ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2087

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/512389-09; 01/844121-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie en gedragsbeïnvloedende maatregel voor minderjarige verdachte na inbraken

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 6 juli 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die betrokken was bij twee woninginbraken en het stelen van geld en goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, op 30 juli 2009 in Utrecht heeft ingebroken in een woning, waarbij onder andere geld en een bankpasje zijn gestolen. Daarnaast heeft hij in de periode van 30 juli tot en met 1 augustus 2009 met dit gestolen bankpasje geld opgenomen uit geldautomaten. Ook was de verdachte betrokken bij een inbraak op 25 juli 2009 in Houten, waarbij sieraden zijn gestolen, en hij heeft een mobiele telefoon geheeld in oktober 2008.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, maar heeft hem vrijgesproken van een deel van de beschuldigingen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de minderjarige leeftijd van de verdachte en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft een jeugddetentie van 130 dagen opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en daarnaast een gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van één jaar. Deze maatregel omvat behandeling bij De Wier, begeleiding door Titan, en begeleid wonen bij Abrona. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, Basisschool De Hoge Raven, voor de geleden schade door de diefstal.

De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte twee weken jeugddetentie moet ondergaan. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het advies van deskundigen, waaronder een psycholoog en de Raad voor de Kinderbescherming.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/512389-09; 01/844121-09 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 juli 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1991] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende in Justitiële Jeugdinrichting De Rentray te Lelystad
raadsman mr. J.J. van de Beek, advocaat te Enschede.
1 Onderzoek van de zaak
Overeenkomstig artikel 369 van het wetboek van strafvordering heeft de enkelvoudige kinderrechter op 26 januari 2010 de zaak naar deze kamer verwezen. Het onderzoek in de zaak, dat ter terechtzitting van 15 april 2010 was geschorst, is op de terechtzitting van 22 juni 2010 opnieuw aangevangen in verband met de gewijzigde samenstelling van de rechtbank. De zaak is inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. primair: op 30 juli 2009 in Utrecht samen met anderen heeft ingebroken in een woning waarbij hij ondermeer geld en een bankpasje heeft gestolen, subsidiair: in de periode van 30 juli 2009 tot en met 1 augustus 2009 een bankpasje heeft geheeld;
2. in de periode van 30 juli 2009 tot en met 1 augustus 2009 met dit gestolen bankpasje geld heeft opgenomen uit geldautomaten;
3. op 25 juli 2009 in Houten samen met anderen heeft ingebroken in een woning waarbij hij ondermeer sieraden heeft gestolen;
4. in de periode van 18 oktober 2008 tot en met 24 oktober 2008 in Utrecht een mobiele telefoon heeft geheeld.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangiftes en de bekennende verklaringen van verdachte. Ten aanzien van feit 3 stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen, omdat die kwalificatie past bij de door verdachte ter terechtzitting gegeven verklaring dat hij tijdens de inbraak op de uitkijk heeft gestaan en heeft willen delen in de buit.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de rechtbank tot een bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 4 kan komen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de volgende feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op het volgende.
T.a.v. feit 1:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 22 juni 2010;
- de aangifte van [benadeelde 1] d.d. 2 augustus 2008.
T.a.v. feit 2:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 22 juni 2010;
- de aangifte van [benadeelde 1] d.d. 29 oktober 2009.
T.a.v. feit 3:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 22 juni 2010;
- de aangifte van [benadeelde 3] d.d. 26 juli 2009.
T.a.v. feit 4:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 22 juni 2010;
- de aangifte van [benadeelde 2] d.d. 18 oktober 2008.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat
1.
Primair
hij omstreeks 30 juli 2009 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning aan de [adres] heeft weggenomen een aantal goederen, waaronder een laptop en een geldbedrag van 200 euro en een bankpasje, toebehorende aan basisschool De Hoge Raven en/of [benadeelde 1], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben
verschaft door het forceren van een achterdeur van die woning;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 30 juli 2009 tot en met 1 augustus 2009 in de gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening telkens uit een geldautomaat heeft weggenomen enig geldbedrag, toebehorende aan basisschool De Hoge Raven, waarbij zijn mededader(s) de weg te nemen goederen onder hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
3.
hij op 25 juli 2009 te Houten, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning aan [adres] heeft weggenomen een aantal goederen, waaronder een hoeveelheid (4 stuks) horloges, een fles aftershave, een witgouden ring, een mobiele telefoon (type I-phone, merk Apple) en een laptop (merk Apple), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], waarbij verdachte en /of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door het openbreken van de openslaande deuren van die woning;
4.
