ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
14 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
268738 / HA ZA 09-1343
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de waarde van een beleggingsverzekering

In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht werd behandeld, ging het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen twee partijen, [eiser] en [gedaagde]. De rechtbank heeft op 14 juli 2010 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin de waarde van een beleggingsverzekering centraal stond. De rechtbank heeft eiser in reconventie de gelegenheid gegeven om zich nader uit te laten over de waarde van de beleggingsverzekering, maar oordeelde dat het door eiser ingebrachte overzicht onvoldoende was om de waarde vast te stellen. De reconventionele vordering van gedaagde werd op dit punt toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de eis van eiser om de door hem betaalde premies in mindering te brengen op de waarde van de verzekering, als een eisvermeerdering moest worden beschouwd en daarom buiten beschouwing werd gelaten wegens strijd met de goede procesorde.

De rechtbank verdeelde de huwelijksgoederengemeenschap en oordeelde dat de beleggingsverzekering bij Aegon met overeenkomstnummer 1980016199 aan eiser moest worden toebedeeld. Eiser werd verplicht om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de helft van de waarde van deze verzekering aan gedaagde te voldoen. De rechtbank hield rekening met het effect van een akkoord tussen Aegon en de Stichting Verliespolis en de Stichting Woekerpolis Claim, dat mogelijk invloed had op de waarde van de verzekering. Daarnaast werd vastgesteld dat alle tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenen overeenkomstig de Wet Verevening Pensioenen moesten worden verevend. De rechtbank compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg, en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 268738 / HA ZA 09-1343
Vonnis van 14 juli 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.J. van Ewijk,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.M. Strengers.
Partijen zullen hierna respectievelijk [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 maart 2010;
- de brief van [eiser] van 15 april 2010 met één productie;
- de akte uitlating productie, tevens wijziging/vermeerdering van eis van [gedaagde] van 28 april 2010;
- de beslissing van de rolrechter van 19 mei 2010, waarbij het verzoek van [gedaagde] tot het nemen van een nadere akte is afgewezen.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie en in reconventie
2.1. De rechtbank blijft bij en verwijst naar hetgeen zij in haar tussenvonnis van 31 maart 2010 heeft overwogen.
2.2. In r.o. 4.2 van dit tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat tussen partijen niet in geschil is dat de beleggingsverzekering bij Aegon Spaarkas N.V. (hierna: Aegon) met overeenkomstnummer 1980016199 aan [eiser] moet worden toebedeeld, waarbij hij wegens overbedeling gehouden is de helft van de waarde van deze verzekering aan [gedaagde] te vergoeden. In r.o. 4.3 van dit tussenvonnis heeft de rechtbank vastgesteld dat tussen partijen evenmin in geschil is dat als peildatum voor de waarde van de beleggingsverzekering de datum van de verdeling heeft te gelden. Omdat het door [eiser] in het geding gebrachte overzicht over 2008 niet toereikend is om deze waarde vast te stellen, heeft de rechtbank hem in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de omvang van het spaartegoed.
2.3. [eiser] heeft vervolgens bij brief van 15 april 2010 een door Aegon verstrekt overzicht (gedateerd 31 januari 2010) in het geding gebracht. Uit dit overzicht blijkt dat de waarde van de beleggingsverzekering per 31 december 2009 EUR 8.179,95 bedraagt. In de begeleidende brief van Aegon van februari 2010 is onder meer geschreven:
“In juli 2009 heeft AEGON een akkoord gesloten met de Stichting Verliespolis en Stichting Woekerpolis Claim over de hoogte van de kosten bij particuliere beleggingsverzekeringen. (…) Graag wijzen wij u erop dat 70% van onze klanten nu al minder kosten betaalt dan wat in het akkoord is afgesproken. U ontvangt uiterlijk begin 2011 bericht van ons over het effect van het akkoord voor uw beleggingsverzekering. In het overzicht dat u nu ontvangt is dit nog niet verwerkt.”
