parketnummers: 16/513536-10; 16/514306-09 (gevoegd ter zitting); 16/514135-09 (vordering tot tenuitvoerlegging) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 juni 2010
[verdachte]
geboren op [1992] te [geboorteplaats] (Marokko)
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de Justitiële Jeugdinrichting De Rentray te Lelystad
raadsman mr. H.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 juni 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer en zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- (parketnummer 16/513536-10 feit 1) samen met anderen heeft gepoogd op 19 januari 2010 een juwelier in [woonplaats] te overvallen;
- (parketnummer 16/513536-10 feit 2) samen met een ander of anderen op 21 oktober 2009
’s nachts in Loosdrecht door middel van bedreiging met geweld [slachtoffer 1] van goederen heeft beroofd, dan wel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van de aldaar gestolen goederen;
- (parketnummer 16/513536-10 feit 3) samen met een ander of anderen heeft gepoogd een motorfiets te stelen door het contactslot van de motor te vernielen;
- (parketnummer 16/513536-10 feit 4) samen met een ander of anderen een kentekenplaat en een achterkap van een motorfiets heeft gestolen dan wel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van die gestolen goederen;
- (parketnummer 16/514306-09) samen met een ander heeft gepoogd op 26 november 2009 te [woonplaats] door middel van geweld [slachtoffer 2] van zijn geld te beroven, subsidiair samen met een ander heeft gepoogd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meer subsidiair openlijk geweld in vereniging tegen [slachtoffer 2] heeft gepleegd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder parketnummer 16/513536-10 feit 1, 2 subsidiair (opzetheling), 3 en 4 primair en het onder parketnummer 16/514306-09 primair tenlastegelegde heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten. De door de verdediging gevoerde bewijsverweren zal de rechtbank in de navolgende overwegingen betrekken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De rechtbank overweegt omtrent het onder parketnummer 16/513536-10 onder 1 ten laste gelegde het volgende.
4.3.1.1 Inleiding
De navolgende overwegingen (met betrekking tot het onder parketnummer 16/513536-10 onder 1 ten laste gelegde) bezigt de rechtbank in haar gelijktijdig gewezen vonnissen tegen medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] eensluidend. Om efficiencyredenen duidt de rechtbank in alle vier de vonnissen verdachte en diens medeverdachten aan als verdachte [verdachte], verdachte [medeverdachte 1], verdachte [medeverdachte 2], respectievelijk verdachte [medeverdachte 3].
4.3.1.2 De aangifte en de vluchtroute van de daders
Op 19 januari 2010 heeft juwelier [benadeelde 2], eigenaar van juwelierswinkel [naam] aan de [adres] te [woonplaats], aangifte gedaan van een gewapende overval.
Op voornoemde datum omstreeks 9.10 uur zag aangever drie jongemannen in de winkel . Deze personen waren alle drie gemaskerd met bivakmutsen op hun hoofd. Eén van de daders liep op aangever af en hield een vuurwapen vast in zijn linkerhand. Hij hield het vuurwapen naar beneden gericht. Deze dader schreeuwde iets en gaf direct de aangever een stomp op zijn gezicht met de rechtervuist. Vervolgens werd de aangever nog een aantal malen in het gezicht en op het lichaam geslagen. De genoemde dader duwde de aangever tegen de kluis in de werkruimte. Ook een andere dader was de werkruimte ingelopen. De derde dader bleef in de winkelruimte staan. Door het geschreeuw werd de echtgenote van aangever gealarmeerd. Toen zij in de werkruimte verscheen, schrokken kennelijk de daders van haar aanwezigheid en verlieten direct de winkel. De daders hebben geen geld of sieraden weggenomen.
Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat zij op 19 januari 2010 tussen 9.00 uur en 9.15 uur de oprit van haar woning aan de [adres] te [woonplaats] aan het vegen was, toen zij aan de overzijde van de weg een viertal jongens zag rennen in de richting van de Talmalaan. Zij schatte de leeftijd van de jongens rond de zestien à zeventien jaar oud en hoorde dat ze een voor haar vreemde taal met elkaar spraken.
Zij zag dat de jongens onderaan de [adres] linksaf, de Talmalaan in, holden.
Getuige [getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat zij op 19 januari 2010 omstreeks 9.00 uur in haar woning aan de [adres] te [woonplaats] was, toen zij vanuit de richting van de Talmalaan drie à vier jongens hard voorbij haar woning zag rennen in de richting van de Dalweg. De jongens keken steeds achterom. Alle jongens hadden kort zwart haar en zij waren donker gekleed.
