ECLI:NL:RBUTR:2010:BN0716

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/513535-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en overtreding van de Leerplichtwet door minderjarige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 18 mei 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot diefstal met geweld en diefstal. De verdachte, geboren in 1992, was betrokken bij een gewelddadige overval op een sigarenwinkel in Soest op 10 november 2009, waarbij hij samen met een mededader een mes en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gebruikte om de medewerkers te bedreigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de poging tot diefstal, waarbij hij de medewerkers van de winkel met geweld heeft bedreigd. De rechtbank achtte het alternatieve scenario van de verdachte ongeloofwaardig, omdat zijn vingerafdruk op een sigarenblikje was aangetroffen, wat duidde op zijn aanwezigheid tijdens de overval.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van diefstal van een scooter en een motorfiets, waarbij hij samen met anderen handelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal van de scooter door deze uit een kelderbox te nemen, en dat hij betrokken was bij een poging tot diefstal van de motorfiets. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte de aanwijzingen van de jeugdreclassering moest opvolgen. Tevens werd de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder de diefstal van een kentekenplaat en een achterkap van een motor.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/513535-10 en 16/514272-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 mei 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
gedetineerd te Rijksinrichting De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist,
raadsman mr. B.M.E. Drykoningen, advocaat te Utrecht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 4 mei 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/513535-10
feit 1: samen met anderen heeft geprobeerd een overval op een [bedrijf 1] te plegen
feit 2: samen met anderen ’s nachts elektronische artikelen en andere spullen uit de woning van [aangever 1] heeft gestolen, waarbij die [aangever 1] is bedreigd met geweld
parketnummer 16/514272-09
feit 1: samen met anderen een scooter heeft gestolen door een kelderbox open te breken
feit 2: samen met anderen een kentekenplaat en een achterkap van een motor heeft gestolen
feit 3: samen met anderen heeft geprobeerd een motor te stelen door het slot te verbreken
feit 4 en feit 5 (telkens): de Leerplichtwet heeft overtreden
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1 en 2 van parketnummer 16/513535-10 en de feiten 1 primair, 2, 3, 4 en 5 van parketnummer 16/514272-09 heeft gepleegd op grond van de bewijsmiddelen in het dossier. De officier van justitie heeft aangevoerd dat het dactyloscopisch spoor in de feiten 1 en 2 van parketnummer 16/513535-10 tezamen met de respectieve aangiften – en terzake feit 1 tezamen met diverse getuigenverklaringen en camerabeelden - het wettig bewijs vormt dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Gelet op de wisselende dan wel zeer laat afgelegde verklaringen van verdachte over zijn aanwezigheid op de plaatsen van delict, heeft zij ook de overtuiging dat verdachte bij deze feiten betrokken is geweest. Op grond van de aangiften en verklaring van [aangever 2], de onderzoeksbevindingen van de verbalisanten, waaronder de vondsten in de kelderboxen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zo kort na de gepleegde diefstallen, de ter terechtzitting vertoonde beelden en de op bepaalde punten kennelijk leugenachtige verklaringen van verdachte zijn ook de feiten 1 primair, 2, 3 van parketnummer 16/514272-09 wettig en overtuigend bewezen, aldus de officier van justitie.