In zijn brief stelt [eiser] zich verder op het standpunt dat de verzekeringspremies volledig door hem zijn voldaan, zodat de inleg die hij in 2009 heeft gedaan op de waarde van de verzekering in mindering moet worden gebracht.
2.4. In haar akte van 28 april 2010 stelt [gedaagde] dat het door [eiser] in het geding gebrachte overzicht van Aegon onvoldoende is om de waarde van de beleggingsverzekering per datum verdeling te bepalen. Deze verzekering moet namelijk worden gewaardeerd per de datum van feitelijke verdeling, althans een daarbij zo dicht mogelijk gelegen datum, aldus [gedaagde].
Voorts stelt zij dat uit de brief van Aegon van februari 2010 (zie r.o. ?2.3) blijkt dat de waarde van de verzekering naar boven zal worden bijgesteld. Hierom, en mede om de procedure niet op te houden, wijzigt [gedaagde] haar primaire en subsidiaire eis (onder respectievelijk IV. t/m VI. en VIII. t/m X). De gewijzigde eis luidt – zakelijk weergegeven – als volgt:
- [eiser] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde] te voldoen, uiterlijk binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, de helft van het saldo van de van de ontbonden gemeenschap deel uitmakende beleggingsverzekering afgesloten met Aegon onder polisnummer 1980016199, overeenkomstig de door Aegon te verstrekken specificatie en berekend naar de datum van betaling door [eiser] aan [gedaagde];
- het hierboven bepaalde te vermeerderen met de helft van de kostenvergoeding, althans de helft van de meerwaarde van de polis als gevolg van de door Aegon door te voeren correcties overeenkomstig het akkoord gesloten tussen Aegon en de Stichting Verliespolis en de Stichting Woekerpolis Claim, eveneens berekend naar de datum van betaling door [eiser] aan [gedaagde] overeenkomstig een door Aegon te verstrekken specificatie;
- voor zover [eiser] in gebreke mocht blijven te voldoen aan de veroordeling overeenkomstig het gevorderde: hem te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente gerekend vanaf de dag van betekening van het in dezen te wijzen vonnis tot de dag der algehele voldoening, berekend over de hoofdsom en de kostenvergoeding.
Ten slotte verzet [gedaagde] zich tegen het verzoek van [eiser] om de inleg die hij in 2009 heeft voldaan, in mindering te brengen op de waarde van de beleggingsverzekering. Ter onderbouwing daarvan stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat tussen partijen ter gelegenheid van de comparitie overeen is gekomen dat de waarde van de verzekering per de datum van de feitelijke verdeling zal worden verdeeld, waarbij [eiser] geen verdere voorwaarden of restricties heeft gesteld.
2.5. Vast staat dat [eiser] niet heeft gereageerd op [gedaagde]s eiswijziging.
2.6. Het door [eiser] in het geding gebrachte overzicht over 2008 noemt een waarde van EUR 5.634,-. Het overzicht over 2009 noemt een waarde van EUR 8.179,95. Gelet op het verschil tussen deze bedragen is het niet onwaarschijnlijk dat de huidige waarde van de beleggingsverzekering inmiddels significant hoger is dan laatstgenoemd bedrag. Met [gedaagde] is de rechtbank daarom van oordeel dat het laatste overzicht waarop [eiser] zich beroept nog steeds niet toereikend is om de huidige waarde van de beleggingsverzekering vast te stellen.
2.7. De gewijzigde eis van [gedaagde] veronderstelt voorts dat het akkoord dat Aegon heeft gesloten met de Stichting Verliespolis en de Stichting Woekerpolis Claim tot een aanpassing van de waarde van de beleggingsverzekering kan leiden. De rechtbank zal uitgaan van de juistheid van deze veronderstelling, omdat [eiser] deze niet heeft weersproken.
