ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2081
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.J. Veldhuijzen
- M.J. Grapperhaus
- I. Bruna
- Rechtspraak.nl
Voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging van een terbeschikkinggestelde
Op 5 juli 2010 heeft de Rechtbank Utrecht een beslissing genomen over de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging van een terbeschikkinggestelde, hierna aangeduid als [verdachte]. Deze beslissing volgde op een eerdere uitspraak van 12 april 2010, waarin de termijn van terbeschikkingstelling was verlengd. Tijdens de zitting zijn de officier van justitie, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman, mr. N.A. Heidanus, gehoord. Ook zijn getuige-deskundigen, waaronder J. Huizing van de Van Mesdagkliniek en klinisch psycholoog Th.A.M. Deenen, gehoord. De reclassering heeft in haar rapportage aangegeven dat een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling mogelijk is, en de deskundigen hebben dit standpunt ondersteund, hoewel de kliniek zelf een verlenging van de dwangverpleging voorstelde.
De rechtbank heeft de voorwaarden voor de voorwaardelijke beëindiging vastgesteld, waaronder het verblijf van [verdachte] in de FPC Dr. S. van Mesdagkliniek, het naleven van verblijfsregels, en het niet veranderen van woonruimte zonder toestemming van de reclassering. Daarnaast zijn er voorwaarden gesteld met betrekking tot financiën, samenwerking met de ambulante forensische psychiatrie, en het vermijden van drugs en alcohol. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de risico's van gevaarzetting door [verdachte] op een verantwoorde wijze kunnen worden beheerst door deze voorwaarden te stellen.
De beslissing is genomen door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de argumenten van de officier van justitie, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman in overweging hebben genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de voorwaarden voldoende waarborgen bieden voor de veiligheid van anderen en dat de terbeschikkinggestelde zich bereid heeft verklaard om aan deze voorwaarden te voldoen. De uitspraak is gedaan in het belang van zowel de terbeschikkinggestelde als de maatschappij.