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen met betrekking tot de feiten 1 en 2 van 16/513535-10 en de feiten 1 primair, 2 en 3 van parketnummer 16/514272-09 en dat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De verdediging refereert zich met betrekking tot de feiten 4 en 5 aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging voert het volgende aan. Inzake feit 1 van parketnummer 16/513535-10 kan niet uitgesloten worden dat de vingerafdruk die van verdachte gevonden is op een ander moment dan tijdens de overval op het sigarendoosje terecht is gekomen. Uit het dossier blijkt niet hoelang deze sigaren al op de counter stonden en verdachte komt dagelijks in deze winkel en koopt daar regelmatig sigaren voor zijn vader. Ook ten aanzien van de vingerafdruk inzake feit 2 van parketnummer 16/513535-10 geldt dat niet kan worden vastgesteld dat die ten tijde van de diefstal met geweld is ontstaan. Verdachte heeft verklaard dat hij alleen een aantal dagen voor bedoelde diefstal bij een verkenningsmissie aanwezig is geweest en het is dan ook heel goed mogelijk dat deze vingerafdruk daarvan afkomstig is. Verdachte heeft met betrekking tot feit 1 primair van parketnummer 16/514272-09 verklaard hoe hij aan de scooter is gekomen, namelijk door deze te kopen van iemand in de buurt. Dat aangever het slot dat om de scooter zat kon openen draagt niet bij aan bewijs voor de diefstal, aangezien de mogelijkheid openblijft dat de scooter van aangever niet op slot stond en dat aangever het slot met een reservesleutel heeft geopend. Ook de foto’s van verdachte, zittend op een motor waarvan het slot verbroken is, kunnen inzake feit 3 van parketnummer 16/514272-09 niet als bewijs dienen voor een poging tot diefstal. De raadsman voert aan dat de verdachte heeft verklaard dat hij de verbreking van het slot niet heeft opgemerkt op het moment dat hij op de motor plaatsnam.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. Parketnummer 16/513535-10 feit 1
De rechtbank is bij zijn beoordeling uitgegaan van de navolgende, uit getuigen(verklaringen), zich in het dossier bevindend en/of ter terechtzitting waargenomen beeld- en fotomateriaal en deskundigenonderzoek, gebleken feiten en omstandigheden.
Op 10 november 2009, om 20.45 uur, rennen twee jongens met bivakmutsen over hun hoofd de [bedrijf 1] aan de [adres] te Soest binnen . Eén van deze jongens had een mes met een lengte van ongeveer 20 cm in zijn rechterhand , de andere jongen een op een antracietkleurig vuurwapen gelijkend voorwerp, mogelijk een zogenaamde bibi-gun of ander soort neppistool . De jongen met het mes is volgens getuigen 15 à 16 jaar oud, lichtgetint, 1,72-1,80m lang , tengere bouw, Turks/Marokkaans en heeft een kleine mond. De jongen met het op een vuurwapen gelijkende voorwerp is langer dan de jongen met het mes (ongeveer 1.80-1.85m), is ongeveer 16-17 jaar oud en heeft een licht getinte huidskleur, vermoedelijk van Turks/Marokkaanse afkomst. De beide jongens dragen geen handschoenen.
De beide jongens rennen na binnenkomst direct tezamen in de richting van de counter in de [bedrijf 1] waar onder meer sigaretten worden verkocht. De jongen met het mes slaat vervolgens meermalen met het lemmet van het mes op de balie . Deze jongen roept ook: “Wij willen geld, wij willen geld; maak de kassa open”. De jongen met het op een vuurwapen gelijkende voorwerp richt zijn wapen ook op de 17-jarige [bedrijf 1]medewerker [aangever 3] en roept daarbij meermalen: “geef geld”. [aangever 3] geeft daarop aan dat hij de kassa niet kan openen.
De jongen met het mes loopt vervolgens om de balie heen naar de andere daar aanwezige kassa en begint op diverse knoppen van de kassa te slaan. Het lukt hem echter niet om de kassa te openen. Hierna pakt de jongen met het mes een aantal sigaren die op de balie staan en gooit ze direct weg . De jongen met het mes maakt ook een zwaaiende beweging met het mes en slaat of gooit een houder met sigarendoosjes van de balie. Op beeldmateriaal is tevens zichtbaar dat hij met zijn linkerhand een sigarendoosje of -blikje pakt dat in een rek op de counter staat. Daarna rennen de beide jongens naar buiten.