Ook getuige [getuige 3] zag op 19 januari 2010, toen hij tussen 9.05 uur en 9.10 uur een container aan het opladen was aan de Annahof, vier jongens op de [adres] rennen in de richting van de Dalweg. De jongens waren volgens hem van Marokkaanse of Turkse afkomst.
De rechtbank is, gelet op de route waarlangs en de tijdstippen waarop de getuigen verklaren te hebben waargenomen, van oordeel dat de vier door genoemde getuigen waargenomen jongens betrokken zijn geweest bij de overval op de juwelier aan de [adres] in [woonplaats] en dat zij hun vluchtroute via de [adres], de Talmalaan en de [adres] tot aan de Dalweg hebben afgelegd.
Het enkele feit dat sprake is van tijdstippen die niet helemaal overeenstemmen met een opeenvolging van gebeurtenissen doet daar niet aan af, omdat sprake is van geringe verschillen en omdat de getuigen kennelijk, nadien bevraagd, de tijdstippen geschat hebben.
4.3.1.3 Overige relevante feiten en omstandigheden
Voorts zijn de rechtbank op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden gebleken.
* Uit het proces-verbaal van bevindingen van wijkagent [verbalisant 1] blijkt dat hij kort na het bekend worden van de overval hoort over de vermoedelijke vluchtroute richting de Dalweg te Soest.
[verbalisant 1] merkt als opvallend aan dat veel collega’s in de buurt zijn maar dat niemand de verdachten in beeld krijgt.
Als wijkagent was hem bekend dat een kelderbox van de nabijgelegen flats aan het [adres], kelderbox [nummer], de laatste tijd veelvuldig gebruikt werd voor criminele activiteiten en hij houdt er rekening mee dat mogelijk de daders uit de wijk afkomstig zouden kunnen zijn.
[verbalisant 1] begeeft zich naar de kelderboxingang van de nabijgelegen flats aan het [adres]. [verbalisant 1] vraagt een schoonmaker of deze een sleutel van de
– kennelijk afgesloten – keldergang heeft. De schoonmaker verklaart dat hij ongeveer 15 minuten voor de komst van de politieagenten 3 of mogelijk 4 jongemannen naar binnen heeft zien gaan in dezelfde keldergang.
Ter terechtzitting gehoord als getuige heeft deze schoonmaker, [getuige 5], zakelijk weergegeven verklaard dat hij tussen 9.00 en 9.30 uur 3 jongens van ongeveer 17-18 jaar en iets minder lang dan hijzelf (1.80 m) snel de gang van de kelderboxen in heeft zien gaan. Hij heeft de jongens alleen van achteren gezien. Ze moeten volgens de getuige een sleutel gehad hebben om de deur van de keldergang, die afgesloten was, te openen. De rechtbank merkt op dat uit het feit dat [getuige 5] verklaart over 3 jongens niet blijkt dat het er geen 4 zouden zijn: omdat [getuige 5] aan het werk was, de jongens snel liepen en hij ze alleen van achteren heeft gezien kan hij een jongen “gemist”hebben.
*Twee agenten ([verbalisant 2] en [verbalisant 1]) gaan de keldergang in. De boxdeur met nr. [nummer] is op slot. Als [verbalisant 1] de keldergang verlaten heeft, hoort hij [verbalisant 2], die nog in de gang is, schreeuwen. Hij beveelt de schoonmaker de gesloten (deels glazen ) toegangsdeur van de keldergang gesloten te houden omdat hij daarachter drie onbekende jongens ziet die kennelijk naar buiten willen vluchten.
Hij loopt om naar de andere ingang van de keldergang en ziet daar dat de deur van de keldergang wordt geopend en er iemand heel hard naar buiten komt rennen. Deze persoon is nadien – omstreeks 9.35 uur – in de bossages door verbalisant [verbalisant 2] aangehouden en bleek verdachte [verdachte] te zijn. [verdachte] droeg bij zijn aanhouding dubbele kleding.
* Verbalisant [verbalisant 1] betreedt weer de keldergang en bemerkt dat de deur van kelderbox [nummer] niet meer op slot zit en constateert dat zich in kelderbox [nummer] drie personen bevinden, die vervolgens om omstreeks 9.35 uur zijn aangehouden . Deze personen betreffen de verdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3]. Verdachte [medeverdachte 1] droeg bij zijn aanhouding dubbele kleding . Uit een aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 mei 2010 is voorts gebleken dat verdachte [medeverdachte 2] heeft verzocht om teruggave van kleding (een spijkerbroek en een jas) die in de kelderbox zou hebben gelegen. Bij zijn aanhouding droeg verdachte [medeverdachte 2] onder meer een grijze polotrui en een spijkerbroek .
