ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2189

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600809-09 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van openlijke geweldpleging wegens onvoldoende wettig bewijs

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1987 en wonende in Utrecht, heeft de rechtbank Utrecht op 4 mei 2010 uitspraak gedaan. De zaak betreft openlijke geweldpleging, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het plegen van geweld tegen drie personen, te weten [benadeelde 1], [benadeelde 2] en [benadeelde 3]. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 20 april 2010, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie concludeerde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen, een standpunt dat door de verdediging werd ondersteund.

De rechtbank heeft in haar oordeel overwogen dat, hoewel er getuigenverklaringen waren die de verdachte aanwijzen als dader, er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De verklaringen van de benadeelden waren inconsistent en er was geen ander bewijs dat de betrokkenheid van de verdachte bij de openlijke geweldpleging kon bevestigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het feit had begaan, en sprak hem daarom vrij.

Daarnaast verklaarde de rechtbank de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade voortvloeide. Het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven met ingang van de datum waarop het vonnis onherroepelijk werd. Het vonnis werd ondertekend door de rechters en de griffier, waarbij opgemerkt werd dat mr. Schoenmakers en de griffier niet in staat waren het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600809-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 mei 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1987] te [geboorteplaats]
wonende te ([postcode]) Utrecht, [adres]
raadsman mr. H.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 20 april 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
met een ander of anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen 3 personen, genaamd
[benadeelde 1], [benadeelde 2] en [benadeelde 3]
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft begaan en baseert zich daarbij op het ontbreken van voldoende wettig bewijs.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij, net als de officier van justitie, op het ontbreken van wettig bewijs.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met zowel de officier van justitie als de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het feit heeft begaan en zal hem hiervan dan ook vrijspreken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Hoewel [benadeelde 3] verdachte aanwijst als dader van het schoppen tegen [benadeelde 1] en tegen haarzelf , is er onvoldoende overig wettig bewijs.
Weliswaar wijst [benadeelde 1] verdachte aan als degene die [benadeelde 2] zou hebben mishandeld maar dat doet hij pas in een latere verklaring . In zijn eerdere verklaring verklaart hij niets waaruit blijkt dat hij iets heeft gezien van de mishandeling van [benadeelde 2] . [benadeelde 2] heeft verklaard dat hij niet heeft gezien door wie hij is getrapt of is geslagen. Wel heeft hij gezien dat [benadeelde 1] door een groepje van vijftien mensen werd aangevallen en dat de jongens die hij eerder had omschreven, waaronder ook verdachte, er steeds bij stonden . Hieruit kan de rechtbank echter niet opmaken dat verdachte een significante rol heeft gespeeld bij en een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging.
5 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 690,-- voor het ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 619,20 voor het ten laste gelegde feit.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade voor beiden zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.
6 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit;
- verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van de datum waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen, voorzitter, mr. A. Wassing en
mr. M.C.H. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van C. Lith-van den Brink, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 mei 2010.
Mr. Schoenmakers en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.