ECLI:NL:RBUTR:2010:BM9256

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
24 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600700-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige door verdachte met zorgtaak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 24 juni 2010, stond de verdachte terecht voor ontucht met minderjarigen. De zaak betreft meerdere feiten waarbij de verdachte gedurende een aantal jaren ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een minderjarig meisje, [slachtoffer 1], en later ook met haar buurmeisjes, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die een vertrouwensband had opgebouwd met de gezinnen van de slachtoffers, misbruik heeft gemaakt van deze positie. De verklaringen van de slachtoffers werden door de rechtbank als consistent en geloofwaardig beoordeeld, ondanks dat er enige inconsistenties waren in de verklaringen van [slachtoffer 1]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de meest ernstige beschuldigingen had gepleegd, maar dat de minder ernstige ontuchtige handelingen wel bewezen waren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de zwaarste aanklachten, maar veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaar en een contactverbod met de slachtoffers en hun families. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank onvoldoende informatie had om de schade te beoordelen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en benadrukte het langdurige effect van dergelijk gedrag op de geestelijke gezondheid van de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600700-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 juni 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1966] te [geboorteplaats].
Thans gedetineerd in de P.I. Midden Holland, Huis van Bewaring Haarlem;
raadsvrouw mr. E. Schoneveld, advocaat te Amsterdam
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 10 juni 2010, waarbij de officier van justitie, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Terzake van de onder 1. en 2. tenlastegelegde feiten gedurende een aantal jaren ontucht heeft gepleegd met een minderjarig meisje, en voorts, terzake van de onder 3. en 4. tenlastegelegde feiten, ontucht heeft gepleegd met twee minderjarige meisjes gedurende een aantal maanden.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich, voor wat betreft de onder 1. en 2. tenlastegelegde feiten, daarbij onder meer op de verklaringen van aangeefster, haar ouders en haar grootvader. Voor wat betreft de onder 3. en 4. tenlastegelegde feiten, baseert de officier van justitie zich onder meer op de verklaringen van aangeefsters en hun moeder.
3.2. Het standpunt van de verdediging
Terzake van de onder 1. en 2. tenlastegelegde feiten betoogt de verdediging dat aangeefster op belangrijke punten tegenstrijdig verklaard heeft en dat deze discrepanties mogelijk te wijten zijn aan de persoonlijkheidsstoornis (namelijk borderline syndroom), aan welke stoornis aangeefster volgens de verdediging lijdt en die al bestaan zou hebben voor de “disclosure”. Voorts merkt de raadvrouw op dat aangeefster hiertoe intensief is behandeld en dat deze behandeling invloed moet hebben gehad op het geheugen en de waarnemingen van aangeefster. De verdediging meent dat in deze de verklaringen van aangeefster onvoldoende betrouwbaar zijn om tot een bewezenverklaring te kunnen komen en verzoekt de rechtbank verdachte voor deze feiten vrij te spreken.
Terzake van de onder 3. en 4. tenlastegelegde feiten betoogt de raadsvrouw dat ook deze feiten niet bewezen kunnen worden verklaard. Ten eerste stelt zij zich op het standpunt dat er geen sprake is geweest van een artikel 249 Sr. situatie, zoals primair is tenlastegelegd. Voorts voert zij aan dat niet op alle punten van de verklaringen toetsing en verankering mogelijk blijkt (feit 3.), danwel dat er discrepanties zijn in de verklaringen van aangeefsters (feiten 3. en 4.) waardoor deze verklaringen onbetrouwbaar moeten te worden geacht.
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank verdachte ook voor deze feiten vrij te spreken.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
De onder 1. en 2. tenlastegelegde feiten betreffen [slachtoffer 1] (geboren [1992]), dochter van vrienden van verdachte. [slachtoffer 1] heeft in oktober 2007 een informatief gesprek gevoerd met de politie waarin zij – kort gezegd – melding maakte van ontuchtige handelingen die verdachte gedurende langere tijd zou hebben gepleegd. Na dit gesprek hebben de ouders van [slachtoffer 1] besloten vooralsnog geen aangifte te doen omdat zij eerst hulpverlening voor hun dochter wilden bewerkstelligen. Toen de ouders op de hoogte werden gebracht van een melding van een tweede incident waarbij verdachte werd genoemd, heeft de moeder van [slachtoffer 1] op 30 januari 2009 alsnog tegen verdachte aangifte gedaan van ontucht. In februari 2009 heeft [slachtoffer 1] haar eerste verklaring afgelegd. In januari 2010 is zij gehoord door de rechter-commissaris.
