ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2041

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
1 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600278-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwang tot afgifte van een fiets met geweld en bedreiging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 1 juli 2010, is de verdachte beschuldigd van het medeplegen van afpersing. De feiten zijn als volgt: op 14 maart 2010 heeft de verdachte samen met een medeverdachte een persoon gedwongen zijn fiets af te geven. Dit gebeurde door de persoon te bedreigen met een mes en hem te dwingen tot afgifte van de fiets. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 juni 2010, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en de aangifte van het slachtoffer als bewijs gebruikt om tot de conclusie te komen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, al meerdere keren is veroordeeld voor vermogensdelicten, maar niet eerder voor geweldsdelicten. De rechtbank heeft rekening gehouden met de positieve houding van de verdachte, die heeft aangegeven dat hij inziet dat hij fout bezig is geweest en dat hij verandering wil. De rechtbank heeft daarom besloten om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. De opgelegde straf bedraagt 9 maanden gevangenisstraf, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de onvoorwaardelijke straf.

De beslissing van de rechtbank is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, maar heeft het bewezen verklaarde als strafbaar aangemerkt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600278-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 juli 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1988] te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Wolvenplein
raadsvrouw, mr. M.P. Hilhorst, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 17 juni 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] (parketnummer 16/600279-10).
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
samen met een medeverdachte een ander heeft afgeperst en/of zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging met geweld.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en baseert zich daarbij op de verklaring van verdachte zelf en de aangifte van [slachtoffer].
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen opmerkingen ten aanzien van feit 1 gemaakt.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit, medeplegen van afpersing, wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting van 17 juni 2010;
- de aangifte van [slachtoffer], opgenomen op pagina 34-37 van het proces-verbaal dossiernummer PL0960 2010067428-06, van politie regio Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 93.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat
hij op 14 maart 2010 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een ander
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de
afgifte van een fiets, toebehorende
aan die [slachtoffer], welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden in:
- het insluiten van die [slachtoffer] en vervolgens het vastgrijpen van de
stuur van de fiets van die [slachtoffer] en het tot stoppen dwingen van die
[slachtoffer] en/of vervolgens
- het tonen van een mes en het bewegen van een mes in de richting van het
lichaam van die [slachtoffer] en daarbij die [slachtoffer] dreigend
de woorden toegevoegd: "maak je zakken leeg", en vervolgens
- het vastpakken van die [slachtoffer] en
- het achterop de fiets zitten van die [slachtoffer] en vervolgens daarop
wegfietsen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
medeplegen van afpersing.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 200 dagen waarvan 100 dagen voorwaardelijk, waarvan de proeftijd 2 jaar bedraagt, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om een deels voorwaardelijke straf op te leggen, waardoor verdachte reeds op 22 juni 2010 in vrijheid wordt gesteld, zodat haar cliënt in de gelegenheid wordt gesteld om naar de inschrijfdag van zijn school te gaan.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met een ander een persoon gedwongen zijn fiets af te geven. Verdachte en zijn mededader zijn er niet van teruggeschrokken bedreigingen te uiten. Zij hebben onder meer die persoon met een mes bedreigd. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan een ernstig misdrijf. Voor het onderhavige feit komt dan ook alleen een gevangenisstraf in aanmerking. De door de officier van justitie gevorderde straf en de door de raadsvrouw bepleite straf doen geen recht aan de ernst van het feit.
Ten nadele van verdachte heeft de rechtbank meegewogen dat hij – ondanks zijn jonge leeftijd – al meermalen is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de positieve houding van verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij inziet dat hij fout bezig is geweest en dat er verandering dient plaats te vinden. Hij beseft dat een daginvulling belangrijk is en is voornemens om weer naar school te gaan. De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht opdat verdachte hulp en steun kan krijgen en de kans op recidive kan worden verminderd.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde, passend en geboden. De proeftijd bedraagt 2 jaar.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van afpersing;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
*dat verdachte zich bij de reclassering meldt zo dikwijls als die instelling dit nodig vindt.
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw, voorzitter, mr. N.E.M. Kranenbroek
en mr. H.A. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.H.M. van Ek, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 juli 2010.