RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
zaaknummer: 696875 UV EXPL 10-224 jpl 163
kort geding vonnis d.d. 19 juli 2010
[eiseres],
wonende te Roermond,
verder ook te noemen [eiseres],
eisende partij,
gemachtigde: mr. K.F.J. Machielsen,
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
De Nederlandse Bond voor de Bouw- en Houtnijverheid,
handelende onder de naam FNV Bouw,
gevestigd te Woerden,
verder ook te noemen FNV Bouw,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. P.A. Charbon.
1. Het verloop van de procedure
[eiseres] heeft FNV Bouw in kort geding doen dagvaarden.
De zitting heeft plaatsgevonden op 6 juli 2010. Daarvan is aantekening gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.
2.1. De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
a. [eiseres], geboren [1951], is op 1 oktober 1997 in dienst getreden van Dienstenbond FNV, een rechtsvoorganger van FNV Bouw. Per 1 juni 2004 is [eiseres] ex artikel 7:662 BW van rechtswege in dienst gekomen van FNV Bouw. [eiseres] is als (aankomend) procesjurist werkzaam op het regiokantoor van FNV Bouw te [plaats] in een fulltime dienstverband van 35 uur per week. Het fulltime salaris bedraagt € 3.760,53 bruto per maand. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO FNV Organisaties van toepassing.
b. In het kader van de individuele belangenbehartiging van de leden van FNV Bouw voert [eiseres] gerechtelijke procedures in socialezekerheidszaken en arbeidszaken.
c. Op 18 januari 2005 heeft [eiseres] zich volledig arbeidsongeschikt gemeld wegens klachten van psychische aard. Gedurende lange tijd had [eiseres] geen benutbare mogelijkheden voor de eigen arbeid dan wel andere passende arbeid.
d. Met ingang van 16 januari 2007 werd aan [eiseres] een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend uitgaande van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Deze uitkering werd door FNV Bouw volgens de bepalingen in de CAO FNV Organisaties aangevuld tot 100% respectievelijk tot 90% van het laatst verdiende loon. Per 1 mei 2010 is de aanvulling op de uitkering gestopt.
e. Medio 2008 werd aangevangen met re-integratie in verband waarmee concrete afspraken werden gemaakt en vastgelegd. Uitgangspunt was werkhervatting in de eigen functie bij de eigen werkgever. [eiseres] werd in haar re-integratie begeleid door [A].
f. Bij een evaluatie in oktober 2008 bleek dat de doelstellingen, zoals die in juli 2008 waren gemaakt, niet realistisch waren. [eiseres] gaf aan dat volledige terugkeer op termijn naar 35 uur per week niet haalbaar was maar maximaal 20 uur per week wel. Dat werd daarmee het doel van de re-integratie.
g. Vanaf de start van de re-integratie medio 2008 tot april 2010 heeft [eiseres] in een wisselende omvang van uren (variërend van één à twee uur per dag tot vier dagen van vijf uur per week) getracht haar werkzaamheden weer in te vullen. Dit gebeurde met behoud van haar WGA-uitkering, dus op basis van arbeidstherapie. Aanvankelijk werkte [eiseres] in dossiers van collega’s met weinig klantencontact en zonder zittingen. Gaandeweg zijn de klantencontacten opgebouwd en is [eiseres] ook zittingen gaan doen (zonder spoedeisend karakter).
h. De eerste voortgangsrapportage van [A] (over de periode 30 juli 2008 tot en met 15 juni 2009) vermeldt onder meer dat [eiseres] heel gemotiveerd is om haar oude werkzaamheden als juriste weer op te pakken en dat zij probeert dit naar beste vermogen te doen, dat ze veel tijd nodig heeft om haar werk te kunnen doen en haar eigen tempo zelf ook te laag vindt, zeker in vergelijking met haar collega’s, en voorts dat in de praktijk begeleiding van haar hervattingproces onregelmatig plaatsvindt.