De rechtbank stelt voorop dat zij heeft geconstateerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] op een aantal punten niet consistent zijn. Verder overweegt de rechtbank dat de ouders van [slachtoffer 1] hebben aangegeven dat de problematiek waarmee [slachtoffer 1] te kampen heeft ertoe leidt dat het voor [slachtoffer 1] soms lastig is om fantasie en werkelijkheid te scheiden. Op basis hiervan acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 1] slechts beperkt bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank zal deze verklaringen uitsluitend gebruiken voor zover deze voldoende onderbouwd zijn door andere bewijsmiddelen.
De gedragingen die als feit 1 en als feit 2 primair zijn tenlastegelegd, vinden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen dan de verklaringen van [slachtoffer 1]. De rechtbank zal de verdachte dan ook van deze feiten vrijspreken.
Wat betreft feit 2 subsidiair overweegt de rechtbank het volgende.
Nadat de moeder van [slachtoffer 1] aangifte [1] heeft gedaan bij de politie verklaart [slachtoffer 1] dat toen zij [2] 13 jaar oud was zij, samen met haar zusje [betrokkene 1], om de twee weken in het weekend bij verdachte logeerden. Tijdens die weekenden vond de ontucht plaats. Hij kuste haar in de nek, haar lichaam, streelde haar benen, borsten [3], befte haar. Handelingen die hij onder andere deed onder de douche, in de jacuzzi of elders in de woning van verdachte op momenten dat haar zusje al naar bed was. Meestal gebeurde de intimiteiten als zij van hem een cadeau had gekregen. Zij verklaart ook dat wanneer zij niet wilde, verdachte boos werd, waarna zij geen ‘neen’ meer durfde te zeggen. Het zusje [betrokkene 1] verklaart [4] dat zij, tijdens de logeerpartijen, haar zus [slachtoffer 1] weleens ’s morgens bij [verdachte] in bed heeft zien liggen. Hij had dan zijn arm om [slachtoffer 1] heengeslagen. Van [verdachte] noch van [slachtoffer 1] mocht zij hierover iets zeggen tegen haar ouders. Ook verklaart zij onder andere dat haar zus meer cadeaus kreeg dan zij.
De vader van [slachtoffer 1] bevestigt de logeerpartijen van zijn twee dochters bij verdachte en verklaart dat verdachte altijd leuke dingen met hen deed en klaar stond om zich over [slachtoffer 1] te ontfermen wanneer hij en zijn vrouw druk waren met de gezondheid van hun andere, jongste, dochter. Voorts verklaart de vader van [slachtoffer 1] dat hij na de disclosure met zijn schoonvader bij verdachte thuis is geweest en dat verdachte in dat gesprek heeft toegegeven dat er tussen hem en [slachtoffer 1] iets zou zijn gebeurd toen zij 14 jaar oud was. [5] Bij de rechter-commissaris verklaart hij voorts over een kast met spullen die zijn dochter bij verdachte thuis had. [6] Dit blijken de cadeaus te zijn die [slachtoffer 1] in de loop der tijd van verdachte had gekregen. De grootvader van [slachtoffer 1] verklaart [7] dat hij samen met zijn schoonzoon een paar weken na de “disclosure” naar verdachte’s huis is gegaan en dat verdachte toen –desgevraagd- zei een beetje met haar te hebben gevreeën en bekende dat hij [slachtoffer 1] had gebruikt en aan haar had gezeten en dat hij daarvan spijt had. Bij de rechter-commissaris bevestigt de grootvader zijn verklaring [8] en verklaart hij dat verdachte letterlijk heeft gezegd dat hij aan [slachtoffer 1] had gezeten op een manier die niet goed was en dat dit vanaf haar dertiende jaar was.
Verdachte bevestigt [9] de regelmatige logeerpartijen bij hem thuis en het kopen van cadeaus voor zowel [betrokkene 1] als [slachtoffer 1], maar ontkent elke vorm van ontucht.
