ECLI:NL:RBUTR:2010:BM9229

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
17 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-711875-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit van kinderporno met betrekking tot de rechtmatigheid van binnentreden en Salduz-jurisprudentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 17 juni 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van kinderporno. De verdachte had in de periode van 26 juni 2007 tot en met 30 oktober 2008 in totaal 98 kinderpornografische films gedownload en opgeslagen op zijn computer. De rechtbank oordeelde dat de politie op rechtmatige wijze de woning van de verdachte had betreden, gebaseerd op een redelijk vermoeden van schuld dat was ontstaan in augustus 2006. De verdediging voerde aan dat het tijdsverloop tussen de melding van Interpol en de doorzoeking de rechtmatigheid van het binnentreden in twijfel trok, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank overwoog dat het tijdsverloop in deze zaak niet het redelijk vermoeden van schuld wegnam, gezien de aard van de feiten.

Daarnaast werd er een beroep gedaan op de Salduz-jurisprudentie, waarbij de raadsman stelde dat de verdachte niet was gewezen op zijn recht op rechtsbijstand voorafgaand aan het verhoor. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet was aangehouden ten tijde van het verhoor en dat er geen strijd was met artikel 6 EVRM. De rechtbank achtte het bezit van de 98 filmbestanden wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen van verspreiding, vervaardiging, invoering en uitvoering van kinderpornografische afbeeldingen, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze feiten.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringscontact en een behandelverplichting. De rechtbank benadrukte de ernst van het bezit van kinderporno en de impact daarvan op de slachtoffers, maar hield ook rekening met de schuldbewuste houding van de verdachte en zijn bereidheid om hulp te zoeken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/711875-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 juni 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [woonadres].
Raadsman mr. O.E. de Jong, advocaat te Utrecht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 3 juni 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
101 kinderpornografische films heeft verspreid, vervaardigd, ingevoerd, uitgevoerd en/of in zijn bezit heeft gehad en dat verdachte van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 98 kinderpornografische films in zijn bezit heeft gehad, alsmede dat verdachte van dat misdrijf een gewoonte heeft gemaakt. De officier van justitie heeft zich daarbij gebaseerd op de aangetroffen films, die volgens het proces-verbaal van de politie zijn aan te merken als kinderporno en op de bekennende verklaring van verdachte dat hij gezocht heeft naar kinderporno en de aangetroffen bestanden opgeslagen heeft in een bestandsmap. De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verspreiden, vervaardigen, invoeren of uitvoeren van kinderpornografische afbeeldingen en/of films.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat er tussen de melding van Interpol Wiesbaden en de inbeslagname van de computers tweeënhalf jaar zit. De informatie op grond waarvan het redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27 Sv kon worden aangenomen, was op het moment van binnentreden in de woning van verdachte tweeënhalf jaar oud en is niet geactualiseerd naar het tijdstip van de doorzoeking. Deze oude informatie van Interpol Wiesbaden kan volgens de raadsman geen grond meer vormen voor een redelijk vermoeden van schuld, waardoor het binnentreden en de inbeslagname onrechtmatig zijn. De raadsman heeft gelet op het voorgaande geconcludeerd dat er sprake is van een onherstelbaar verzuim als bedoeld in artikel 359a Sv wat tot bewijsuitsluiting en daarmee tot vrijspraak moet leiden.