i. Op 4 september 2009 vond een gesprek plaats tussen [eiseres], [A] (re integratieadviseur), [B] (leidinggevende en begeleider van [eiseres]) en [C] (regiohoofd FNV Bouw regio Zuid-Oost). Tijdens dat gesprek is een tijdpad van zes maanden afgesproken met een tussenevaluatie na drie maanden. In verband daarmee zijn concrete werkafspraken gemaakt. Afgesproken werd dat [eiseres] dossiers zou krijgen toegewezen aan de hand van de norm voor een 20-urige werkweek. Na afloop van de zes maanden zou kunnen worden vastgesteld wat [eiseres] aankon en of de re-integratie als geslaagd kon worden beschouwd.
j. In de tussenliggende periode rapporteerde de bedrijfsarts onder meer het volgende:
Betrokkene is gedeeltelijk arbeidsgeschikt voor het eigen werk. In samenspraak met de werkgever en het UWV zijn er goede afspraken gemaakt voor de komende 3 maanden. Met regelmatige evaluatie. Betrokkene geeft aan dat dit erg belangrijk voor haar is en dat ze nu de afgelopen tijd veel vertrouwen heeft gekregen. (10 september 2009)
Betrokkene heeft nu duidelijk stabiliteit gekregen en kan de therapie nu langzaam afbouwen. De inhoud van de werkzaamheden is meer intensief geworden. Betrokkene heeft regelmatig begeleiding van collega coach, wat zeer bevorderlijk is voor de reïntegratie. (16 november 2009)
Betrokkene is nog steeds stabiel en kan steeds meer werkzaamheden verwerken. Het advies is meer duidelijkheid te geven over de toekomst wat betreft de loonwaarde en de belasting. (8 februari 2010)
Betrokkene heeft een terugval gehad. De uitslag van de onderzoeken is morgen bekend, als dit verbeterd is dan kan ze weer starten. (26 maart 2010)
k. Eind maart 2010 was [eiseres] korte tijd ziek in verband met hartklachten. Na een bezoek aan de cardioloog zijn de klachten verholpen en kon [eiseres] weer werken.
l. Tussen 13 november 2009 en 24 februari 2010 vonden vijf gesprekken plaats tussen [eiseres] en haar begeleider [B]. Blijkens de van deze gesprekken opgemaakte verslagen heeft [eiseres] aangegeven dat FNV Bouw geen goede randvoorwaarden schiep voor haar functioneren, in die zin dat de werkplek erg rumoerig was, dat de behandeling van de dossiers goed ging, en dat er nog steeds sprake was van vooruitgang. [B] echter meende dat teveel tijd werd besteed aan de dossiers, dat de socialezekerheidsdossiers adequaat werden behandeld, maar dat het in de civiele dossiers ontbrak aan daadkracht en dat de rappellen niet (goed) werden bijgehouden.
m. Op 15 april 2010 vond de eindevaluatie plaats in aanwezigheid van [eiseres], [A], [B] en [C]. Tijdens dit gesprek deelde [C] aan [eiseres] mee dat er onvoldoende verbeteringen in de re-integratie waren en dat FNV Bouw daarom de re-integratie niet wilde voortzetten:
[C] deelt meteen aan het begin van het gesprek de conclusie van FNV Bouw mee. De conclusie is dat FNV Bouw de re-integratie niet wil voortzetten. [C] zal de redenen hiervoor later in dit gesprek toelichten.
[C] geeft aan dat werkgever vanaf januari 2005 meer dan voldoende re-integratie inspanningen heeft verricht en dat er onvoldoende verbeteringen in de re-integratie zijn. (…)
[C] geeft duidelijk aan dat het niet zinvol is de re-integratie voort te zetten. FNV Bouw ziet geen verbetering in de situatie van [eiseres]. Er zijn nu 5 jaar van re-integreren voorbij en hij wil niet nog een 6e of 7e jaar ingaan. Het is beter voor zowel [eiseres] persoonlijk als ook voor FNV Bouw om hiermee te stoppen. [eiseres] is het er niet mee eens en zegt dat ze het er niet bij laat zitten. [C] geeft nogmaals aan dat hij echt geen mogelijkheden ziet voor re-integratie binnen FNV Bouw en dat op basis van het dossier de werkgever alles binnen het redelijke heeft gedaan. (gespreksverslag 16 april 2010)
n. [eiseres] heeft op 19 april 2010 schriftelijk geprotesteerd en verzocht om de beslissing om de re-integratie stop te zetten te herzien.