(parketnummer 16/512113-09)
hij omstreeks de periode van 18 oktober 2008 tot en met 24 oktober 2008 te Utrecht, in elk geval in Nederland, een mobiele telefoon (een Samsung met imei-nummer [nummer]), voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die telefoon wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Ten aanzien van feit 2 kan -ondanks de bekennende verklaring van verdachte hieromtrent- niet bewezen worden verklaard dat verdachte en zijn mededader(s) een bedrag van (ongeveer) € 5.324,99 uit (geld)automaten hebben opgenomen. Immers de bedragen die gemoeid zijn met de pintransacties en de geldopnames in Antwerpen zijn niet in de tenlastelegging opgenomen. De tenlastelegging beperkt zich namelijk tot geldopnames uit geldautomaten in Nederland. De rechtbank is van oordeel dat een pintransactie niet gelijk is of gelijk is te stellen aan het opnemen van geld uit een geldautomaat.”
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1 primair en feit 3: Telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 2: Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
Feit 4: Opzetheling.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 117 dagen met aftrek van het voorarrest. Zij vordert tevens de gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM), op te leggen voor de duur van 1 jaar, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 1 jaar. De officier van justitie vordert dat de gedragsbeïnvloedende maatregel wordt ingevuld zoals door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerd.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt oplegging van de gedragsbeïnvloedende maatregel aan verdachte en is daarbij van mening dat verdachte vanuit huis kan meewerken aan de invulling van deze maatregel.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde strafbare feiten minderjarig. De rechtbank beschouwt de feiten als ernstig. Verdachte heeft met medeplegers onder meer twee woninginbraken gepleegd. Aan de gevolgen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Bij beide inbraken is schade veroorzaakt en daarmee is ook gezorgd voor veel overlast voor de aangevers. Daarnaast brengt een inbraak in een woning gevoelens van onveiligheid en angst teweeg bij de bewoners en omwonenden. Daarnaast heeft verdachte met een gestolen pinpas geld opgenomen. Dit geld behoorde toe aan een basisschool. De basisschool krijgt het gestolen geld niet terug van de verzekering. Dit misdrijf veroorzaakt aanzienlijke schade voor betrokkenen van de basisschool. Tevens heeft verdachte een telefoon in zijn bezit gehad, terwijl hij zelf eerder had gezien hoe een jongen door anderen was afgeperst om deze mobiele telefoon af te geven.
De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daartoe heeft de rechtbank kennisgenomen van:
- een rapport van het psychologisch onderzoek betreffende verdachte d.d. 6 april 2010, opgemaakt door drs. R.J.B. Metze, psycholoog;
- een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) van
17 juni 2010; - een plan van aanpak van de William Schrikker Jeugdreclassering d.d. 21 juni 2010, betreffende onderzoek naar het opleggen van een gedragsbeïnvloedende maatregel.
De psycholoog constateert dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Verdachte functioneert op een licht verstandelijk beperkt intelligentieniveau, waardoor er sprake is van significante beperkingen in zowel het intellectuele functioneren als in het adaptieve gedrag, zoals dat tot uitdrukking komt in conceptuele vaardigheden en in sociale en praktische vaardigheden. Tevens speelt een ouder-kindrelatieprobleem een belangrijke rol, naast (negatieve) beïnvloeding door leeftijdgenoten, een zwakke gewetenontwikkeling en beperkt ontwikkelde reflectieve vermogens. Gezien het voorgaande wordt geadviseerd om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen en wordt het recidiverisico hoog genoemd.
De psycholoog adviseert verplichte begeleiding/behandeling op te leggen, in het kader van een gedragsbeïnvloedende maatregel, onder meer gelet op een (voorzichtige) behandelbereidheid bij verdachte. Daarbij dient de gedragsbeïnvloedende maatregel zich mede te richten op het systeem van verdachte alsmede op intensieve ondersteuning in het vormgeven van verdachtes wens om zelfstandig te kunnen functioneren, met aandacht voor uitbreiding van zijn copingsvaardigheden, afgestemd op zijn cognitieve vaardigheden en rekening houdend met de Roma-cultuur.