De raadsman heeft voorts aangevoerd, dat verdachte in strijd met de zogenaamde Salduz-jurisprudentie voorafgaand aan het verhoor bij de politie niet is gewezen op zijn recht om met een raadsman overleg te plegen. Nu verdachte niet op dit recht is gewezen, dient zijn verklaring van het bewijs uitgesloten te worden. In combinatie met het hiervoor gevoerde verweer (uitsluiting van bewijs wegens de onrechtmatigheid van de doorzoeking) dient dit verzuim te leiden tot algehele vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om verdachte gedeeltelijk vrij te spreken voorzover de tenlastelegging ziet op het vervaardigen, verspreiden, invoeren en/of uitvoeren van kinderpornografische afbeeldingen en ook slechts de 25 in de tenlastelegging uitgeschreven filmbestanden bewezen te verklaren en verdachte vrij te spreken van het meerdere.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Overweging met betrekking tot de rechtmatigheid van binnentreden
De rechtbank overweegt dat niet ten aanzien van alle strafbare feiten in het algemeen kan worden gezegd dat het tijdsverloop het redelijk vermoeden van schuld wegneemt. De aard van het feit is daarbij van belang. Het is een feit van algemene bekendheid dat mensen die kinderporno bekijken en downloaden daar in de meeste gevallen niet zomaar mee stoppen en dat men de afbeeldingen pleegt te bewaren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in de onderhavige zaak door de aard van het feit het tijdsverloop het redelijk vermoeden van schuld niet wegneemt. De politie kon op basis van het eind augustus 2006 ontstane redelijk vermoeden van schuld op 30 oktober 2008 rechtmatig in de woning binnentreden. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen. De rechtbank merkt daarbij nog wel op dat zij het tijdsverloop zal verrekenen in de strafmaat.
Overweging met betrekking tot de Salduz-jurisprudentie
De rechtbank wijst gelet op het gevoerde verweer van de raadsman op het arrest van de Hoge Raad van 30 juni 2009 (LJN BH3079). Hierin overweegt de Hoge Raad onder 2.5 het volgende:
De Hoge Raad leidt uit de rechtspraak van het EHRM af dat een verdachte die door de politie is aangehouden, aan art. 6 EVRM een aanspraak op rechtsbijstand kan ontlenen die inhoudt dat hem de gelegenheid wordt geboden om voorafgaand aan het verhoor door de politie aangaande zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit een advocaat te raadplegen. Uit de rechtspraak van het EHRM kan echter niet worden afgeleid dat de verdachte recht heeft op de aanwezigheid van een advocaat bij het politieverhoor.
Het vorenoverwogene brengt mee dat de aangehouden verdachte vóór de aanvang van het eerste verhoor dient te worden gewezen op zijn recht op raadpleging van een advocaat. Behoudens in het geval dat hij uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend doch in elk geval ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van dat recht, dan wel bij het bestaan van dwingende redenen als door het EHRM bedoeld, zal hem binnen de grenzen van het redelijke de gelegenheid moeten worden geboden dat recht te verwezenlijken.
Gelet op hetgeen door de Hoge Raad is overwogen dient de politie een aangehouden verdachte de gelegenheid te bieden om voorafgaand aan het verhoor een advocaat te raadplegen. In de onderhavige zaak heeft verdachte -na te zijn ontboden- op 27 mei 2009 een verklaring bij de politie afgelegd. De verdachte was ten tijde van zijn verhoor niet aangehouden. Gelet hierop is er naar het oordeel van de rechtbank niet in strijd gehandeld met hetgeen is weergegeven in artikel 6 EVRM dan wel met voornoemd arrest van de Hoge Raad.
Daarbij komt dat verdachte voorafgaand aan het verhoor op 27 mei 2009 op de vraag van de politie of hij een advocaat heeft geraadpleegd letterlijk heeft geantwoord: “ik heb dat niet gedaan, omdat ik voor mezelf zoiets heb van, ik weet wat ik heb gedaan”. Kennelijk bestond bij verdachte ook in het geheel niet de behoefte tot het raadplegen van een advocaat, maar wilde hij veeleer zijn verhaal kwijt.
Vrijspraak verspreiden/vervaardigen/invoeren/uitvoeren kinderporno
De rechtbank overweegt dat het voor andere internetgebruikers mogelijk was om middels het zogenaamde peer to peer programma “eMule“ de door verdachte gedownloade films in bezit te krijgen. De rechtbank heeft echter niet de overtuiging dat verdachte zich van die mogelijkheid bewust was en dat hem verweten zou kunnen worden dat hij met (voorwaardelijk) opzet films heeft verspreid. Van feitelijke verspreiding via het programma eMule is ook niets gebleken. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de kinderpornografische afbeeldingen heeft verspreid. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken. De rechtbank zal verdachte eveneens vrijspreken van het vervaardigen en/of invoeren en/of uitvoeren van kinderpornografische films, daar dit evenmin uit het dossier is gebleken.
Bewezenverklaring
Op 30 oktober 2008 vond in de woning van verdachte aan de [woonadres] te [woonplaats] een doorzoeking plaats en werd onder meer een computer in beslag genomen .