o. Bij brief van 20 april 2010 heeft Van de Werf het standpunt van FNV Bouw nader toegelicht en [eiseres] meegedeeld dat aan haar verzoek om herziening van dat standpunt geen gehoor wordt gegeven. In dit verband merkt [C] onder meer op:
Er zijn objectief bezien de nodige kanttekeningen te plaatsen bij je functioneren. Zo valt te vernemen dat je tempo nog niet conform de norm is, je moeite hebt met of blijft hebben met zittingen, je bij civiele zaken dossiers niet kunt doorgrijpen, spoedzaken en andere eventualiteiten je direct van slag brengen. Dit gecombineerd met het ook door mij geconstateerde veelvuldige verzuim sedert de (andermaal) hernieuwde aanvang van re-integratieactiviteiten brengt mij tot de conclusie dat je helaas niet (meer) geschikt bent om als procesjurist te functioneren.
p. Bij brief van 27 april 2010 heeft ook [A] (tevergeefs) geprotesteerd tegen de gang van zaken en verzocht om een nieuw eindevaluatiegesprek. Deze brief luidt als volgt:
Op 15 april vond het eindevaluatiegesprek plaats ter afronding van het 6 maanden durende re-integratietraject van mevrouw [eiseres].
Afgelopen periode heb ik veel nagedacht over het merkwaardige gesprek. Ik kom tot de conclusie dat er feitelijk helemaal geen evaluatie heeft plaatsgevonden. Tijdens de bijeenkomst, bedoeld als evaluatie van het eerder genoemde traject, werd meteen vanuit één conclusie vertrokken, namelijk dat re-integratie niet mogelijk was en dat er maar één optie was, nl. stoppen. Dit standpunt werd vervolgens onwrikbaar verdedigd.
U baseerde zich op de hele periode van 5 jaar, deels misschien om begrijpelijke redenen, maar afgesproken was dat evaluatie betrekking zou hebben op de laatste 6 maanden en dat deze ook bepalend zouden zijn. Ik constateer dat hier nauwelijks bij is stilgestaan.
Er is geen opening geboden om te onderzoeken, of zelfs maar te bespreken, op welke wijze mevrouw [eiseres] behouden kan worden voor het arbeidsproces. Ik wil benadrukken dat ze onder zeer moeilijke omstandigheden en onder hoge werkdruk heeft laten zien in staat te zijn om haar functioneren, zowel inhoudelijk als in stabiliteit, te kunnen verbeteren.
Elke maatwerkoplossing, bijvoorbeeld 15 uur flexibel inzetbaar binnen de week, beperkt aantal dossiers, loondispensatie vanuit het UWV etc. is daardoor niet onderzocht en werd bij voorbaat afgewezen.
Vanuit dit oogpunt vind ik dat de evaluatie niet of nauwelijks betrekking had op de afgesproken tijdsperiode, omdat u nadrukkelijk de periode voorafgaand erbij heeft betrokken, waardoor haar inhoudelijk functioneren niet aan de orde is geweest. Omdat de wijze waarop er nu is geëvalueerd in strijd is met de afspraak die we in september 2009 maakten, zou het proces overgedaan moeten worden en wel op de juiste, afgesproken wijze.
Ik ben geschrokken van de heftigheid en de frontale benadering die u koos. De totale afwijzing en veel inhoudelijke argumenten maakten dat ik aan de kantlijn stond. Het overviel me ook en dat is mede de reden dat u schriftelijk mijn reactie ontvangt op het gesprek.