Op basis van het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte, zoals in de tenlastelegging is opgenomen, de vagina van [slachtoffer 1] heeft gelikt dan wel haar heeft gezoend. De andere ontuchtige handelingen acht de rechtbank, mede gelet op de verklaring van verdachte zelf tegenover de vader en de grootvader van [slachtoffer 1], wel wettig en overtuigend bewezen. Deze handelingen vonden plaats gedurende de weekends dat [slachtoffer 1] bij verdachte logeerde, waarbij zij aan zijn zorg was toevertrouwd.
De onder 3. en 4. tenlastegelegde feiten betreffen de zusjes [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (geboren respectievelijk [1997] en [1993]), buurkinderen van verdachte.
Aangeefster,[10] moeder van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], verklaart dat haar dochters vaak bij de buurman, verdachte, vertoefden. De buurman had een jacuzzi waar hij met de meisjes in zat. Voorts had hij een trampoline gekocht en had hij een Wii, waar ze mee konden spelen. Hij deed leuke dingen met ze en had voor [slachtoffer 3] een website gemaakt die hij betaalde onder de voorwaarde dat [slachtoffer 3] bij hem thuis aan deze site zou werken. Ook had hij een internet-verbinding aangemaakt via zijn woning naar de slaapkamer van [slachtoffer 3]. Op een gegeven moment viel het haar op dat alleen [slachtoffer 3] bij hem mocht eten. Op 01 januari 2009 vertelt [slachtoffer 2] haar dat verdachte een paar weken daarvoor twee keer aan haar plassertje had gezeten. Hij had onder haar kleding haar rug gemasseerd en vervolgens over haar bovenbenen gewreven en vervolgens met zijn handen in haar kruis gezeten. [slachtoffer 2] was toen 10 jaar oud. [slachtoffer 3] heeft haar moeder die dag verteld dat verdachte een keer tijdens het douchen naar haar stond te gluren. Later heeft [slachtoffer 3] haar moeder verteld dat verdachte voor de zomer van 2008 aan haar borsten had gezeten. Zij was toen 14 jaar oud. De vader [11] van [slachtoffer 3] verklaart gelijkluidend.
[slachtoffer 3] zelf verklaart [12] dat in de zomer van 2008 verdachte haar op zijn schoot zette en onder haar bh aan haar borsten zat en deze begon te kneden en dat hij –toen zij hem vroeg waarom hij dat deed ‘sorry’ had gezegd. Zij durfde dit thuis niet te vertellen omdat hij ouder is. [slachtoffer 2] [13] verklaart tegenover de politie dat verdachte twee maal aan haar had gezeten; één keer in de jacuzzi, waarbij verdachte haar rug masseerde, over haar bovenbenen wreef en daarna onder haar badpak aan haar plasser kriebelde. Voorts verklaart zij dat hij haar een keer op schoot zette toen zij op de bank zaten te Wiiën en dat hij toen ook aan haar plasser zat.
Verdachte zelf verklaart bij de politie voor wat betreft [slachtoffer 3] dat hij [14] haar wel op haar lichaam heeft aangeraakt, haar nek, schouders, rug, arm, hand en misschien een keer haar been en haar voet, maar dat hij feitelijk geen idee heeft waarom hij dit deed. Ook [slachtoffer 2] heeft hij op het hoofd, schouders en armen aangeraakt. Voorts verklaart verdachte wel dat hij weleens [slachtoffer 2]’s schouders heeft gemasseerd en dat hij [slachtoffer 2] misschien tijdens het stoeien (per ongeluk) ergens heeft gepakt. Voor het overige ontkent verdachte.
De rechtbank stelt vast dat de twee hiervoor genoemde slachtoffers consistent, in dezelfde zin, hebben verklaard, welke verklaringen worden ondersteund door de verklaringen van de beide ouders. Ook de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ondersteunen elkaar. Op het moment dat bij ieder de ontucht plaats vond, waren zij ieder alleen bij verdachte thuis
De rechtbank constateert voorts dat zich eenzelfde patroon heeft voorgedaan bij zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]. Toen [slachtoffer 1] niet langer meer bij verdachte thuis kwam, heeft verdachte zich gericht op zijn buurmeisjes op dat moment 10 en 14 jaar oud. De rechtbank constateert dat zich overeenkomsten voordoen in beide zaken.
