ECLI:NL:RBUTR:2010:BM8943

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
23 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
267580 / HA ZA 09-1177
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging huwelijkse voorwaarden wegens dwaling en misbruik van omstandigheden

In deze zaak vorderde de vrouw de vernietiging van de huwelijkse voorwaarden die op 26 februari 1998 tussen haar en de man waren overeengekomen. De vrouw stelde dat zij bij het aangaan van deze voorwaarden in een afhankelijke positie verkeerde en dat zij onder druk was gezet door de man om snel te ondertekenen. De huwelijkse voorwaarden bevatten een koude uitsluiting, wat betekent dat er geen gemeenschap van goederen bestond. De vrouw was van mening dat er een verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden had moeten worden opgenomen, zoals vermeld in een conceptakte die zij had ontvangen van de notaris. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat er sprake was van dwaling of misbruik van omstandigheden. De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet had aangetoond dat de man haar had misleid of onder druk had gezet. De rechtbank wees de vorderingen van de vrouw af en bepaalde dat de man de recreatiewoning in Tsjechië toegewezen kreeg, met een vergoeding aan de vrouw van 500.000 Tsjechische kronen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen. Het vonnis werd uitgesproken op 23 juni 2010 door mr. M.E. Heinemann.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 267580 / HA ZA 09-1177
Vonnis van 23 juni 2010
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. M. Vleesch du Bois,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. J. Witvoet.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 juli 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 5 november 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn op [1998] te [woonplaats], Tsjechië, op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd. Bij beschikking van 20 maart 2007 heeft deze rechtbank voorlopige voorzieningen gegeven. Bij verzoekschrift van 12 april 2007 heeft de vrouw om echtscheiding verzocht. Bij beschikking van 12 december 2007 heeft deze rechtbank de echtscheiding uitgesproken. Deze is op 9 januari 2008 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2. Bij akte van 26 februari 1998 zijn partijen huwelijkse voorwaarden aangegaan. De akte behelst een zogenaamde “koude uitsluiting”, in die zin dat zowel iedere gemeenschap van goederen is uitgesloten als dat een verrekenbeding ontbreekt.
2.3. Bij het passeren van de akte was de vrouw niet aanwezig. Zij bevond zich op dat moment nog in Tjechie en heeft op 18 februari 1998 een volmacht gegeven op basis van een Engelse vertaling van een concept van de akte. De vrouw sprak op dat moment nog geen Nederlands.
2.4. Bij brief van 13 februari 1998 van de notaris aan de vrouw schrijft eerstgenoemde onder meer:
“I herewith send you a draft marriage settlement certificate and also the power of attorney enabling a person from our office to sign the certificate on your behalf.
In this marriage settlement it states that you are married under “the separate estate arrangement”. This means that no community of property whatsoever will arise between you and your husband to be.
This can lead to serious upset in the economic balance between you and your husband. In fact, each person keeps what they earn for themselves and does not share his or her income with their partner. If your husband is the only one to earn an income you do not share this. Thus, for example, you have no right to the house, the car and the boot bought with your husbands savings.
The household costs are proportionally divided according to each persons income. Moreover, you have no claim to your husband’s pension.”
De vrouw heeft de brief voor akkoord getekend en geretourneerd.
2.5. Bij de brief was een concept akte bijgesloten in de Engelse taal. Dit concept bevatte als artikel 8 het volgende verrekenbeding:
“1. At the end of each calendar year, the spouses shall combine the surplus monies from each of their personal incomes which has not been spent during that year.
2. The sum thus assembled shall then be divided in half and shall be added to the private capital of the spouses in such way that the private capital of each spouse is supplemented by a sum equal to half of the sum accumulated as stated in the paragraph above.
3. As soon as the joint household ceases tot exist, other than in mutual agreement, the obligation to combine and divide as stipulated in this article shall cease to apply.”
2.6. Bij brief van 21 februari 1998 heeft de man in een brief aan de vrouw onder meer geschreven: “Yesterday I visited the notary to have a marriage contract made. It will be a anti-nuptial contract as we discussed. It basically means that all properties you and I own now, will stay in our possession. (…) The Englisch contract will be send to you for signing.”
2.7. Het beding als genoemd onder punt 2.5. van dit vonnis is niet in de gepasseerde akte opgenomen. De vrouw heeft zich over het optreden van de notaris beklaagd bij de Kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen en is daarbij in het gelijk gesteld.