Nog dezelfde dag om 21.35 uur wordt door de technische recherche op de vloer voor de balie in de betreffende [bedrijf 1] een sigarenblikje aangetroffen. Dit sigarenblikje is vervolgens onderzocht, waarbij een vingerafdruk op de voorzijde van het sigarenblikje werd aangetroffen. Twee deskundigen van de KLPD hebben vervolgens deze vingerafdruk onderzocht, waarna gerapporteerd is dat de aangetroffen vingerafdruk identiek is aan een zich op een bij de politie aanwezig (vinger)afdrukkenblad bevindende afdruk van de linkerduim van verdachte.
Nadere bewijsoverwegingen
Door de verdediging is niet betwist dat de aangetroffen vingerafdruk afkomstig is van verdachte. Wel heeft verdachte, zo begrijpt de rechtbank dit althans, een zogenaamd alternatief scenario aangevoerd. Verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat zijn vingerafdruk mogelijk op het sigarenblik is gekomen toen hij bij een eerdere gelegenheid bij deze [bedrijf 1] sigaren voor zijn vader heeft gekocht.
De rechtbank acht dit alternatieve scenario ongeloofwaardig en overweegt daartoe het navolgende.
De rechtbank heeft hierbij allereerst betrokken het tijdstip waarop verdachte met zijn (alternatieve) scenario is gekomen, namelijk eerst ter terechtzitting en derhalve ook eerst na kennisname van het volledige dossier. De rechtbank constateert in dit verband dat verdachte in zijn eerste politieverhoor d.d. 20 januari 2010 heeft gezegd dat hij “wel eens”, in de betreffende [bedrijf 1] kwam, doch dat hij als hij boodschappen deed dat meestal bij een andere, dichterbij zijn huis gelegen, supermarkt deed . Enige meer concrete datum-en/of tijdsaanduiding wanneer hij in voormelde [bedrijf 1] aan de [adres] zou zijn geweest, heeft verdachte daarbij niet gegeven. Voorts heeft verdachte in datzelfde verhoor aangegeven zelf niet te roken. Hij heeft er toen geen melding van gemaakt dat hij in deze supermarkt echter wel voor zijn vader sigaren zou hebben gekocht. Evenmin heeft hij dat in drie opvolgende verhoren bij de politie en het verhoor bij de rechter-commissaris gedaan. Eerst ter terechtzitting op 4 mei 2010 heeft verdachte vervolgens verklaard dat hij bij deze [bedrijf 1] wel eens sigaren voor zijn vader zou hebben gekocht. Verdachte heeft geen redelijke verklaring gegeven waarom hij niet eerder met zijn scenario is gekomen, terwijl hij daartoe ruimschoots de gelegenheid had. De rechtbank constateert bovendien dat verdachte zijn verklaringen op dit punt, met name inzake de frequentie van zijn bezoeken aan de [bedrijf 1] aan de [adres], voortdurend aanpast aan de aan hem verstrekte uitkomsten van het politieonderzoek.
De rechtbank stelt in dit verband voorts vast dat verdachtes verklaring voor het aantreffen van zijn vingerafdruk op het sigarenblikje zo algemeen en vaag geformuleerd is, dat deze geen concrete aanknopingspunten voor nader onderzoek en/of objectieve verificatie biedt. Verdachte heeft zijn verklaring ook zelf niet nader feitelijk onderbouwd. Evenmin heeft verdachte enige informatie omtrent een mogelijk alibi verstrekt. Ook deze omstandigheden dragen niet bij tot versterking van de geloofwaardigheid van verdachtes relaas.
Tevens heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte zelf heeft verklaard rechtshandig te zijn , terwijl de op het sigarenblikje aangetroffen vingerafdruk afkomstig is van zijn linkerduim. De rechtbank acht het onaannemelijk dat verdachte bij een normale aankoop van sigaren als rechtshandige met zijn linkerduim een op de balie staand sigarenblikje zou hebben aangeraakt. Dit past echter wel in de ook op de beelden zichtbare situatie waarin een overvaller in zijn rechterhand een mes heeft en daardoor slechts met zijn nog vrije linkerhand het betreffende sigarenblikje kan pakken.