*Kelderbox [nummer] behoort toe aan [adres], zijnde het woonadres van verdachte [verdachte] . *De politie heeft op 19 januari 2010 onderzoek ingesteld in voornoemde kelderbox en heeft daarin onder meer vier bivakmutsen, meerdere handschoenen, meerdere donkere danwel zwarte dunne jassen, een zwartkleurig vuurwapen en een zwarte sporttas aangetroffen. In de sporttas bevond zich een ruitentikker. Verder werd ook een zwarte rugtas aangetroffen, inhoudende een set handboeien, een zak lange tie-rips en een rol ducktape.
*Door de forensische opsporing van de politie Utrecht is onderzoek gedaan naar de aangetroffen bivakmutsen en de aangetroffen rugzak . Een aantal monsters is veiliggesteld en voor onderzoek naar het Nederlands Forensisch Instituut gezonden. Uit het deskundigenonderzoek van het NFI is gebleken dat op twee bivakmutsen een DNA-profiel is aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (berekende frequentie: inclusiekans ongeveer één op één miljoen respectievelijk kleiner dan één op één miljard). Aangezien de verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de helften van een eeneiige tweeling zijn, zijn de DNA-profielen van hen identiek en kan op basis van het DNA-onderzoek geen onderscheid worden gemaakt . Op een andere bivakmuts is een DNA-profiel aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte [medeverdachte 3] (berekende frequentie: inclusiekans kleiner dan één op één miljard). Op het linker en het rechterhengsel van de rugzak zijn DNA-profielen die matchen met het profiel van verdachte [verdachte] aangetroffen (berekende frequentie: inclusiekans kleiner dan één op één miljard). *Ook het in de kelderbox aangetroffen wapen is onderzocht . Het wapen betrof een imitatie-pistool van het merk G.1 Airsoft Gun, model Colt 1908 Hammerless. *De politie heeft voorts onderzoek gedaan naar data op twee laptops, die op 19 januari 2010 in de kofferbak van de Ford Focus van verdachte [medeverdachte 3] zijn aangetroffen .
*Verdachte [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard d.d. 17 maart 2010 dat één van de laptops achterin de auto van [medeverdachte 3], de Fujitsi Siemens-laptop, van hem was en dat zijn MSN-chatnaam '[naam]' is. De andere laptop zou van een jongen [A] zijn. *Verdachte [medeverdachte 1] heeft ook bij de politie verklaard d.d. 24 maart 2010 dat één van de laptops uit de auto van [medeverdachte 3] van hem was, dat wil zeggen dat hij deze had geleend van een jongen.
*Uit analyse en onderzoek van de data, aangetroffen in de laptops bleek dat de MSN-chatnaam '[naam]' veelvuldig werd aangesproken door de andere chatter met de naam '[medeverdachte 2]'. Met betrekking tot de MSN-chatnaam '[naam]' werd vastgesteld dat deze door een andere chatter werd aangesproken met [medeverdachte 1]. Uit onderzoek is naar voren gekomen een chat-bericht op 2 januari 2010 omstreeks 13.58 uur tussen '[naam]' en '[naam]' waarin gesproken wordt over 'ken je actie ik ga met mee ik kan gun regel', 'kom we gaan ovtje zette dan' en 'juwelier'. Op 16 januari 2010 omstreeks 20.36 uur vindt tussen '[naam]' en '[naam]' een chat-gesprek plaats waarin wordt gesproken over 'zoo 1 box heb ik nog nooiti n mij leven gezien hahaha', ' met hoeveel wil je delen [….]', 'ik [medeverdachte 1] zo een turk zoizo snap e en die [verdachte] die daar woont die dat heeft gezegt hij ook zoizoo', '3 is perfect max 4', 'plan is met 4 ik [medeverdachte 1] [medeverdachte 3] en [verdachte]'.
Op 5 januari 2010 vindt omstreeks 17.24 uur een chat-gesprek plaats tussen '[naam]' en '[naam]' waarin '[naam]' onder andere zegt: '[medeverdachte 1] ik heb gun ken je izn actie nig dan gaan we samen wollah' en 'ewa ken je auto regelen dan dan ga ik ovtje zetten op een winkel wollah.' * Alle verdachten hebben bij de politie verklaard dat zij op de ochtend van 19 januari 2010 samen zijn gekomen in de genoemde kelderbox.