Verdachte wist allereerst met de ouders een band van vertrouwen op te bouwen door onder andere hen op diverse terreinen zijn hulp aan te bieden en, wanneer de omstandigheden zich daartoe voordeden, ook de dochters op te vangen. In beide zaken konden de meisjes bij hem terecht en kwamen zij met regelmaat bij hem, meestal op zijn verzoek. Voorts beïnvloedde verdachte genoemde meisjes op dezelfde wijze door het geven van (grote) cadeaus. Zo gaf verdachte in beide zaken de meisjes bijvoorbeeld kleding en ondergoed. Naast het wettig bewijs heeft de rechtbank geen reden te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de hiertoe afgelegde verklaringen.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] aan zijn zorg waren toevertrouwd ten tijde van het plegen van de ontucht. Daarnaast volgt de rechtbank de visie van de advocaat dat de stelling van [slachtoffer 3] dat verdachte haar tijdens het douchen heeft begluurd niet wordt ondersteund door enig ander wettig bewijsmiddel, zodat verdachte van dit onderdeel eveneens zal worden vrijgesproken.
3.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
(2. subsidiair)
- op tijdstippen gelegen in de periode van 17 april 2004 tot en met 16 april 2007 te Veenendaal, ontucht heeft gepleegd met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 1], geboren op [1992], immers heeft hij, verdachte,
- telkens de borsten en de benen, het lichaam van die [slachtoffer 1], gestreeld en betast
(3. subsidiair)
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 01 juni 2008 tot en met 31 augustus 2008 te Veenendaal, met iemand beneden de 16 jaar, te weten [slachtoffer 3] (geboren op [1993]) buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij verdachte,
- (in) de borsten van die [slachtoffer 3] gekneed en/of geknepen
en/of over de borsten gewreven en/of gestreeld en/of aangeraakt en
(4. subsidiair)
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 01 juni 2008 tot en met 31 augustus 2008 te Veenendaal, met iemand beneden de 16 jaar, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [1997]) buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte,
- de rug van die [slachtoffer 2] gemasseerd en
- (over) de benen van die [slachtoffer 2] gewreven en/of aangeraakt en
- met zijn vingers over de vagina van die [slachtoffer 2] gewreven en/of gestreeld en/of aangeraakt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De strafbaarheid
4.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Terzake het onder 2. subsidiair bewezenverklaarde:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Terzake van het onder 3. en 4. subsidiair bewezenverklaarde:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
4.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5. De strafoplegging
5.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen
- een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaar met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact, ook wanneer dit inhoud een behandeling bij De Waag of soortgelijke instelling, en voorts een contactverbod betreffende de familie [slachtoffer 1] en de familie [slachtoffer 3].
Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ad € 8.000,-- met toewijzing van de schadevergoedingsmaatregel.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Terzake van de vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat deze niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu, naar haar mening, verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft zij opgemerkt dat de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard omdat deze niet van eenvoudige aard is. Naar de mening van de raadsvrouw kan niet worden gesteld dat de oorzaak van de psychische problemen volledig te wijten zijn aan de gedragingen van verdachte nu onder andere reeds sprake was van een forse ouder-kind problematiek. In welke mate de problematiek van het slachtoffer aan verdachte te wijten is, is onduidelijk.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
De verdachte heeft gedurende een aantal jaren ontucht gepleegd met het minderjarige meisje, [slachtoffer 1]. Hij heeft daarbij doelbewust misbruik gemaakt van onder andere zijn machtspositie bij de logeerpartijen die tweemaal per maand plaatsvonden.
Toen de ontucht aan het licht kwam en [slachtoffer 1] niet meer bij hem kwam, heeft verdachte zijn aandacht gericht op zijn twee buurmeisjes, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], toen 10 en 14 jaar oud, met wie hij eveneens ontucht heeft gepleegd.
Verdachte, die regelmatig zijn hulp aanbood in de kwetsbare situaties van onderhavige gezinnen, genoot het vertrouwen van deze beide gezinnen. Met de familie [slachtoffer 1] was hij zelfs al 19 jaar bevriend. Hij manipuleerde zijn slachtoffertjes en de omstandigheden. Zo kocht hij onder andere voor de meisjes mooie en dure kado’s, zoals sieraden, kleding, een pony, een internetaansluiting en een mobiele telefoon. Hiermee wist hij hen te paaien en afhankelijk van hem te maken door er zijn voorwaarden aan te verbinden of duur speelgoed aan te schaffen waarmee bij hem thuis kon worden gespeeld. De meisjes hadden hiermee veel te verliezen. De rechtbank acht vorenstaande zeer laakbaar. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in hem werd gesteld en heeft hiervan op een berekenende en grove manier misbruikt gemaakt.
Verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke integriteit van de slachtoffertjes meermalen gedurende een langdurige periode ernstig geschaad. Hiermee heeft verdachte een normale en gezonde seksuele ontwikkeling van deze meisjes in een kwetsbare periode van hun leven doorkruist.
De meisjes zullen hetgeen hen overkomen is hun hele leven met zich moeten meedragen, immers is het een feit van algemene bekendheid dat dit vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van slachtoffers in deze. De rechtbank rekent dat de verdachte zwaar aan.
In de rapportage, d.d. 14 september 2009, van psycholoog, S.G.K. Hartman wordt gerelateerd dat mogelijk sprake is van forse zelfpathologie in de vorm primaire narcistische en antisociale trekken. Voorts merkt de deskundige op dat verdachte zich tijdens het onderzoekscontact bovenal ongrijpbaar weet te maken; hij weet van niets, de ander is de agressor en hij is slechts een onschuldige toeschouwer. Verdachte lijkt onvermogend geweest om op een wederkerige en adequate wijze relaties aan te gaan met belangrijke leeftijdgenoten, waardoor zijn psychoseksuele ontwikkeling gestagneerd lijkt.
De rechtbank constateert dat de deskundige hier nu geen eenduidige overtuigende psychiatrische diagnoses aan kan verbinden. Nu verdachte ontkent, is de psycholoog niet tot een advies gekomen.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting constateert de rechtbank dat verdachte geen empathisch vermogen jegens zijn slachtoffers en diens ouders toont. Verdachte geeft geen blijk van zelfinzicht danwel inzicht in zijn grensoverschrijdend gedrag. De rechtbank meent dan ook dat zij het door de deskundige gerelateerde, kan onderschrijven en neemt de inhoud van onderhavig rapport mee in haar overwegingen.
Het reclasseringsrapport, d.d. 20 juli 2009, vermeldt dat verdachte niet gemotiveerd is voor hulp. Het advies hierin neemt de rechtbank mee in haar overwegingen.
Voorst houdt de rechtbank rekening met het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte d.d. 27 mei 2010, waarin vermeld staat dat verdachte niet eerder is veroordeeld, hetgeen in zijn voordeel spreekt.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feiten, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is met dien verstande dat met een lagere onvoorwaardelijke straf, dan door de officier van justitie gevorderd, kan worden volstaan nu verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1., 2. primair, 3. primair en 4. primair tenlastegelegde feiten.
Om deze redenen zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan gevorderd.
De rechtbank acht het van belang dat verdachte langdurig geen contact mag hebben met de (familie van) de slachtoffers, zodat een contactverbod voor de duur van vijf jaar zal worden opgelegd.
6. De benadeelde partij
De benadeelde partij, [slachtoffer 1], vordert een schadevergoeding van € 8.000,-- voor de feiten 1. en 2.
De rechtbank acht de vordering niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Uit de overgelegde stukken blijkt dat [slachtoffer 1] te kampen heeft (gehad) met ernstige problematiek en de rechtbank acht zich onvoldoende voorgelicht om een inschatting te kunnen maken van de mate waarin het bewezenverklaarde feit van invloed is geweest op de omvang van de problematiek. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 247 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1., 2.primair, 3. primair en 4 primair tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Terzake het onder 2. subsidiair bewezenverklaarde:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Terzake van het onder 3. en 4. subsidiair bewezenverklaarde:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd zoals hierna vermeld;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, regio Utrecht- Arnhem, ook indien dit inhoud een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling.
stelt de proeftijd ten behoeve van bovenstaande bijzondere voorwaarde op twee jaar;
- stelt voorts als bijzondere voorwaarde:
dat verdachte op geen enkele wijze contact zal hebben met de familie [slachtoffer 1] en de familie van [slachtoffer 3].
stelt de proeftijd ten behoeve van bovenstaande bijzondere voorwaarde op vijf jaar;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.G. van Doorn, voorzitter, mr. Z.J. Oosting en mr E. Sikkema, rechters, in tegenwoordigheid van B.E.M. Bruckner, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 juni 2010.
Mr. E. Sikkema is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.