parketnummer: 16/600296-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 31 mei 2010
[verdachte],
geboren op [1965] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [woonadres].
Raadsvrouwe mr. C.C.A. Stallen, advocaat te Woerden.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 17 mei 2010 , waarbij de officier van justitie, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 1] (6 jaar), [slachtoffer 2] (7 jaar) en [slachtoffer 3] (7 jaar) en/of dat verdachte zich opzettelijk oneerbaar met ontbloot geslachtsdeel in een woning heeft bevonden, terwijl voornoemde kinderen daarbij aanwezig waren.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de in de tenlastelegging genoemde ontuchtige handelingen. De officier van justitie heeft zich daarbij gebaseerd op de aangiften en de verklaringen van en namens de betreffende slachtoffers.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft bepleit dat verdachte het ten laste gelegde niet heeft ontkend, maar dat verdachte zich niet kan herinneren dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde ontucht en/of schennis. Op grond van de in het dossier aanwezige aangiften en verklaringen kan volgens de raadsvrouwe tot een bewezenverklaring gekomen worden.
4.3. De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
4.4. De bewijsoverwegingen
Uit de nog nader uit te werken bewijsmiddelen volgt dat verdachte meermalen naar de in de tenlastelegging genoemde kinderen is gelopen en aan hen zijn ontblote geslachtsdeel heeft getoond, dat hij [slachtoffer 2] of [slachtoffer 3] heeft beetgepakt en [slachtoffer 1] tweemaal over haar gezicht heeft gelikt. Hierdoor is een relevante interactie ontstaan tussen verdachte en voormelde kinderen die maakt dat er sprake is van ontuchtige handelingen als bedoeld in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.
4.5. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 17 oktober 2009 te Utrecht, met [slachtoffer 1], geboren op [2002] en
met [slachtoffer 2], geboren op [2002] en met [slachtoffer 3], geboren [2001], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het meermalen ontuchtig
- onverhoeds met kracht vastpakken van die [slachtoffer 2] of [slachtoffer 3] en
- likken over het gezicht van die [slachtoffer 1] en
- in de nabijheid van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn
geslachtsdeel uit zijn broek halen, en vervolgens
- zijn geslachtsdeel aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te tonen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 2 jaren. Verdachte dient zich bovendien gedurende deze proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland. Verdachte dient daarnaast voor zijn alcoholgebruik een behandeling te ondergaan bij Centrum Maliebaan en dient mee te werken aan onderzoek/behandeling bij De Waag.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, bepleit om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daaraan gekoppeld de door de reclassering genoemde bijzondere voorwaarden. De raadsvrouwe heeft er daarbij op gewezen dat, gelet op het strafblad van verdachte, sprake is geweest van een eenmalige gebeurtenis en dat de kans op recidive door de reclassering als laag wordt ingeschat.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.
Verdachte heeft, terwijl in de woonkamer een verjaardagsfeestje werd gevierd, op de slaapkamer ontuchtige handelingen gepleegd met drie zeer jonge meisjes. Door zijn handelen heeft hij misbruik gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen als vriend van de familie, waar hij op dat moment te gast was en van het overwicht dat hij als volwassene op deze kinderen had. Verdachte heeft daarnaast inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, door een van de meisjes over haar gezicht te likken en een ander meisje beet te pakken. Bovendien kunnen de handelingen van verdachte nadelige psychische gevolgen voor de slachtoffers met zich brengen. Dat verdachte voorafgaand aan het delict had gedronken en geblowd en hij zodoende onder invloed verkeerde van deze verdovende middelen doet niets af aan het strafwaardige handelen van verdachte. De rechtbank neemt verdachte deze handelwijze dan ook kwalijk.
De persoon van verdachte.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 22 april 2010, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld. Uit dit document blijkt overigens wel dat verdachte meerdere malen met justitie in aanraking is geweest voor delicten waarbij alcohol een grote rol heeft gespeeld.
Door reclasseringswerker L. van der Noordaa is namens Centrum Maliebaan d.d. 15 mei 2010 omtrent verdachte een reclasseringsadvies opgemaakt. Uit dit advies blijkt dat verdachte op de meeste leefgebieden geen problemen kent. Verdachte heeft een vaste baan, geen schulden en een gering strafblad. Hoewel verdachte dit lijkt te willen bagatelliseren scoort hij op het gebied van alcoholgebruik echter wel hoog. Op dit gebied zal dan ook hulpverlening worden ingezet. De kans op recidive wordt als laag ingeschat. De reclassering adviseert een reclasseringstoezicht op te leggen, met daaraan gekoppeld de in het rapport genoemde bijzondere voorwaarden. Het opleggen van een werkstraf behoort volgens het advies weliswaar tot de mogelijkheden, maar uit de praktijk blijkt dat het plaatsen van zedendelinquenten op projecten vrijwel onmogelijk is.
De rechtbank acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede een taakstraf als na te melden passend en geboden. Dit betekent dat aan verdachte, hoewel er voor een andere strafmodaliteit is gekozen, dezelfde straf wordt opgelegd als door de officier van justitie is gevorderd, aangezien met een lagere straf niet kan worden volstaan. De rechtbank merkt daarbij nog op dat uit het advies van de reclassering niet blijkt dat het plaatsen van zedendelinquenten op projecten absoluut onmogelijk is.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland ook als dat inhoudt:
- dat verdachte zal meewerken aan een ambulante behandeling voor het alcoholgebruik bij Centrum Maliebaan;
- dat verdachte zal meewerken aan een ambulante behandeling bij De Waag;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mr. M.P. Gerrits-Janssens en mr. A. van Maanen, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 31 mei 2010.