Gelet op de genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang en verband gezien, is de rechtbank van oordeel verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit. Kort na de overval zijn verdachte en de medeverdachten aangehouden. [verdachte] vluchtte weg uit de keldergang en de broers [verdachte broers] en [medeverdachte 3] zijn in een kelderbox aangetroffen, waar de politie onder meer bivakmutsen, een imitatiepistool en een rugzak met handboeien, tie-rips en ducktape heeft aangetroffen. Op de bivakmutsen en de rugzak is DNA aangetroffen dat matcht met het DNA van één of meer verdachten. Uit de genoemde chatgesprekken en het afspreken in de kelderbox, die bij verdachte [verdachte] in gebruik is, blijkt naar het oordeel van de rechtbank van een vooropgezet plan van alle verdachten. Het bovenstaande wordt bevestigd door de door de verdachte [medeverdachte 3] bij de politie afgelegde verklaring:
*[medeverdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat hij die avond daarvoor al telefonisch had afgesproken met [verdachte broers]om hen met de auto op te halen. Vervolgens zijn zij met zijn drieën naar Soest gereden om [verdachte] op te halen. Zij zijn toen met zijn vieren in de kelderbox geweest, die [verdachte] opende met de sleutel . Voordat ze de kelderbox uitliepen, zag [medeverdachte 3] dat [verdachte] een tas op zijn rug deed. De jongens, ook [medeverdachte 3], pakten bij het verlaten van de kelderbox allemaal een bivakmuts. Vervolgens zijn zij naar de [adres] gelopen . [medeverdachte 3] is toen op de uitkijk gaan staan. Hij zou een sms-bericht sturen naar [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] als er politie in de buurt was of een ander gevaar. De andere drie jongens zijn toen twee minuten uit zijn gezichtsveld geweest. Toen kwamen zij hard aan rennen en zijn ze alle vier gaan rennen tot de Dalweg. Daarna zijn ze naar de kelderbox van [verdachte] gegaan. [medeverdachte 3] hoorde [medeverdachte 2] zeggen dat deze iemand een stomp had gegeven. Kort nadien werden ze aangehouden.
4.3.1.4 Alibi?
Verdachte heeft elke betrokkenheid ontkend.
Hij heeft echter geen aannemelijke verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid, enkele minuten na de overval, in de kelderbox waarin ook bivakmutsen, een rugtas met overvalmateriaal (tie-rips, handboeien, ducktape) en het nepvuurwapen aanwezig waren en voor zijn vlucht voor de politie.
Wat betreft het DNA-materiaal op 3 bivakmutsen waarvan het profiel matchte met de andere drie als verdachten aangehouden personen, waarvan [verdachte] verklaard heeft dat hij in hun gezelschap was, heeft [verdachte] ter zitting slechts aangegeven dat hij niets kan zeggen.
Verdachte’s verklaring dat hij dubbele kleding aanhad in verband met een krantenwijk is onaannemelijk omdat hij ook heeft verklaard dat hij juist naar school zou gaan, welke school volgens zijn eigen verklaring ter zitting om 9.15 uur zou beginnen.
4.3.1.5 De verklaringen van [medeverdachte 3]
Ter terechtzitting heeft [medeverdachte 3] zich als getuige in de strafzaak tegen zijn medeverdachten op zijn verschoningsrecht beroepen. Raadslieden van deze medeverdachten hebben zich erop beroepen dat zij aldus niet in staat zijn geweest de getuige te ondervragen en dat dus de door [medeverdachte 3] bij de politie afgelegde verklaringen niet voor bewijs ten laste van deze medeverdachten zouden mogen worden gebezigd. De verklaringen van [medeverdachte 3] bij de politie vormen naar het oordeel van de rechtbank een – krachtige – bevestiging van de hiervoor genoemde en besproken feiten en omstandigheden die duiden op de schuld van verdachten en die ook zelfstandig het bewijs van die schuld zonder meer zouden kunnen dragen. Het bewijs is derhalve niet in overwegende mate gebaseerd op de verklaringen van [medeverdachte 3], hetgeen betekent dat deze verklaringen als zodanig voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
4.3.1.6 Conclusie
De rechtbank acht het onder parketnummer 16/513536-10 onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Gegeven de aangifte van [benadeelde 2] dat er in totaal drie overvallers in zijn winkel waren geweest, en de verklaring van [medeverdachte 3] dat hij buiten op de uitkijk was blijven staan, gaat de rechtbank er vanuit dat het [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn geweest die binnen in de winkel waren.