Om recht te doen aan alle betrokken en mevrouw [eiseres] in het bijzonder verzoek ik u om een nieuw eindevaluatiegesprek.
q. [eiseres] heeft een deskundigenoordeel gevraagd bij het UWV ter beantwoording van de vraag of FNV Bouw voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Dit verzoek is door het UWV aangehouden in afwachting van een nieuw verzekeringsgeneeskundig onderzoek om de actuele belastbaarheid van [eiseres] vast te stellen.
r. De verzekeringsgeneeskundige rapporteerde op 2 juni 2010:
Cliënte is in haar werk gereïntegreerd in eigen functie van jurist met de restrictie ten aanzien van spoeddossiers en een urenbeperking van 20 uur. (…)
Cliënte werkte tot 15-4-2010 in eigen functie voor 20 uur per week met nog een restrictie ten aanzien van spoeddossiers. (…)
Uit het huidige onderzoek blijkt dat de belastbaarheid zich evident heeft hersteld. Er gelden nog alleen beperkingen ten aanzien van veelvuldig voorkomende strakke deadlines. Dit is weergegeven in de FML. (…)
Als de maatgevende arbeid jurist is met 35 uur per week, dan is het antwoord in de D.O. vraagstelling dat cliënte nog niet volledig arbeidsgeschikt is voor de maatgevende arbeid (gezien de 20 uur en de restrictie ten aanzien van spoeddossiers). (…)
De verwachting is dat de medische situatie op lange termijn wezenlijk zal verbeteren. De verwachting is dat de functionele mogelijkheden op lange termijn wezenlijk zullen toenemen. (…)
Er is sprake van verminderde benutbare mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek. Hierdoor is cliënt aangewezen op werkzaamheden conform de opgestelde functionele mogelijkhedenlijst. Cliënt kan deze mogelijkheden duurzaam benutten.
s. Op 31 mei 2010 heeft [eiseres] zich bij FNV Bouw gemeld om haar werk te hervatten, waarop FNV Bouw haar naar huis heeft gestuurd.
t. Bij brief van diezelfde datum heeft FNV Bouw aan [eiseres] meegedeeld dat FNV Bouw een ontslagvergunning zou gaan aanvragen en heeft zij [eiseres] verzocht om niet meer op kantoor te komen om te re-integreren of te werken. Inmiddels heeft FNV Bouw UWV Werkbedrijf verzocht toestemming te geven het dienstverband met [eiseres] te beëindigen.
3. Het geschil van partijen
3.1. [eiseres] vordert dat FNV Bouw bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wege van voorlopige voorziening wordt veroordeeld om haar binnen twee werkdagen na betekening van het vonnis te werk te stellen in haar eigen functie van procesjurist op het regiokantoor te [plaats] tegen een salaris van € 3.384,48 bruto per maand en vermeerderd met alle loonsverhogingen waarop de wet en/of de CAO recht geeft, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor iedere dag dat FNV Bouw daarmee nadien in gebreke blijft, en met veroordeling van FNV Bouw in de kosten van de procedure.
3.2. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat zij op non-actief is gesteld en ten onrechte niet meer is toegelaten tot haar werkzaamheden als procesjurist. Daartoe voert zij het volgende aan. Een gegronde reden, laat staan dringende reden, voor opnonactiefstelling ontbreekt. Een werkgever mag een opnonactiefstelling niet gebruiken als oneigenlijk middel om een gewenst ontslag te bereiken. Het traject was nog niet afgerond. Uit alle gegevens bleek dat de werkhervatting succesvol was: [eiseres] doet niet onder voor haar collega’s. De re-integratie is ten onrechte gestaakt door FNV Bouw. FNV Bouw is gehouden om haar te werk te stellen, nu zij gedeeltelijk arbeidsgeschikt is voor eigen werk. Ten onrechte is geen loonwaarde toegekend aan haar werk. Daardoor heeft FNV Bouw in feite een gratis arbeidskracht gehad. Voorts is de beslissing niet zorgvuldig geweest en is geen sprake geweest van hoor- en wederhoor. Ten slotte heeft [eiseres] geen eerlijke kans gekregen om met de aanwijzingen van [B] (van 24 februari 2010) aan de slag te gaan. De vordering tot loondoorbetaling is gebaseerd op artikel 48 lid 3 CAO, dat bepaalt dat de gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer, die werkt voor het deel waarvoor hij arbeidsgeschikt is, recht heeft op volledige doorbetaling van loon.