Op deze computer werden door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden zedenrechercheur, in totaal 101 filmbestanden aangetroffen. Deze filmbestanden konden worden aangemerkt als kinderpornografisch materiaal. Tijdens het onderzoek werd vastgesteld dat de verdachte de bij hem aangetroffen bestanden in de periode gelegen tussen 26 juni 2007 en 11 oktober 2008 op zijn computer heeft geplaatst dan wel gedownload. Voornoemde zedenrechercheurs hebben 25 van deze filmbestanden omschreven. Uitgangspunt hierbij was dat deze filmbestanden een algemeen beeld van de gehele collectie geven . Van deze 25 filmbestanden werd een schermafdruk gemaakt, welke ook door de rechtbank en de procespartijen is bekeken. De rechtbank is daarbij ook uit eigen waarneming tot het oordeel gekomen dat de in de tenlastelegging genoemde filmbestanden een kinderpornografisch karakter hebben.
Verdachte heeft ter terechtzitting een geheel bekennende verklaring afgelegd .
Nu verdachte erkent dat de door de zedenrechercheurs beschreven filmbestanden goed vergelijkbaar zijn met de filmbestanden die hij pleegde te bekijken, ziet de rechtbank geen aanleiding om, zoals door de raadsman is bepleit, uitsluitend het bezit van de beschreven filmbestanden bewezen te verklaren. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte 98 filmbestanden in zijn bezit heeft gehad.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hieronder bewezenverklaarde feiten.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 26 juni 2007 tot en met 30 oktober 2008 te Utrecht, een gegevensdrager, te weten een computer, bevattende een groot aantal afbeeldingen, te weten 98 films in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit onder meer
- het anaal penetreren (met de penis en/of vinger(s) en/of een
dildo) door zichzelf en/of door een volwassen man/een persoon die kennelijk de
leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt van het lichaam van (een)
perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar (eveneens) nog niet
heeft/hebben bereikt
(onder meer de nummers 13, 14, 15, 16, 17 en/of 23 van in het proces-verbaal
van bevindingen (multimedia) op de pagina's 17 t/m 25 omschreven
bestanden/films en
- het laten betasten van de stijve penis van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren
nog niet heeft bereikt door een volwassen man
(nummer 12 van in het proces-verbaal van bevindingen (multimedia) op pagina 21
omschreven bestand(en)/film) en
- het laten vasthouden en in de mond laten nemen van de stijve penis
van een volwassen man door een personen die kennelijk de leeftijd van 18
jaar nog niet hebben bereikt (onder meer de nummers 6, 18 en/of 24 van in het proces-verbaal van bevindingen (multimedia) op de pagina's 17 t/m 25 omschreven bestanden/films en
- het in de mond laten nemen van de penis van een personen die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt door een
volwassen man/een personen die eveneens kennelijk de leeftijd van 18 jaar
nog niet hebben bereikt
(onder meer de nummers 1, 7, 8, 19, 20 en 25 van in het proces-verbaal van
bevindingen (multimedia) op de pagina's 17 t/m 25 omschreven bestanden/films
en
- het geheel of gedeeltelijk naakt laten poseren van personen die
kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet hebben bereikt, waarbij door
het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden
van die/de personen nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld
gebracht worden (onder meer de nummers 3, 4 en/of 9 van in het proces-verbaal van bevindingen (multimedia) op de pagina's 17 t/m 25 omschreven bestanden/films
en
- het geheel of gedeeltelijk naakt laten poseren van personen die
kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet hebben bereikt, waarbij deze
personen gekleed en/of opgemaakt zijn en/of in een omgeving en/of met
voorwerpen en/of in (erotisch getinte) houdingen poseren die niet bij
hun leeftijd passen en/of waarbij deze personen zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van hun kleding ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze personen
nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden
(onder meer nummers 2, 3, 5, 10, 11, 21 en/of 22 van in het proces-verbaal van
bevindingen (multimedia) op de pagina's 17 t/m 25 omschreven bestanden/films
van welke misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden -kort gezegd- verplicht reclasseringscontact, inclusief een meldingsgebod en een behandelverplichting bij De Waag.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zoals hiervoor weergegeven primair verzocht om verdachte vrij te spreken. Mocht de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komen dan dient volgens de raadsman hooguit een taakstraf opgelegd te worden. De raadsman heeft hierbij gewezen op de houding van verdachte en de wijze waarop hij omgaat met de onderliggende problematiek.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich gedurende bijna anderhalf jaar schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderporno door kinderpornografische films te downloaden en op te slaan op zijn computer. De rechtbank overweegt dat het bezit van kinderporno buitengewoon verwerpelijk is, met name omdat bij de vervaardiging van deze afbeeldingen kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. In veel gevallen lopen de kinderen die hieraan bloot worden gesteld grote psychische schade op, die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Verdachte moet medeverantwoordelijk worden gehouden voor genoemd seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door het downloaden van de kinderporno, heeft bijgedragen aan de totstandkoming van de vraag naar kinderporno. Verdachte heeft hierbij ten tijde van het plegen van de feiten kennelijk nimmer stilgestaan. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen en verspreiden, maar zeker ook degenen die kinderporno downloaden en verzamelen.
