volledig uitsluit. Wel is de rechtbank gebleken dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht ten aanzien van de feiten waarbij de politieagenten zijn betrokken. Met betrekking tot de zaak met parketnummer 16/604042-07 (kinderporno) wordt verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar geacht en met betrekking tot de diefstal onder feit 2 van parketnummer 16/604456-06 wordt verdachte volledig toerekeningsvatbaar geacht.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel terbeschikkingstelling van de staat met dwangverpleging, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van het voorarrest en ten aanzien van de tweemaal poging tot doodslag tweemaal twaalf maanden ontzegging van de rijbevoegdheid.
Daarnaast vordert de officier van justitie ten aanzien van de overtreding één maand hechtenis en ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
Tevens vordert hij de onttrekking aan het verkeer van de cd-roms met de kinderporno en de verbeurdverklaring van de auto, merk Suzuki.
Ten aanzien van de benadeelde partijen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] vordert de officier van justitie de toewijzing van de gehele vordering van € 500,= en tevens de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de benadeelde partij [verbalisant 4] vordert de officier van justitie de toewijzing van de gehele vordering van € 275,= en tevens de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak ten aanzien van alle misdrijven. Subsidiair is hij van mening dat de eis zeer fors is. Volgens de raadsman kan geen sprake zijn van oplegging van TBS.
De officier van justitie heeft uit het proces-verbaal van de zitting van 21 september 2009 gehaald dat verdachte niet gemotiveerd is om enige behandeling te volgen. Dit is door de tijd achterhaald. Verdachte heeft in detentie veel nagedacht en hij is thans van oordeel dat hij wel degelijk behandeling nodig heeft. Hij volhardt niet meer in zijn mening dat het bij een confrontatie altijd aan de ander ligt. Verdachte heeft zich ingelezen in de problematiek en is zelf van mening dat hij baat kan hebben bij een bepaalde therapie, genaamd de Horizon-methode. Deze therapie kan ambulant worden gevolgd. De raadsman is zich echter bewust van het feit dat hij de rechtbank niets concreet kan bieden, nu door de deskundige dr. Cremers ter terechtzitting van 8 juni 2010 naar voren is gebracht dat ambulante instituten zoals De Waag, onvoldoende geëquipeerd zijn. Wel wordt door de verdediging de ernst van de problematiek bestreden, mede gezien het rapport van Thelinga.
Oplegging van TBS zou zijn toekomstplannen ‘on hold’ zetten, terwijl hij zich juist gedurende de voorlopige hechtenis steeds heeft bezig gehouden met zijn toekomst, aldus de raadsman.
Daarnaast is de raadsman van mening dat de vorderingen van de benadeelde partijen, zijnde politieagenten, dienen te worden afgewezen, nu ook het Gerechtshof recentelijk dergelijke claims heeft afgewezen, omdat het inherent is aan de werkzaamheden van agenten.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft meermalen met zijn auto politieagenten te snel en te slim af willen zijn.
Op 14 oktober 2006 heeft verdachte met aanzienlijke snelheid zijn auto achteruit gereden, terwijl hij op een zandheuvel stond en achter zijn auto zich politieagenten bevonden om hem aan te houden, na een achtervolging. De zwaartekracht werkt op dat moment in het nadeel van de agenten achter de auto, de auto zal hierdoor nog sneller achteruit kunnen rijden, waardoor de agenten minder tijd hebben dan normaal om weg te komen. Ook het overige verkeer is tijdens de achtervolging in gevaar gebracht door de rijstijl van verdachte.
Bij het incident op 30 mei 2009 heeft hij met zijn auto, achtervolgd door politieauto’s, meermalen één van die politieauto’s van de weg af willen drukken, door met zijn auto in de richting van die auto te sturen op momenten dat zij hem wilden inhalen. Ook heeft hij hen de weg afgesneden. Dat er geen gewonden zijn gevallen is niet aan het handelen van verdachte te danken. Hij heeft koste wat kost willen ontkomen aan de politie en daarbij zijn eigen belangen voorop gesteld ten koste van de veiligheid van de agenten die gewoon hun werk uitvoeren. De rechtbank acht deze feiten zeer ernstig.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een rubberboot en een buitenboordmotor. Dit heeft zich `s nachts afgespeeld. Verdachte geeft niet voldoende openheid van zaken hieromtrent. Diefstal werkt ergernis in de hand. Ook hier heeft verdachte zijn eigen belangen voorop gesteld en zich geen rekenschap gegeven van de consequenties van zijn handelen. Dit rekent de rechtbank hem aan.
Tenslotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een gewoonte maken van het in bezit hebben van kinderporno. Kinderporno is bijzonder kwalijk, met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Verdachte moet mede verantwoordelijk worden gehouden voor genoemd seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door kinderporno te verzamelen, heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag ernaar. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen, maar zeker ook degenen die kinderporno verzamelen. Ook dit feit rekent de rechtbank hem zwaar aan.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 20 juli 2009, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsgerelateerde delicten en het voorhanden hebben van kinderporno;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van de Reclassering Nederland d.d. 19 juli 2007, opgemaakt door D. Keijzer, reclasseringswerker;
- een rapport van drs. H.A. Gerritsen, forensisch psychiater, d.d. 7 september 2007;
- een rapport van drs. M.F. Raven, psycholoog, d.d. 7 september 2007;
- een briefrapportage van drs. H.A. Gerritsen, d.d. 27 juli 2009;
- een omtrent verdachte opgemaakt rapport Pro Justitia, psychiatrisch en psychologisch rapport d.d. 25 februari 2010 van P.A.E.M.T. Cremers, psycholoog, en J.H. van Renesse, psychiater, inhoudende als conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, zodat verdachte ten aanzien van de feiten waarbij de politieagenten zijn betrokken verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Met betrekking tot de zaak met parketnummer 16/604042-07 (kinderporno) wordt verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar geacht en met betrekking tot de diefstal onder feit 2 van parketnummer 16/604456-06 wordt verdachte volledig toerekeningsvatbaar geacht.