De Raad adviseert de rechtbank oplegging van een gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van één jaar in de vorm van behandeling bij De Wier, gezinsbehandeling, begeleid wonen en dagbesteding bij Titan. De Raad adviseert oplegging van deze maatregel aangezien eerdere intensieve interventies binnen het strafrechterlijke kader (de maatregel Hulp en Steun, ITB Plus en voorwaardelijke straffen) niet het gewenste effect hebben gehad en verdachte inmiddels te oud is voor interventies binnen het civielrechtelijk kader. Binnen de GBM zijn diverse modules ingebouwd die aansluiten bij het niveau, de mogelijkheden en de omstandigheden van verdachte. De Raad is van mening dat er zo snel mogelijk een begeleid wonen traject dient te worden gerealiseerd. Het gezinssysteem vormt een dermate grote risicofactor voor terugval dat het wenselijk is dat verdachte in ieder geval fysiek niet dagelijks onder invloed daarvan staat. Totdat het begeleid wonen traject van start gaat, is Wrap Around Care (aanpak voor multi-probleemgezinnen) de meest passende interventie vanwege het intensieve karakter en de gezinsaanpak, in verband met de sterke cohesie in het gezin. Belangrijk is dat op korte termijn deze hulpverlening wordt ingezet, alsmede individuele behandeling bij de Wier. De sanctie (stok achter de deur) die verdachte nodig heeft, wordt volgens de Raad binnen de GBM geboden. Tot slot heeft de Raad ter terechtzitting geadviseerd dat voor de intensieve begeleiding van verdachte in dit kader ook een ITB+-traject dient te worden opgenomen voor de duur van 1 jaar.
De William Schrikker Jeugdreclassering heeft voor de uitvoering van de GBM een plan van aanpak opgesteld dat is afgestemd op de problematiek van verdachte. Volgens de Jeugdreclassering is een GBM de laatste mogelijkheid voor verdachte om zijn leven op orde te krijgen. Hierin lijken vrouw en kind van verdachte de motiverende factor voor hem te kunnen zijn. De grootste valkuil voor verdachte is zijn omgeving. Om de recidivekans te verminderen is het daarom nodig dat verdachte een eigen plek krijgt om te wonen. Verdachte staat op de wachtlijst bij Abrona om zelfstandig te kunnen gaan wonen in een setting met 24-uurs begeleiding. In de tussentijd kan de behandeling bij De Wier opgestart worden. De behandeling bij De Wier (Altrecht) is erop gericht moeilijk lerende mensen met ernstige gedragsproblematiek oplossingsvaardigheden aan te bieden. Tegelijk kan hij deelnemen aan de dagbesteding bij Titan. Bij Titan zal verdachte arbeidsvaardigheden leren en wordt hij geholpen bij het vinden van een betaalde baan. De intensieve ITB+ begeleiding dient daarbij voor de duur van een jaar eveneens te worden opgelegd. Vanuit het jeugd advies team kan voor het gezin van verdachte (zijn moeder, stiefvader en broertje) wrap around care worden opgestart, aldus de Jeugdreclassering.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog ten aanzien van de verminderde toerekeningsvatbaarheid over en maakt deze tot de hare.
Ten aanzien van de geadviseerde maatregel overweegt de rechtbank dat zowel de officier van justitie als de verdachte en zijn moeder achter de Gedragsbeïnvloedende Maatregel staan. Ook de Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdreclassering zijn van mening dat een dergelijke maatregel de juiste en maatgerichte intensieve aanpak biedt om het tij positief te keren. De rechtbank neemt deze visie over en maakt die tot de hare. Naar het oordeel van de rechtbank geeft de ernst van de door verdachte al op deze leeftijd begane strafbare feiten aanleiding tot het opleggen van onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest tot aan de datum van dit vonnis, en daarnaast de Gedragsbeïnvloedende Maatregel. Daarnaast acht de rechtbank de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
Op grond van het vorenstaande neemt de rechtbank het advies van de psycholoog en de Raad voor de Kinderbescherming om een maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige op te leggen voor de duur van één jaar over. De rechtbank zal deze maatregel opleggen als hierna te melden.