Tenslotte heeft de rechtbank bij de algehele bewijsbeoordeling meegewogen dat verdachte geen nadere informatie heeft kunnen of willen geven over waar en/of met wie hij, indien hij niet bij de overval aanwezig was, dan wel op de avond van de overval zou hebben verbleven.
Voorgaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, maken dat de rechtbank van oordeel is dat het door verdachte aangevoerde alternatieve scenario als zijnde ongeloofwaardig terzijde dient te worden gesteld.
Uit de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden blijkt dat er een gewelddadige overval is geweest, waarbij door een van de overvallers, de overvaller met het mes, met zijn linkerhand een sigarenblikje is beetgepakt en/of daarmee is gegooid. Op een op de plaats delict op de grond aangetroffen sigarenblikje is een vingerafdruk aangetroffen. Deze vingerafdruk komt overeen met die van de linkerduim van verdachte. Verdachte heeft voor het aantreffen van zijn vingerafdruk geen geloofwaardige verklaring kunnen of willen geven. Voorts constateert de rechtbank dat verdachte op meerdere punten voldoet aan het gegeven signalement (geslacht, ongeveer dezelfde leeftijd, huidskleur, afkomst, postuur, lengte) van een van de overvallers, te weten dat van de jongen met het mes.
Deze feiten en omstandigheden tezamen maken dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte samen met een ander de hem tenlaste gelegde poging tot overval op 10 november 2009 op de [bedrijf 1] te Soest heeft gepleegd.
4.3.2. Parketnummer 16/513535-10 feit 2
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier en de behandeling ter terechtzitting onvoldoende wettig bewijs voorhanden is dat de verdachte ook ten tijde van het misdrijf op de plaats van het misdrijf aanwezig was en bij het misdrijf betrokken was. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
4.3.3. Parketnummer 16/514272-09 feit 1
Op 21 november 2009 doet [aangever 2] aangifte van diefstal van zijn blauwe scooter, merk Piaggo, kenteken [kenteken]. Hij verklaart dat zijn scooter in de kelderbox van zijn flat in Soest stond en dat deze scooter door middel van een goedgekeurd slot was afgesloten, dat de scooter daarnaast op het stuurslot stond en dat de sleutels van de scooter er niet inzaten. Tussen 20 november 2009 te 12.00 uur en 21 november 2009 te 17:30 uur is de toegangsdeur van de schuurbox geforceerd en zijn scooter weggenomen. Enkele uren later krijgt aangever een tip van iemand dat zijn scooter in de kelderbox van perceelnummer 73 van het [adres] te Soest zou staan. Wanneer de verbalisanten gaan kijken treffen ze in de kelderbox, behorend bij laatstgenoemd adres, een blauwe Piaggo scooter aan met het kenteken [kenteken], met een slot om de achterband. Aangever kan dit slot in het bijzijn van de politie openen met de sleutel die hij bij zich heeft.
Verdachte woont op laatstgenoemd adres en zowel zijn moeder als zijn zus verklaren dat hij de enige is die daadwerkelijk gebruik maakt van de kelderbox.