4.3.2 De rechtbank overweegt omtrent het onder parketnummer 16/513536-10 onder 2 tenlastegelegde het volgende.
4.3.2.1 Op 19 januari 2010 is de telefoon van verdachte, een Nokia N95, in beslag genomen. In de mobiele telefoon werden foto's en filmopnamen aangetroffen . Op één van de aangetroffen foto's met het nummer [nummer] is een LCD-televisie zichtbaar van het merk JVC. Op 2 februari 2010 werd deze foto getoond aan de aangever van een gewelddadige diefstal (zie aangifte ) gepleegd te Loosdrecht op 21 oktober 2009. De aangever [slachtoffer 1] herkende de televisie als zijnde gelijk aan het model en type dat toen bij hem is weggenomen. Het toestel had aan de linkerzijde een lange sticker waarop onder andere stond vermeld dat het een UEFA Euro 2008 model was. Tevens herkende de aangever de telefoon van verdachte als zijn telefoon, welke op 21 oktober 2009 bij dezelfde diefstal was weggenomen. De aangever herkende de mobiele telefoon aan de versleten rode en groene knopjes op het toetsenbord van de telefoon alsmede aan een kras op de achterzijde van het toestel. Op 1 februari 2010 heeft de politie in de slaapkamer van verdachte een zwarte JVC flatscreen televisie in beslag genomen. Van deze LCD-televisie was aan de achterzijde het serie en typenummer verwijderd. 4.3.2.2 Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de telefoon op marktplaats.nl had gekocht. Bij de politie had hij verklaard dat hij de telefoon net na de zomer in 2009 heeft gekocht en dat hij de telefoon direct na het moment van kopen in gebruik heeft genomen. De raadsman heeft namens verdachte het verweer gevoerd dat uit niets blijkt dat verdachte de onder 2 primair ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte een plausibele verklaring heeft afgelegd met betrekking tot de mobiele telefoon en dat niet blijkt dat de goederen van die diefstal of overigens van diefstal (of ander misdrijf) afkomstig zijn. 4.3.2.3 De rechtbank acht niet bewezen dat het verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, nu de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal onvoldoende uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken. Ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde is de rechtbank van oordeel dat verdachte kort na de diefstal in bezit is gekomen van de gestolen telefoon. De aangever heeft de telefoon op gedetailleerde punten herkend. In tegenstelling tot hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor het bezit van de mobiele telefoon en televisie (in het bijzonder de combinatie van beide). Integendeel, verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de telefoon net na de zomer in 2009 heeft gekocht, terwijl de telefoon eerst op 21 oktober 2009 is gestolen van aangever. De rechtbank merkt op dat uit onderzoek is gebleken dat het eerste ingekomen bericht op de telefoon gericht aan het nummer en de SIMkaart bij verdachte in gebruik dateert van 25 oktober 2009, enkele dagen na de gepleegde diefstal. Daar komt bij dat verdachte in bezit was van een LCD-televisie die bij dezelfde diefstal op 21 oktober 2009 is buitgemaakt. Het serie- en type-nummer aan de achterzijde van de televisie waren verwijderd, hetgeen naar algemene ervaringsregels duidt op diefstal.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat de goederen van diefstal afkomstig waren.
4.3.3 De rechtbank overweegt omtrent het onder parketnummer 16/513536-10 onder 3 en 4 tenlastegelegde het volgende.
4.3.3.1 Op 21 november 2009 doet [slachtoffer 3] aangifte van diefstal van een motorkentekenplaat en een linkerachterkap, die tussen 20 november 2009 12.00 uur en 21 november 2009 17.30 uur van zijn motorfiets zijn gestolen. De motorfiets stond geparkeerd voor zijn flat aan de [adres] te [woonplaats] . Ook was in diezelfde periode uit de kelderbox van zijn flat een scooter gestolen, waarbij de toegangsdeur van de box was geforceerd.
Zoals hiervoor is vermeld, is op 19 januari 2010 de telefoon van verdachte, een Nokia N95, in beslag genomen. In de mobiele telefoon werden foto's en filmopnamen aangetroffen . Op enkele afbeeldingen is een motor te zien met het kenteken [kenteken]. Op de foto's, aangetroffen in de telefoon van verdachte, is ook [B] te zien , terwijl deze op en bij een zilvergrijze Yamaha FZR1000 motor met kenteken [kenteken] staat. Daarbij is te zien dat het contactslot van de motorfiets verbroken is en de lichten van de koplamp van de motor reeds branden . Op één van de aangetroffen foto's stond een afbeelding van een verbroken slot en een geforceerde en vernielde deur met kozijn. Volgens de datum en tijd was deze foto genomen op 21 november 2009 te 02.11 uur. Deze foto werd op 2 februari 2010 getoond aan aangever [slachtoffer 3] . De aangever herkende het geforceerde slot en kozijn als zijnde het kozijn van de gemeenschappelijke berging van zijn flat waar zijn weggenomen scooter had gestaan. Tijdens de doorzoeking op 19 januari 2010 van de kelderbox [nummer], behorende bij [adres][nummer] (het woonadres van verdachte), is een kentekenplaat aangetroffen voorzien van het kenteken [kenteken] .