2.8. Anders dan [gedaagde] stelt, hebben partijen ter zitting geen wilsovereenstemming bereikt over de verdeling van de waarde van de beleggingsverzekering per datum van de feitelijke verdeling. Ter zitting is wel gebleken dat partijen het er op zichzelf over eens waren dat de beleggingsverzekering aan [eiser] toebedeeld moest worden en dat de helft van de waarde ervan door hem aan [gedaagde] betaald moet worden, hetgeen ook het standpunt is dat [eiser] reeds in zijn conclusie van antwoord in reconventie heeft ingenomen. Zijn nu pas ingenomen – en overigens niet onderbouwde – stelling dat de door hem betaalde premies in mindering moeten worden gebracht op de waarde van de beleggingspolis, moet dan ook worden beschouwd als een eisvermeerdering. Gelet op het (in het bijzonder ter gelegenheid van de comparitie gevoerde) debat tussen partijen is de rechtbank van oordeel dat deze eisvermeerdering buiten beschouwing gelaten moet worden wegens strijd met een goede procesorde.
2.9. Op grond van het voorgaande zal de rechtbank [gedaagde]s eiswijziging in zoverre toewijzen dat [eiser] gehouden is uiterlijk binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de helft van het saldo van de beleggingsverzekering aan [gedaagde] te voldoen, waarbij het effect van het akkoord tussen Aegon en de Stichting Verliespolis en de Stichting Woekerpolis Claim in deze waarde verdisconteerd dient te worden, overeenkomstig de door Aegon te verstrekken specificatie en berekend naar de datum van dit vonnis (zijnde de datum van feitelijke verdeling).
[gedaagde]s vordering tot vergoeding van de wettelijke rente zal op de hierna te vermelden wijze worden toegewezen.
Verdeling huwelijksgoederengemeenschap
2.10. Uit het voorgaande en het in het tussenvonnis van 31 maart 2010 bepaalde volgt dat de rechtbank op de verschillende onderdelen van de huwelijksgoederengemeenschap als volgt beslist.
Beleggingsverzekering
De beleggingsverzekering bij Aegon met overeenkomstnummer 1980016199 zal aan [eiser] worden toebedeeld. [eiser] is gehouden uiterlijk binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de helft van de waarde van deze beleggingsverzekering aan [gedaagde] te voldoen, waarbij het effect van het akkoord tussen Aegon en de Stichting Verliespolis en de Stichting Woekerpolis Claim in deze waarde verdisconteerd dient te worden, overeenkomstig de door Aegon te verstrekken specificatie en berekend naar de datum van dit vonnis.
Als [eiser] in gebreke is te voldoen aan de betaling van de helft van voornoemd saldo, is hij over voornoemde waarde de wettelijke rente verschuldigd, gerekend vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening.
Pensioenen
Alle door partijen tijdens de huwelijkse periode opgebouwde pensioenen dienen, zoals in r.o. 4.4 van het tussenvonnis is aangegeven, overeenkomstig de Wet Verevening Pensioenen te worden verevend.
Geldlening
De geldlening van EUR 80.359,- zal aan [eiser] worden toebedeeld. [gedaagde] is gehouden de helft van deze schuld, zijnde een bedrag van EUR 40.179,50, aan [eiser] te betalen (zie r.o. 4.18 van voornoemd tussenvonnis).
Voormalige echtelijke woning
2.11. Omdat partijen hun geschil met betrekking tot de voormalige echtelijke woning tijdens de comparitie hebben geregeld, welke regeling is vastgelegd in het proces-verbaal van comparitie, hoeft de rechtbank op dit punt niet te oordelen (zie r.o. 4.1 van het tussenvonnis van 31 maart 2010).
Proceskosten
2.12. In r.o. 4.19 van het meermalen genoemde tussenvonnis heeft de rechtbank reeds geoordeeld dat de proceskosten zullen worden gecompenseerd.
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1. stelt de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap vast als overwogen in r.o. ?2.10,
3.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.3. compenseert de kosten van deze procedure, in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt,
3.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2010.