De psycho-problematiek van verdachte wordt door de deskundigen als complex genoemd. De kans op geweldsrecidive wordt, indien onbehandeld, groot geacht. Met name gezagsdragers zullen als focus van zijn frustraties het lijdend voorwerp kunnen zijn.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundigen over en maakt deze tot de hare.
Gelet op de inhoud van de rapporten, de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk is.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens;
- op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van de problematiek en het gevaar dat verdachte voor anderen oplevert, dwangverpleging noodzakelijk.
De rechtbank overweegt voorts dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd terzake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Voor een tbs met voorwaarden ziet de rechtbank geen ruimte, omdat verdachte geen zelfinzicht heeft, onvoldoende gemotiveerd is voor behandeling en in het verleden meermalen een poging tot behandeling niet heeft voltooid.
Daarnaast acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren noodzakelijk. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de mate waarin het feit aan verdachte kan worden toegerekend enerzijds en de impact die het feit op de samenleving heeft gehad anderzijds.
De rechtbank verklaart dezelfde feiten bewezen als de officier van justitie. Die feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank de gevangenisstraf van drie jaren.
Ten aanzien van de overtreding legt de rechtbank echter geen ontzegging van de rijbevoegdheid op en volstaat met oplegging van hechtenis voor de duur van één maand.
De rechtbank ziet in ontzegging van de rijbevoegdheid ten aanzien van dit feit geen meerwaarde.
Dit ligt anders ten aanzien van de delicten tegen de agenten waarbij verdachte gebruik heeft gemaakt van zijn auto. Hier is de rechtbank van oordeel dat ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats is. Omdat het twee delicten betreft zal de rechtbank de ontzegging ook tweemaal opleggen, elk voor de duur van twaalf maanden.
Verweer overschrijding redelijke termijn
De raadsman heeft bepleit dat de redelijke termijn fors is overschreden en niet alleen door toedoen van de verdediging. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze overschrijding wel in grote mate aan de verdediging is te wijten, omdat enerzijds verdachte die zich eerder in een schorsing van de voorlopige hechtenis bevond, eenmaal niet is verschenen ter terechtzitting en anderzijds dat verdachte geen toestemming gaf om de eerder opgemaakte rapportages Pro Justitia te gebruiken, waardoor verdachte alsnog moest worden geobserveerd in het Pieter Baan Centrum te Utrecht. Tengevolge hiervan heeft de verdediging gemeend dat het noodzakelijk was de twee betrokken deskundigen ter terechtzitting te horen, waardoor de termijn verder is opgelopen.
De rechtbank sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie. In de zaak met parketnummer 16/604456-06 zijn bij uitspraak ruim 3,5 jaren verlopen, vanaf de datum van aanhouding. In de zaak uit 2007 betreft dat bij uitspraak 3 jaren en ruim 3 maanden, gerekend vanaf de datum van doorzoeking. Bij de zaak uit 2009 is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn. Wel acht de rechtbank de redelijke termijn in de twee oudste zaken overschreden, maar gezien de ernst van de feiten en de belangen van verdachte bij behandeling, zal de rechtbank volstaan met de constatering, waardoor de overschrijding niet in de straf zal worden verdisconteerd.
7 De benadeelde partijen
[verbalisant 4]
De benadeelde partij [verbalisant 4] vordert een schadevergoeding van € 275,= voor feit 1 ten laste gelegd onder parketnummer 16/600602-09.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
[verbalisant 1]
De benadeelde partij [verbalisant 1] vordert een schadevergoeding van € 500,= voor feit 1 ten laste gelegd onder parketnummer 16/604456-06.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
[verbalisant 2]
De benadeelde partij [verbalisant 2] vordert een schadevergoeding van € 500,= voor feit 1 ten laste gelegd onder parketnummer 16/604456-06.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 Het beslag
8.1 De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat een feit is begaan met betrekking tot de voorwerpen.
8.2 De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat twee feiten zijn begaan met betrekking tot het voorwerp.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 45, 62, 240b, 287 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van parketnummer: 604042-07:
Een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;
Ten aanzien van parketnummer: 604456-06:
1 primair: poging tot doodslag
2: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
Ten aanzien van parketnummer: 600602-09:
1 primair: poging tot doodslag
2 primair: diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op een besloten erg waarop een woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van drie jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot een hechtenis van één maand ten aanzien van de overtreding;
- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 12 maanden ten aanzien van feit 1 primair ten laste gelegd onder 16/604456-06;
- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 12 maanden ten aanzien van feit 1 primair ten laste gelegd onder 16/600602-09;
Maatregel
- gelast de terbeschikkingstelling van verdachte, met verpleging van overheidswege;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
2 Cd-roms;
- verklaart verbeurd, voor zover deze beslissing nog niet is genomen, het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een auto, merk Suzuki, kenteken [kenteken]
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 4] van € 275,= ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 1] van € 500,= ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 2] van € 500,= ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- benadeelde partij [verbalisant 4], € 275,=, 5 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [verbalisant 1], € 500,=, 10 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [verbalisant 2], € 500,=, 10 dagen hechtenis,
met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wassing, voorzitter, mr. A.G. van Doorn en
mr. A. van Maanen, rechters, in tegenwoordigheid van C. Lith-van den Brink, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 juni 2010.
Mr. Wassing is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.