4.3.3.2 Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend de ten laste gelegde feiten te hebben begaan. Verdachte kent [B] als een vriend uit de buurt. 4.3.3.3 Gelet op het voorgaande en met name op de tijdstippen waarop de foto's zijn gemaakt en het aantreffen van de kentekenplaat in de kelderbox van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 3 ten laste gelegde poging tot diefstal van de motorfiets en de onder 4 primair ten laste gelegde diefstal samen met een ander heeft gepleegd.
4.3.4. De rechtbank overweegt omtrent het onder parketnummer 16/514306-10 tenlastegelegde het volgende.
4.3.4.1 Aangever [slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat hij op 26 november 2009 de bus nam en in de bus [C] en [verdachte] zag. Zij zijn toen in Soest bij dezelfde bushalte uitgestapt. Op de Kamperfoelielaan heeft [C] vervolgens aangever met de vlakke hand een klap op de wang en een harde klap op het achterhoofd gegeven. Ook kreeg de aangever een trap tegen zijn rechteronderbeen waardoor hij ten val kwam. Aangever heeft bij de politie verklaard dat [C] hem meerdere keren trapte en sloeg in het gezicht, in de buik en op de rug. Aangever wist op een gegeven moment weg te rennen, maar kreeg toen een harde trap in de rug. Vervolgens begonnen [C] en [verdachte] op hem in te schoppen. Daarbij werd hij op verschillende plekken geraakt en voelde hij bloed in zijn mond. Uit het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het letsel van aangever is gebleken dat een stukje van de rechter voortand was afgebroken, aangever schaafwonden had aan beide handen en een snee aan de binnenzijde van de rechterwang en -lip. Ook had aangever naar eigen zeggen last van hoofdpijn en pijn in de buik, nek en rug. Getuige [getuige 4] bevestigt bij de politie dat [verdachte] en [C] aangever [slachtoffer 2] belaagden en aangever zowel door [C] als [verdachte] werd gestompt. Ook kreeg aangever een knietje. Toen aangever op de grond lag, werd door één van de jongens op hem ingetrapt. Er is een aantal keren geschopt, volgens de getuige [getuige 4]. 4.3.4.2 Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de jongens alleen uit elkaar heeft gehaald en ze toen allebei een stompje op de borst heeft gegeven. Verdachte verwijst naar de verklaring van [C] bij de politie dat hij ruzie had gekregen met [slachtoffer 2] en er sprake is geweest van duw- en trekwerk. Daarbij is er niet geslagen en heeft verdachte [verdachte] hen allebei uit elkaar gehaald en hen allebei een tik gegeven, aldus [C].
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat niet is gebleken dat verdachte en [C] van plan waren om aangever [slachtoffer 2] van zijn geld te beroven.
4.3.4.3 De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende. Aangever heeft verklaard dat [C] op enig moment probeerde zijn handen in de jaszakken van aangever te steken. Hij heeft niet verklaard, en ook overigens is niet gebleken, dat verdachte handelingen heeft verricht die gericht waren op het wegnemen van geld of overigens dat het opzet van verdachte daarop gericht was. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het primair tenlastegelegde. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat zowel aangever als getuige [getuige 4] hebben verklaard dat [C] en verdachte hebben geslagen en dat in elk geval één van de jongens heeft getrapt toen aangever op de grond lag. Aangever heeft bovendien verklaard dat hij in zijn gezicht is geschopt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte samen met [C] dusdanig geslagen en geschopt tegen onder meer het gezicht van aangever, dat daaruit redelijkerwijs geen andere conclusie kan volgen dan dat verdachte en zijn medeverdachte zich tenminste willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zij het slachtoffer door hun handelen zwaar lichamelijk letsel zouden toebrengen, en ook die kans ten tijde van de gedraging bewust hebben aanvaard.
De rechtbank acht derhalve het onder subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4 Vrijspraak
De rechtbank zal verdachte op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen vrijspreken van het onder parketnummer 16/513536-10 onder 2 primair en het onder parketnummer 16/514306-09 primair tenlastegelegde.