7 De benadeelde partijen
[benadeelde 1] vordert namens de benadeelde partij, Basisschool De Hoge Raven, een schadevergoeding van € 4.874,99 voor de feiten 1 en 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 2.450,- (€ 2.250,- voor het in Utrecht uit een geldautomaat opgenomen geld met de gestolen pinpas en € 200,- gestolen contant geld) een rechtstreeks gevolg is van deze bewezen verklaarde feiten en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf de tijdstippen waarop de feiten werden gepleegd, waarbij de rechtbank de boekingsdata van de diverse opnames als uitgangspunt neemt. Verdachte zal hoofdelijk met zijn mededaders worden veroordeeld tot vergoeding van deze schade.
De met de gestolen pas verrichte pintransacties, alsmede het gebruik van de pinpas in Antwerpen zijn niet tenlastegelegd. Verdachte is dan ook voor het daarmee gemoeide geldbedrag vrijgesproken. De benadeelde partij zal, voor zover haar vordering ziet op de ter zake van deze transacties geleden schade, dan ook niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij [benadeelde 1] haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij Basisschool De Hoge Raven zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een schadevergoeding van € 17.250,- voor feit 3.
De rechtbank acht de vordering niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij heeft de vordering niet met bonnen of met andere stukken onderbouwd. Voorts is niet duidelijk is welke posten er reeds door verzekering vergoed zijn. De benadeelde partij [benadeelde 3] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van één maand gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 15 juli 2009 ten uitvoer zal worden gelegd en omgezet zal worden in een werkstraf.
De raadsman van verdachte stelt zich op het standpunt dat de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen dient te worden nu verdachte een Gedragsbeïnvloedende Maatregel boven het hoofd hangt en hij tevens nog een werkstraf van 60 uren dient te uit te voeren.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank acht het evenwel niet passend de hele vordering toe te wijzen, gelet op de intensiviteit van de gedragsbeïnvloedende maatregel die verdachte te wachten staat. Daarom zal de rechtbank de vordering voor de duur van twee weken toewijzen en voor het overige afwijzen.
Aangezien de rechtbank het van belang acht dat de gedragsbeïnvloedende maatregel direct kan starten, zal zij bepalen dat deze jeugddetentie zal worden tenuitvoergelegd in de vorm van nachtdetentie, waarbij verdachte overdag zal kunnen starten met zijn dagbesteding bij Titan.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 57, 63, 77a, 77g, 77i, 77w, 77wc, 77dd, 77gg, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1 primair en feit 3: Telkens; diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 2: Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
Feit 4: Opzetheling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 130 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
Maatregel
- legt op aan verdachte de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van 1 jaar, bestaande uit:
* behandeling bij De Wier (Altrecht), of een soortgelijke instelling;
* begeleiding door Titan, of een soortgelijke instelling ;
* begeleid wonen bij Abrona, of een soortgelijke instelling; en inafwachting daarvan:
* meewerken aan wrap around care of een soortgelijke gezinshulp
- deelname aan het ITB+-traject voor de duur van 1 jaar, uit te voeren door de William Schrikker Groep;
-beveelt dat als verdachte niet naar behoren meewerkt aan de tenuitvoerlegging van de maatregel, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 1 (één) jaar;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 15 juli 2009 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 01/844121-09 gedeeltelijk ten uitvoer zal worden gelegd, te weten twee weken jeugddetentie die ten uitvoer zal worden gelegd in de rijksinrichting Eikenstein te Zeist, en bepaalt tevens dat veroordeelde daarbij in aanmerking komt voor nachtdetentie (conform de regels neergelegd in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen). De vordering wordt voor het overige afgewezen.
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan de opgelegde onvoorwaardelijke jeugddetentie;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde basisschool De Hoge Raven van
€ 2.450,-, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.450 vanaf 31 juli 2009 en over
€ 1.000 vanaf 3 augustus 2009 , alles tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart de benadeelde partij Basisschool De Hoge Raven voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij
basisschool De Hoge Raven te betalen € 2.450,-, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.450 vanaf 31 juli 2009 en over € 1.000 vanaf 3 augustus 2009, alles tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 34 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij basisschool De Hoge Raven of aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij basisschool De Hoge Raven vervalt en omgekeerd;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn en mr. J.W. Frieling, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Groot-Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 juli 2010.