Verdachte verklaart aanvankelijk bij de politie dat hij niets weet van de scooter, maar dat het mogelijk is dat anderen die scooter in zijn kelderbox gezet hebben omdat hij zijn sleutels is kwijtgeraakt. Ter terechtzitting verklaart verdachte echter dat hij de scooter die dag voor € 300,-- in een nabijgelegen parkje heeft gekocht van een jongen die [naam] heet. Hij verklaart dat die jongen hem heeft geholpen de scooter in de kelderbox te zetten, dat die jongen het slot erom heeft gedaan en dat hij slechts de helft heeft betaald van de € 300,--, omdat hij de papieren van de scooter nog moest krijgen. De rechtbank acht deze verklaringen van verdachte echter ongeloofwaardig. De verklaring van verdachte is zelfs kennelijk leugenachtig voor wat betreft de aanwezigheid van het slot, omdat het slot dat om de scooter zat na het aantreffen daarvan met de sleutel van aangever geopend kon worden. Dit slot kan derhalve niet, zoals door verdachte gesteld, van de door hem genoemde [naam] afkomstig zijn. Hieruit volgt tevens dat de scooter met slot en al moet zijn verplaatst naar de –zich in een ander flatgebouw bevindende- kelderbox van verdachte. Gezien het gewicht van de scooter en de afstand tussen aangevers kelderbox en die van verdachte lijkt het onwaarschijnlijk dat verdachte deze op slot staande scooter alleen heeft vervoerd. Dat verdachte ten overstaan van de politie en de rechtbank wisselende en zelfs leugenachtige verklaringen aflegt omtrent de wijze van verkrijging van deze scooter, draagt bepaald niet bij aan zijn geloofwaardigheid.
Voorts blijkt uit de verklaring die verdachte ter terechtzitting in het kader van het hem onder parketnummer 16/514272-09 tenlastegelegde heeft afgelegd en een aantal zich in verband met die zaak in het dossier bevindende foto’s dat hij zich in de nacht van 20 op 21 november 2009 tussen 01.03 en 02.11 uur samen met anderen in de onmiddellijke nabijheid van de flat van aangever bevond, waarbij ook gepoogd is de motorfiets van aangever weg te nemen.
Uit het voorgaande blijkt dat de gestolen scooter slechts enkele uren na de ontdekking van de diefstal door aangever in de kelderbox van verdachte wordt aangetroffen met het slot van aangever nog om de achterband van de scooter. Verdachte heeft voor het aantreffen van de scooter in zijn kelderbox geen geloofwaardige verklaring gegeven. Verdachte heeft zich bovendien in de periode dat de diefstal heeft plaatsgevonden, en wel ’s nachts, met anderen in de directe omgeving van de plek bevonden waar de scooter is weggenomen en is daar betrokken geweest bij een poging tot diefstal van de motorfiets van dezelfde eigenaar als die van de weggenomen scooter. Aldus acht de rechtbank de diefstal van de scooter door verdachte en een of meer andere personen wettig en overtuigend bewezen.
4.3.4. Parketnummer 16/514272-09 feit 2
De rechtbank is van oordeel dat nu de verdachte dit feit ontkent en de gestolen kentekenplaat en achterkap van de motor niet bij hem zijn aangetroffen er onvoldoende wettig bewijs voorhanden is dat verdachte bij dit feit is betrokken. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
4.3.5. Parketnummer 16/514272-09 feit 3
[aangever 2] maakt op dezelfde dag dat hij aangifte doet van de diefstal van zijn scooter er melding van dat de kentekenplaat en achterkap van zijn motorfiets Yamaha, kleur zwart met grijs, kenteken [kenteken], is gestolen. De motor stond geparkeerd voor zijn flat in Soest. Op 2 februari 2010 verklaart aangever bovendien dat het contactslot van deze motorfiets vernield was. Aan aangever wordt door de politie een serie foto’s getoond die zijn aangetroffen op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1], die volgens de datum en tijd van het toestel genomen zijn op 20 november 2009 tussen 1.03 uur en 02.11 uur. Aangever herkent de daarop afgebeelde motor als de zijne.
Ter terechtzitting zijn deze foto’s digitaal vertoond. Anders dan eerder ten overstaan van de politie heeft verdachte vervolgens ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat hij op de motor heeft gezeten en dat daarvan foto’s zijn gemaakt. Verdachte ontkent echter dat hij samen met anderen heeft geprobeerd deze motor te stelen of dat hij wist dat de anderen dit aan het doen waren.