4.5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder parketnummer 16/513536-10 onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 primair en het onder parketnummer 16/514306-09 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op de navolgende wijze dat:
16/513536-10
1.
hij op 19 januari 2010 te Soest, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een of meer geldbedrag(en) en/of een of meer sieraden,
geheel of ten dele toebehorende aan juwelierswinkel [naam] (gelegen aan de
[adres]) en/of aan [benadeelde 2], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan andere deelnemers van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met anderen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn
mededader(s)
- voornoemde juwelierszaak binnengelopen (terwijl hij, verdachte en twee van zijn
mededaders op het hoofd een bivakmuts droegen en terwijl hij, verdachte, of een
mededader een rugzak bij zich droeg met daarin onder meer: tie-raps en een rol ductape
en een set handboeien) en
- vervolgens een nepvuurwapen (merk G.1 Airsoft Gun, model Colt 1908
Hammerless), getoond aan voornoemde [benadeelde 2], en
- vervolgens/daarbij die [benadeelde 2] meermalen gestompt in het gezicht, en
- vervolgens die [benadeelde 2] geduwd/bewogen in de richting van een kluis,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2. Subsidiair hij in de periode van 21 oktober 2009 tot en met 19 januari 2010 te Soest, een televisietoestel (flatscreen) en een GSM (Nokia) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van genoemde goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof; 3. hij in de periode van 20 tot en met 21 november 2009 te Soest, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een motor (Yamaha), toebehorende aan [slachtoffer 3], die weg te nemen motor onder hun bereik te brengen door middel van braak, tezamen en in vereniging met een ander als volgt heeft gehandeld: hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader het contactslot van genoemde motor vernield, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid; 4. Primair hij in de periode 20-21 november 2009 te [woonplaats], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kentekenplaat ([kenteken]) en een achterkap, beiden van een motor, toebehorende aan [slachtoffer 3]; 16/514306-09 Subsidiair hij op 26 november 2009 te Soest tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet genoemde [slachtoffer 2], terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, meermalen hebben/heeft geschopt/getrapt in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of in de buik en/of in de rug, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van parketnummer 16/513536-10 feit 1: Poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en /of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van parketnummer 16/513536-10 feit 2 subsidiair: Opzetheling
Ten aanzien van parketnummer 16/513536-10 feit 3: Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Ten aanzien van parketnummer 16/513536-10 feit 4: Diefstal door twee of meer verenigde personen Ten aanzien van parketnummer 16/514306-09 subsidiair: Medeplegen van poging tot zware mishandeling
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest en met als bijzondere voorwaarde de maatregel Hulp en Steun, waarvan 6 maanden het ITB-plustraject, ook als dat inhoudt een behandeling bij De Waag of soortgelijke instelling, en het meewerken aan een intakegesprek aldaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Subsidiair is de verdediging van mening dat een straf gelijk aan het voorarrest passend is. Verdachte is bereid is mee te werken aan het ITB-plustraject.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een poging tot het plegen van een gewapende overval. De rechtbank rekent het feit dat verdachte en zijn mededaders gewapend met een (nep)pistool, vermomd en met meerdere personen op het slachtoffer zijn afgegaan, zwaar aan. Daar komt bij dat, gelet op de inhoud van de rugtas die verdachte bij zich had, het mogelijk de bedoeling van verdachte en de mededaders is geweest het slachtoffer te knevelen om zo hun slag te kunnen slaan.
Het spreekt voor zich dat een overval zoals deze is uitgevoerd voor het slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Uit de verklaring van het slachtoffer blijkt dat hij erg aangedaan is door hetgeen er is gebeurd en dat hij niet snapt dat verdachte en zijn mededaders dit hebben gedaan. Het slachtoffer vreesde voor zijn leven en ook nu nog ondervinden het slachtoffer en zijn echtgenote dagelijks de psychische gevolgen van de overval. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om te trachten, ten koste van een ander, op deze manier snel aan geld of sieraden te komen.
Bovendien heeft verdachte zich aan nog een geweldsdelict schuldig gemaakt, te weten een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2]. Ook een dergelijk delict heeft een enorme impact op het slachtoffer en er bestaat een grote maatschappelijke weerstand tegen dit soort redeloos geweld op straat.
Verdachte heeft voorts, samen met een ander, getracht een motorfiets te stelen en heeft van deze motorfiets wel de kentekenplaat en een achterkap weggenomen. Door deze feiten hebben verdachte en zijn mededader de benadeelde schade en overlast bezorgd. Bovendien hebben zij aldus ongemak en financiële schade toegebracht aan de eigenaar en/of diens verzekeraar(s).
Kennelijk heeft verdachte geen oog voor hetgeen hij veroorzaakt met zijn handelen. Veeleer getuigt zijn houding – ook ter terechtzitting – van onverschilligheid en van een speels gemak waarmee hij bijvoorbeeld ook gestolen goederen, zoals de mobiele telefoon en flatscreen-televisie, in eigen gebruik neemt.