3.3. FNV Bouw voert verweer; zij meent dat er geen gronden zijn voor de vordering. [eiseres] is arbeidsongeschikt sedert januari 2005. Re-integratie, met als einddoel werkhervatting in haar eigen functie van aankomend procesjurist, is niet gelukt. Inmiddels zijn er geen salarisverplichtingen meer voor FNV Bouw. FNV Bouw concludeert tot afwijzing van de vordering.
FNV Bouw licht haar standpunt als volgt nader toe. [eiseres] is volledig arbeidsongeschikt en is in feite al vijf jaar niet meer werkzaam als procesjurist. Zij heeft in het kader van arbeidstherapie dossiers behandeld, maar steeds onder begeleiding, met een zeer bescheiden tempo en zeker niet als volwaardig procesjurist. Tewerkstelling in die functie is onmogelijk omdat ze die functie niet daadwerkelijk kan vervullen gezien haar arbeidsongeschiktheid. Er wordt meer gevorderd dan [eiseres] aankan. Van een opnonactiefstelling is geen sprake geweest. Wat er is gebeurd is dat FNV Bouw heeft besloten te stoppen met de re-integratie, omdat er geen enkel zicht was op het succesvol bereiken van het door partijen in gezamenlijk overleg vastgestelde doel. Andere passende functies zijn voor [eiseres] niet beschikbaar. FNV Bouw heeft steeds zorgvuldig gehandeld. De beschuldiging dat zij [eiseres] geen eerlijke kans heeft gegeven is niet terecht. Omdat de arbeidsongeschiktheid inmiddels meer dan vijf jaar duurt zijn er ook geen financiële verplichtingen meer voor FNV Bouw. De verplichting tot aanvulling van de WGA-uitkering is vervallen per 18 januari 2010 op grond van de CAO.
4.1. [eiseres] stelt dat zij gedeeltelijk arbeidsgeschikt is en dat van FNV Bouw mag worden verwacht dat zij gebruik maakt van haar aanbod om te komen werken voor 20 uur per week zonder spoedzaken. FNV Bouw betwist dit.
4.2. Naar het oordeel van de kantonrechter is [eiseres] arbeidsgeschikt voor 20 uur per week in eigen werk zonder spoedzaken. De kantonrechter overweegt daartoe in de eerste plaats dat de verzekeringsgeneeskundige rapportage van 2 juni 2010 vermeldt: ‘Uit het huidige onderzoek blijkt dat de belastbaarheid zich evident heeft hersteld. Er gelden nog alleen beperkingen ten aanzien van veelvuldig voorkomende strakke deadlines. Als de maatgevende arbeid jurist is met 35 uur per week, dan is het antwoord in de D.O. vraagstelling dat cliënte nog niet volledig arbeidsgeschikt is voor de maatgevende arbeid (gezien de 20 uur en de restrictie ten aanzien van spoeddossiers). (…) De verwachting is dat de medische situatie op lange termijn wezenlijk zal verbeteren. De verwachting is dat de functionele mogelijkheden op lange termijn wezenlijk zullen toenemen. (…) Cliënt kan deze mogelijkheden duurzaam benutten.’ Hieruit volgt dat [eiseres] wel gedeeltelijk arbeidsgeschikt is.
4.3. Eind maart 2010 is [eiseres] enige tijd uitgevallen in verband met hartklachten.
FNV Bouw heeft [eiseres] kennelijk niet meer door bedrijfsarts laten controleren, terwijl [eiseres] zich - ter zitting door FNV Bouw niet betwist - op het standpunt stelt dat de hartklachten geen belemmering meer vormden. Wat betreft de klachten die aanvankelijk tot haar arbeidsongeschiktheid hebben geleid was zij reeds gedeeltelijk arbeidsgeschikt verklaard door de bedrijfsarts (zie rapportage bedrijfsarts 10 september 2009); daaraan doet niet af dat FNV Bouw nog geen loonwaarde heeft toegekend aan het werk dat [eiseres] deed.
4.4. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eiseres] arbeidsgeschikt moet worden geacht voor 20 uur per week in eigen werk zonder spoedzaken.