De rechtbank overweegt dat uit de serie van foto’s met opeenvolgende tijdstippen kan worden afgeleid dat de lichten van de motorfiets reeds brandden toen verdachte op de motorfiets zat. Nu deze lichten alleen kunnen branden als het contact aan staat, impliceert dit dat op het moment dat verdachte op de motorfiets zat het contactslot reeds was vernield. Dat het contactslot was vernield is duidelijk zichtbaar op de foto’s en moet –mede gezien de omvang van de schade aan het slot- voor verdachte ook duidelijk zichtbaar zijn geweest. Dit contactslot bevond zich namelijk midden op de kroonplaat waarop het stuur is bevestigd, en derhalve direct in het blikveld van de opzittende. De ervaring leert voorts dat dergelijke sloten alleen op deze wijze worden vernield, als men tevens van plan is het voertuig weg te nemen. Verdachte heeft derhalve moeten weten dat het de bedoeling was de motor te stelen, maar heeft zich desondanks niet gedistantieerd. Integendeel, door zijn handelen heeft hij feitelijk aangegeven in te stemmen met het reeds ingezette begin van uitvoering van voormelde diefstal.
De rechtbank overweegt dat, zoals hiervoor onder 4.3.3 is overwogen verdachte in of omstreeks dezelfde periode als waarop hij op de motor van aangever is gaan zitten van dezelfde aangever een scooter heeft gestolen. Ook heeft de rechtbank meegewogen dat verdachtes wisselende verklaringen omtrent zijn betrokkenheid bij bedoelde motorfiets afbreuk doen aan zijn geloofwaardigheid.
In het licht van voorgaande feiten en omstandigheden acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij alleen voor de foto heeft plaatsgenomen op de motor en dat hij daarna weer door is gelopen, niet geloofwaardig. De rechtbank acht op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen heeft geprobeerd deze motor te stelen.
4.3.6. Parketnummer 16/514272-09 feit 4
Naar aanleiding van een melding van de leerplichtambtenaar, is de politie een onderzoek gestart naar het schoolverzuim van verdachte. Blijkens een verzuimoverzicht van de ROC ASA te Amersfoort heeft verdachte in de periode van 15 september 2008 tot en met 9 december 2008 diverse malen de lessen niet bijgewoond, terwijl hij wel op deze school stond ingeschreven en aan hem geen vrijstellingsgronden zoals bedoeld in de Leerplichtwet waren verleend. Verdachte heeft bekend dat hij regelmatig afwezig is geweest zonder geldige reden.
Om die reden acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.
4.3.7. Parketnummer 16/514272-09 feit 5
Naar aanleiding van een melding van de leerplichtambtenaar, is de politie een onderzoek gestart naar het schoolverzuim van de verdachte op 2 oktober 2009. Uit het leerplichtverslag van de ROC ASA te Amersfoort waar verdachte stond ingeschreven blijkt dat hij op 2 oktober 2009 4 uur heeft verzuimd. Aan verdachte waren geen vrijstellingsgronden als bedoeld in de Leerplichtwet verleend. Bij de politie heeft verdachte bekend dat hij die dag heeft gespijbeld, maar de reden daarvoor weet hij niet meer. Verdachte bevestigt dat hij zijn VMBO-diploma nog niet heeft behaald.
Ook dit feit acht de rechtbank op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
parketnummer 16/513535-10
1.