De rechtbank overweegt dat verdachte blijkens het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 23 april 2010 niet eerder met justitie in aanraking is geweest voor het plegen van dit soort feiten of voor het plegen van andersoortige feiten.
Als strafverzwarende factoren neemt de rechtbank in overweging dat verdachte zich heeft beziggehouden met het downloaden en opslaan van zeer schokkende kinderpornografische films. Zo was op een filmbestand een jongen van ongeveer 5 tot 7 jaar oud te zien die een volwassen man oraal moest bevredigen en waarbij de man ejaculeerde tegen de mond van de jongen.
Als strafverminderende factoren neemt de rechtbank in overweging dat niet is gebleken dat verdachte betaald heeft voor het downloaden van de films. Ook het tijdsverloop in deze zaak weegt de rechtbank mee ten gunste van verdachte, alsmede de -in verhouding met soortgelijke zaken- beperkte periode dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het downloaden van dergelijke films. Voorts weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij vanaf het begin met de politie heeft meegewerkt en dat hij direct openheid van zaken heeft gegeven. Verdachte heeft het feit volledig bekend en is open over zijn problemen die tot het plegen van het feit hebben geleid. Verdachte heeft ter terechtzitting en eerder tegenover de politie verklaard dat hij zich ontzettend schaamt, zelf hulp heeft gezocht voor zijn problemen en dat hij op deze manier er alles aan doet om in de toekomst herhaling te voorkomen. Verdachte is op dit punt oprecht op de rechtbank overgekomen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte met deze schuldbewuste proceshouding verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen.
Blijkens het rapport van de Reclassering Nederland van 18 mei 2010, opgemaakt door T. Goes, reclasseringswerker, wordt het recidiverisico ingeschat als laag. Verdachte is door het gebeuren rond de strafzaak emotioneel behoorlijk uit balans. Op eigen initiatief heeft verdachte hulp gezocht en houdt hij zich aan de afspraken. Door de reclassering wordt geadviseerd om bij een eventuele voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden op te leggen. Hierbij wordt gedacht aan een meldingsgebod en een behandelverplichting bij De Waag, of een soortgelijke instelling.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf de gangbare strafmaat in vergelijkbare gevallen in overweging genomen.
De rechtbank acht gelet op hetgeen hiervoor is overwogen een voorwaardelijke gevangenisstraf alsmede een werkstraf passend en geboden. De rechtbank ziet aanleiding om de hierna te noemen bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf te verbinden. Hoewel de straf lager is dan de officier van justitie heeft geëist, is de rechtbank van oordeel dat met de op te leggen straf recht wordt gedaan aan de ernst van het bewezenverklaarde feit en de persoon van verdachte.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde feit, voor zover dit betreft het verspreiden en/of vervaardigen en/of invoeren en/of uitvoeren van kinderpornografische films;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat verdachte zich gedurende bepaalde perioden moet melden en dat verdachte zal (blijven) meewerken aan de behandeling bij De Waag, of een soortgelijke instelling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 200 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Z.J. Oosting, voorzitter, mr. A.G. van Doorn en mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 juni 2010.