ECLI:NL:RBUTR:2010:BN0052
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.P. den Otter
- M.H.L. Schoenmakers
- A. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Geweldsdelict en bezit van een neppistool door een minderjarige
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 20 april 2010, stond een 14-jarige verdachte terecht voor het beroven van een jongen van zijn CJP-pas en het bezit van een neppistool. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de feitelijke handelingen van het ten laste gelegde geweld. De verdachte werd vrijgesproken van het primaire feit, omdat niet was aangetoond dat hij de intentie had om de CJP-pas weg te nemen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangever niet geloofwaardig waren, wat leidde tot vrijspraak van het geweldsdelict.
Wat betreft het bezit van het neppistool, vond de rechtbank dat de verdachte op 31 december 2008 een replica van een pistool had, wat in strijd is met de Wet Wapens en Munitie. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte dit wapen voorhanden had, aangezien het door de politie onder zijn bed was aangetroffen. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan.
De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een werkstraf van 80 uur geëist. De rechtbank legde uiteindelijk een werkstraf van 30 uur op, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De uitspraak benadrukte de noodzaak om de maatschappij te beschermen tegen het bezit van nepwapens, ondanks de jeugdige leeftijd van de verdachte.