hij op 10 november 2009 te Soest, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geldbedrag(en), toebehorende aan de [bedrijf 1] (gevestigd aan de [adres]) en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen en te doen volgen van bedreiging met geweld
tegen [aangever 4] en/of [aangever 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken tezamen en in vereniging met een ander, als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte of zijn mededader een op een vuurwapen/pistool
gelijkend voorwerp, getoond en dat voorwerp gericht op het lichaam van die [aangever 3] en (daarbij) meermalen die [aangever 3] en/of [aangever 4] de woorden toegevoegd: "Geef geld, geef geld!" en met een groot (vlees)mes, op de (glazen) balie en een kassa geslagen en een kassa open geprobeerd te maken en met dat mes een zwaaiende beweging gemaakt
en (daarbij) die [aangever 3] en/of [aangever 4] de woorden toegevoegd: "Wij
willen geld, wij willen geld; Maak de kassa open!", althans woorden en/of
(een) feitelijkhe(i)d(en) van gelijke dreigende aard of strekking, zijnde de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
en/of
hij op 10 november 2009 te Soest, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever 4] en/of [aangever 3] te dwingen tot de afgifte van (enig) geldbedrag(en), toebehorende aan de [bedrijf 1] (gevestigd aan de [adres]), tezamen en in vereniging met een ander als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader op een vuurwapen/pistool gelijkend voorwerp, getoond en gericht op het lichaam van die [aangever 3] en(daarbij) meermalen die [aangever 3] en/of [aangever 4] de woorden toegevoegd: "Geef
geld, geef geld!" en met een groot (vlees)mes op de (glazen) balie en een kassa geslagen en/of getikt en (daarbij) die [aangever 3] en/of [aangever 4] meermalen de woorden toegevoegd: "Wij willen geld, wij willen geld; Maak de kassa open!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
parketnummer 16/514272-09
1.
Primair
hij in de periode van 20 tot en met 21 november 2009 te Soest tezamen en in vereniging met een ander of anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een
kelderbox heeft weggenomen een scooter, merk Piaggio, kenteken [kenteken] toebehorende aan [aangever 2], waarbij verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door het openbreken van genoemde kelderbox.
3.
hij in de periode van 20 tot en met 21 november 2009 te Soest ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een motor
(Yamaha) toebehorende aan [aangever 2], die weg
te nemen motor onder hun bereik te brengen door middel van verbreking tezamen en in vereniging met een ander of anderen als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of
hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) het
contactslot van genoemde motor vernield, zijnde de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet voltooid;
4.
hij in de periode van 22 september 2008 tot en met 19 januari 2009 te Amersfoort, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat hij, terwijl hij als leerling van een school, te weten "ROC ASA" was ingeschreven, die school na inschrijving geregeld bezocht.
5.
hij op 2 oktober 2009 te Amersfoort niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2a van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat hij,
die als leerling van een instelling, te weten ROC ASA, was ingeschreven, die
instelling na inschrijving bezocht, terwijl ten aanzien van hem de leerplicht,
als bedoeld in paragraaf 2 van genoemde wet was geëindigd en hij nog geen
startkwalificatie had behaald;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
parketnummer 16/513535-10 feit 1: Poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
parketnummer 16/514272-09 feit 1 primair: Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
parketnummer 16/514272-09 feit 3: Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
parketnummer 16/514272-09 feit 4: overtreding van artikel 2 lid 3 van de Leerplichtwet 1969;
parketnummer 16/514272-09 feit 5: overtreding van artikel 4a van de Leerplichtwet 1969.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 14 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte verplicht is de aanwijzingen op te volgen van de jeugdreclassering, ook als dit inhoudt het volgen van het ITB+-traject voor de duur van zes maanden en/of een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling en/of het deelnemen aan Multi systeem therapie (MST) en/of het traject Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer (NPT).