De rechtbank weegt ten nadele van verdachte mee dat hij op 7 december 2009 door de kinderrechter ter zake van diefstal is veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf, maar dat een dergelijke straf met daaraan verbonden een proeftijd hem er niet van heeft weerhouden om ruim een maand na die veroordeling een juwelier te overvallen.
Verdachte is zowel door een psychiater, P.M. Boeting, als een psycholoog, A. Rebergen-Soetendaal, onderzocht. Deze deskundigen concluderen dat verdachte ten tijde van het onder parketnummer 16/513536-10 onder 1 ten laste gelegde volledig toerekeningsvatbaar is te achten.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft d.d. 1 juni 2010 de rechtbank geadviseerd aan verdachte, in het kader van een voorwaardelijk strafdeel, de maatregel Hulp en Steun op te leggen waarvan 6 maanden ITB-plus-traject en, waarbinnen behandeling bij forensische instelling De Waag of een gelijksoortige instelling opgestart dient te worden, zodat verdachte meer inzicht verkrijgt in de gevolgen van zijn daden voor zichzelf en anderen.
De rechtbank zal dit advies van de Raad voor de Kinderbescherming overnemen in het kader van een voorwaardelijk strafdeel.
De verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten minderjarig. Ons sanctiestelsel kent als principe dat jeugdigen in beginsel zo min mogelijk vrijheidsstraf moeten ondergaan.
Louter om die reden komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte. Voor meerderjarige verdachten is bij dergelijke feiten een veel langere vrijheidsstraf gebruikelijk.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie, zoals door de officier van justitie heeft gevorderd, passend en noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere al dan niet lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank, zoals hiervoor is overwogen, aanleiding een deel van de op te leggen jeugddetentie, voorwaardelijk op te leggen.
In deze beslissing ligt besloten dat de rechtbank niet zal terugkomen op de ter terechtzitting gegeven beslissing om de voorlopige hechtenis niet op te heffen of te schorsen.
7 De benadeelde partijen
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 1.653,00 voor het onder parketnummer 16/513536-10 feit 1 bewezen verklaarde feit.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank verdachte hoofdelijk met zijn mededaders veroordelen en tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De hoofdelijkheid wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is met zijn mededaders voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De verdachte is op de voet van artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door (een) mededader(s) is voldaan.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 620,00 voor het onder parketnummer 16/514306-09 bewezen verklaarde feit
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank verdachte hoofdelijk met zijn mededader veroordelen en tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De hoofdelijkheid wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is met zijn mededader voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De verdachte is op de voet van artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door zijn mededader is voldaan.
8.1 De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
8.2 De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het onder parketnummer 16/513536-10 onder 1 bewezen verklaarde feit is begaan of voorbereid met behulp van dit voorwerp.
Verder is dit voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met de wet.
9 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke werkstraf van 20 uren die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter d.d. 7 december 2009 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
10 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 47, 57, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77dd, 77ee, 77gg, 302, 310, 311, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 16/513536-10 onder 2 primair en het onder parketnummer 16/514306-09 onder primair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van parketnummer 16/513536-10 feit 1: Poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van parketnummer 16/513536-10 feit 2 subsidiair: Opzetheling
Ten aanzien van parketnummer 16/513536-10 feit 3: Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Ten aanzien van parketnummer 16/513536-10 feit 4: Diefstal door twee of meer verenigde personen Ten aanzien van parketnummer 16/514306-09 subsidiair: Medeplegen van poging tot zware mishandeling
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd een of meer van de na te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van de maatregel Hulp en Steun worden gegeven door of namens [naam], afdeling Jeugdreclassering, waarvan 6 maanden in de vorm ITB-Plus, en ook als deze aanwijzingen inhouden een behandeling bij forensische instelling De Waag of gelijksoortige instelling, en het meewerken aan een intakegesprek aldaar;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie;
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
4 bivakmutsen, een rugzak (Eastpak), handboeien, tie-rips, ducktape, een zwarte muts (merk WE), een zwarte muts;
- verklaart onttrokken aan het verkeer het navolgende in beslag genomen voorwerp: een alarmpistool;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 7 december 2009 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/514135-09 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een werkstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van
€ 1.653,00 ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 19 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], € 1.653,00 te betalen, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 19 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 26 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van deze schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van
€ 620,00, waarvan € 270,00 ter zake van materiële schade en € 350,00 ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 26 november 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], € 620,00 te betalen, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 26 november 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 12 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. L.E. Verschoor-Bergsma en J.W. Frieling, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Beek, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 juni 2010.