4.5. Vervolgens staat ter beantwoording de vraag of FNV Bouw [eiseres] moet toelaten tot het verrichten van arbeid tegen betaling van loon, met andere woorden of FNV Bouw gebruik moet maken van het aanbod van [eiseres] om te komen werken voor 20 uur per week zonder spoedzaken tegen betaling van loon.
4.6. Naar het oordeel van de kantonrechter gaat het erom of in de omstandigheden van het geval redelijkerwijze van de werkgever kan worden gevergd dat hij van de aangeboden arbeid tegen betaling van loon gebruik maakt, waarbij het aan de werkgever is om omstandigheden te stellen en, zo nodig, te bewijzen die de gevolgtrekking wettigen dat zulks niet het geval is (vgl. HR 13 december 1991, NJ 1992/441 (Goldsteen/Roeland). Onder omstandigheden kan van de werkgever worden gevergd dat hij zijn bestaande organisatie of arbeidsverdeling wijzigt of aanpast met het oog op het aanbod van de werknemer.
4.7. FNV Bouw heeft slechts aangevoerd dat zij [eiseres] niet wil laten werken omdat duurzame re-integratie (naar de kantonrechter begrijpt: werkhervatting in haar volledige eigen functie voor 20 uur per week) onhaalbaar zou zijn. In dit verband had het op de weg van FNV Bouw als goed werkgever gelegen om de op 15 april 2010 te nemen beslissing eerst te nemen ná consultering op dat punt van de bedrijfsarts, en indien partijen van mening mochten verschillen over de inhoud van dat advies, ná het inwinnen van een second opinion bij het UWV, ná consultering van de re-integratieadviseur, en ná het horen van [eiseres]. In plaats hiervan heeft FNV Bouw op15 april 2010 eenzijdig besloten de re-integratie per direct te stoppen. Ter zitting is door FNV Bouw (in de persoon van [C]) meegedeeld dat dit besluit al vóór het gesprek genomen was. Dit strookt met de conclusie van re-integratieadviseur [A] ‘dat er feitelijk helemaal geen evaluatie heeft plaatsgevonden. Tijdens de bijeenkomst, bedoeld als evaluatie van het eerder genoemde traject, werd meteen vanuit één conclusie vertrokken, namelijk dat re-integratie niet mogelijk was en dat er maar één optie was, nl. stoppen. Dit standpunt werd vervolgens onwrikbaar verdedigd.’ [A] tekent hierbij aan dat hij is geschrokken van de heftigheid en de frontale benadering die [C] koos. [A's] verzoek om een nieuwe evaluatie werd vervolgens afgewezen.
Onder deze omstandigheden is de conclusie dat duurzame re-integratie onhaalbaar zou zijn voorbarig.
4.8. Daarnaast dienen de volgende omstandigheden in aanmerking te worden genomen.
- [eiseres] stelt dat zij na 24 februari 2010 geen begeleiding van enige omvang heeft gehad; FNV Bouw betwist dat maar heeft geen feiten ter onderbouwing van haar standpunt gesteld. - De aanmerkingen op de wijze waarop [eiseres] haar werkzaamheden verrichtte zijn door [eiseres] weersproken. [eiseres] betwist dat haar tempo zou achterblijven en stelt dat zij niet onderdoet voor haar collega’s. Zij verricht alle werkzaamheden behorende bij de functie, met uitzondering van spoedzaken (voor spoedzaken stelde de bedrijfsarts een beperking). [eiseres] stelt dat zij heeft laten zien geschikt te zijn voor de functie en het afgelopen half jaar heeft bewezen dat zij haar werkzaamheden als procesjurist weer (nagenoeg) volledig aankan. FNV Bouw heeft dit niet kunnen ontzenuwen. De gespreksverslagen vermelden slechts kwalificaties (bijvoorbeeld: niet doorpakken in civiele zaken), maar niet de feiten waarop die kwalificaties gestoeld zijn. Uit de voortgangsrapportage van [A] met betrekking tot de periode juli 2008 - juni 2009 blijkt weliswaar dat [eiseres] zelf (ook) vond dat zij te langzaam werkte, maar [eiseres] stelt tevens dat het in de periode daarna grote vooruitgang is geboekt en dat zij op zijn minst de productienorm haalde (met uitzondering van spoedzaken).