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte bereid is zijn medewerking te verlenen aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering en het ITB+ traject.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal (pogingen tot) diefstallen en aan het overtreden van de leerplichtwet. Met name de poging tot diefstal met geweld bij de [bedrijf 1] in Soest acht de rechtbank een zeer ernstig feit. Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde overval voor de medewerkers van de [bedrijf 1] een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, op deze manier snel aan geld te willen komen. Verdachte heeft weliswaar geen geweld gebruikt tegen deze medewerkers, maar hij en zijn mededader hebben wel met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een groot mes hun dreigende woorden kracht bij gezet. Daardoor is voor de medewerkers een uiterst angstige situatie in het leven geroepen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. De rechtbank neemt het verdachte ook kwalijk dat hij over dit feit op geen enkele manier berouw heeft getoond.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie passend en noodzakelijk. De rechtbank houdt er echter rekening mee dat de verdachte nog minderjarig is en al geruime tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat in recente rapportages die met betrekking tot de persoon van de verdachte zijn uitgebracht door Bureau Jeugdzorg en door de psycholoog en psychiater, naar voren komt dat een (zeer) strak kader van hulpverlening, therapie en controle rond de verdachte zijn gedrag op een positieve wijze zou kunnen beïnvloeden. Verdachte heeft zich ook reeds schriftelijk bereid verklaard aan een dergelijk traject te onderwerpen.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd, hetgeen grotendeels verklaard kan worden door het feit dat verdachte van een aantal feiten wordt vrijgesproken. Alles afwegende komt de rechtbank tot oplegging van een jeugddetentie voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijk strafdeel legt de rechtbank op dat verdachte verplicht wordt de hem gegeven aanwijzingen van de jeugdreclassering op te volgen, ook als deze inhouden het volgen van het ITB+-traject voor de duur van zes maanden en/of een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling en/of deelname aan het traject Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer (NPT).
De rechtbank legt een gedeelte van de jeugddetentie voorwaardelijk op om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Voorts heeft deze oplegging tot doel zoveel mogelijk te verzekeren dat verdachte actief zal deelnemen aan de trajecten die de jeugdreclassering voor hem zal gaan uitzetten.
7. De benadeelde partij
7.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie voert aan dat de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] voor het bedrag van € 1.050,-- kan worden toegewezen en dat deze vordering gelet op de inhoud van de aangifte en getuigenverklaringen en gelet op de inhoud van de bijgevoegde vergelijkbare toegekende schadevergoedingen uit de ANWB Smartengeldgids 2009 nummer 1346, voldoende is onderbouwd. De officier van justitie is voorts van oordeel dat de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd.
7.2. Het standpunt van de raadsman
De raadsman voert aan dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen, omdat volgens de wet schadevergoeding alleen kan worden toegewezen wanneer voldoende vaststaat dat het slachtoffer als gevolg van het delict lijdt aan een psychiatrisch bekend ziektebeeld. De vordering van de benadeelde partij, die geen blijk geeft van een psychiatrisch bekend ziektebeeld bij het slachtoffer, is dan ook onvoldoende onderbouwd.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [aangever 3] vordert een schadevergoeding van € 1.050,-- voor feit 1 van parketnummer 16/513535-10 .
De rechtbank acht de schade c.q. het gevorderde bedrag mede gezien de betwisting daarvan door de verdediging onvoldoende aannemelijk gemaakt, nu deze vordering niet is onderbouwd met medische gegevens met betrekking tot de psychische toestand van het slachtoffer. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Hij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45, 77a, 77g, 77i, 77v, 77x, 77y, 77x, 77aa, 77gg, 310, 311, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 van de Leerplichtwet 1969 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 16/513535-10 feit 1: Poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
parketnummer 16/514272-09 feit 1 primair: Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
parketnummer 16/514272-09 feit 3: Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
parketnummer 16/514272-09 feit 4: overtreding van artikel 2 lid 3 van de Leerplichtwet 1969;
parketnummer 16/514272-09 feit 5: overtreding van artikel 4a van de Leerplichtwet 1969;
- verklaart verdachte strafbaar;
Hoofdstraffen
- Jeugddetentie voor de duur van 8 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte verplicht is de aanwijzingen op te volgen van de jeugdreclassering, ook als deze inhouden het volgen van het ITB+-traject voor de duur van zes maanden en/of een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling en/of deelname aan het traject Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer (NPT).
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [aangever 3] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Voorlopige hechtenis
-heft op de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag dat de opgelegde onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk zal zijn aan het reeds ondergane voorarrest.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.J.B. Corbey, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. A. Kuijer en mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Scheffer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 mei 2010.
Mr. Corbey, mr. Schoenmakers en mr. Scheffer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.