4.9 Ten slotte neemt de kantonrechter in aanmerking dat [eiseres] belang heeft bij wedertewerkstelling met het oog op de ontslagvergunningaanvraag. Aangenomen moet immers worden dat de kans op verlening van de ontslagvergunning groter is in het geval zij niet meer werkzaam is en zich bij de opnonactiefstelling heeft neergelegd.
4.10. Gelet op dit alles is naar het oordeel van de kantonrechter in het onderhavige geval niet gebleken van omstandigheden die maken dat redelijkerwijze van FNV Bouw niet kan worden gevergd dat zij van de aangeboden arbeid tegen betaling van loon gebruik maakt.
De vordering tot wedertewerkstelling zal dan ook worden toegewezen, in die zin dat FNV Bouw zal worden veroordeeld om [eiseres] te werk te stellen in haar eigen functie van procesjurist op het regiokantoor te [plaats] voor 20 uur per week zonder spoedeisende zaken.
4.11. Met betrekking tot de loonvordering overweegt de kantonrechter als volgt.
De vordering tot loondoorbetaling is, naar [eiseres] stelt, gebaseerd op artikel 48 lid 3 CAO, dat bepaalt dat de gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer, die werkt voor het deel waarvoor hij arbeidsgeschikt is, recht heeft op volledige doorbetaling van loon. Deze bepaling is echter niet van toepassing, nu geen sprake is van arbeidsongeschiktheid ingetreden vóór 1 januari 2004. Aangezien sprake is van arbeidsongeschiktheid ingetreden ná 1 januari 2004, is artikel 49 CAO van toepassing. Dat artikel bepaalt in lid 5 dat de werknemer die in aansluiting op de termijn van twee jaar waarin hij recht heeft op volledige doorbetaling van het salaris arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA/WGA en die (beperkt) zijn arbeid of andere gangbare arbeid in dienst van de werkgever verricht, aanspraak heeft op een aanvulling op het inkomen tot 80% dan wel 90% van het salaris. Bedoelde aanvulling wordt blijkens artikel 49 lid 5 CAO betaald gedurende:
- het 3e jaar;
- het 4e jaar, indien de werknemer op de eerste ziektedag 5 jaar of langer in dienst is;
- het 5e jaar, indien de werknemer op de eerste ziektedag 10 jaar of langer in dienst is;
- het 6e en 7e jaar, indien de werknemer op de eerste ziektedag 15 jaar of langer in dienst is;
- het 8e en 9e jaar, indien de werknemer op de eerste ziektedag 20 jaar of langer in dienst is.
Uit het bovenstaande volgt dat het recht op bedoelde aanvulling is komen te vervallen na het verstrijken van het vierde ziektejaar (dus op 18 januari 2009), nu [eiseres] op de eerste ziektedag langer dan vijf jaar, maar korter dan tien jaar in dienst was. [eiseres] kan derhalve geen aanspraak maken op aanvulling op het inkomen tot 80% dan wel 90% van het salaris.
Wel heeft [eiseres] recht op loon voor 20 uur arbeid per week zonder spoedzaken. Een vergoeding ter grootte van 90% van het overeengekomen salaris - naar rato van de aangepaste arbeidsduur - komt kantonrechter redelijk voor. Dit betekent dat de loonvordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 1.933,99 bruto per maand (zijnde 90% x 20/35 x € 3.760,53).
4.12. FNV Bouw zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het geding worden veroordeeld.
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
veroordeelt FNV om [eiseres] binnen twee werkdagen na betekening van het vonnis te werk te stellen in haar eigen functie van procesjurist op het regiokantoor te [plaats] voor 20 uur per week zonder spoedeisende zaken, tegen een salaris van € 1.933,99 bruto per maand en vermeerderd met alle loonsverhogingen waarop de wet en/of de CAO recht geeft, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500, per dag voor iedere dag dat FNV daarmee nadien in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000, .
veroordeelt FNV tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 612,01 waarin begrepen € 400,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2010.