3. Het geschil
3.1. De vrouw vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad
a. de akte huwelijkse voorwaarden, op 26 februari 1998 tussen partijen tot stand gekomen, te vernietigen,
b. primair
de verdeling van de gemeenschap van goederen waarin partijen gehuwd waren vast te stellen op de wijze zoals weergegeven onder 8 bij dagvaarding, met veroordeling van deman om aan de vrouw tegen behoorlijk bewijs van kwijting
€ 409.832,50 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de datum van algehele voldoening;
subsidiair
de verdeling van de gemeenschappelijke goederen van partijen alsmede de verrekening op grond van de tussen partijen geldende huwelijkse voorwaarden vast te stellen op de wijze zoals onder punt 9 van de dagvaarding weergegeven, met veroordeling van de man om aan de vrouw tegen behorlijk bewijs van kwijting € 409.832,50 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag der alghele voldoening;
uiterst subsidiair
de verdeling van de gemeenschappelijke goederen van partijen vast te stellen op de wijze zoals bij dagvaarding onder 10 weergegeven, met veroordeling van de man om aan de vrouw tegen behoorlijk bewijs van kwijting € 32.430,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vandf de datum van dagvaarding tot aan de datum van alghele voldoening;
c. de man te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. De man voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De vrouw vordert vernietiging van de huwelijkse voorwaarden wegens dwaling dan wel misbruik van omstandigheden. Zij stelt dat zij destijds bij het aangaan van de huwelijkse voorwaarden begrepen had dat deze er slechts toe zouden strekken dat zij beiden rechthebbende bleven ten aanzien van hun voorhuwelijkse goederen. De vrouw stelt er wel steeds van uit te zijn gegaan dat er een verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden zou worden opgenomen, zoals die ook in de conceptakte van de notaris stond. De vrouw stelt dat zij de huwelijkse voorwaarden anders nooit zou zijn overeengekomen. Daarnaast stelt zij dat de vernietiging eveneens zou kunnen worden gebaseerd op misbruik van omstandigheden. Zij stelt dat de huwelijkse voorwaarden voor haar zeer ongunstig zijn. Ten tijde van het tot stand komen van de voorwaarden bevond zij zich in een van de man afhankelijke positie. De vrouw was op dat moment reeds zwanger en had daarnaast nog de zorg voor twee jonge kinderen uit een eerder huwelijk. De vrouw stelt dat de man haar zowel mondeling als schriftelijk onder druk heeft gezet om snel tot ondertekening over te gaan.
4.2. Vernietiging van de akte van 26 februari 1998 leidt er volgens de vrouw toe dat tussen partijen geen huwelijkse voorwaarden tot stand zijn gekomen. Nu partijen tijdens het huwelijk geen gemeenschappelijke nationaliteit hadden wordt op grond van artikel 4 lid 1 Haags Huwelijksvermogensverdrag 1998 hun huwelijksvermogensregime beheerst door Nederlands recht, zodat zij, zo stelt de vrouw, in gemeenschap van goederen gehuwd zijn en als zodanig dienen af te rekenen. Subsidiair meent de vrouw dat tussen partijen een verrekenbeding dient te worden uitgevoerd als vermeld in artikel 8 van het Engelstalige concept als hierboven vermeld. Zulks omdat de vrouw er zowel op basis van het concept als hetgeen de man over de huwelijkse voorwaarden heeft verklaard van uit mocht gaan dat partijen dit waren overeengekomen.
4.3. Uiterst subsidiair stelt de vrouw zich op het standpunt dat partijen gezamenlijk in eigendom hebben een recreatiewoning te [woonplaats]. De waarde hiervan bedraagt volgens haar € 64.860,00. Zij maakt, indien de woning wordt toebedeeld aan de man, aanspraak op vergoeding door de man aan de vrouw van de helft van dat bedrag.
4.4. Een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is vernietigbaar, indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten.
4.5. De vrouw heeft ter comparitie aangegeven dat zij voorafgaand aan het tekenen van de volmacht niet bekend was met het fenomeen huwelijkse voorwaarden, omdat dit in Tsjechië anders zou zijn geregeld. Zij stelt dat haar Engelse taalbeheersing ten tijde van het tekenen van de volmacht redelijk was, maar dat zij niet goed begrepen heeft wat er in de akte stond en dat niemand in Tsjechië haar daarbij kon helpen. Zij stelt er van uit te zijn gegaan dat de huwelijksvoorwaarden alleen zagen op het vermogen dat door partijen voor het aangaan van het huwelijk verkregen was. De vrouw heeft aangegeven dat zij dit ook begreep uit de brief van de man van 21 februari 1998, waarin het woordje “now” is opgenomen. De vrouw heeft eveneens verklaard dat partijen er nooit over gesproken hebben dat er tijdens het huwelijk iets verdeeld moest worden.
4.6. De man heeft verklaard dat hij steeds duidelijk is geweest in wat hij wilde ten aanzien van de huwelijkse voorwaarden. De man heeft verklaard dat hij, mede gelet op de belangen van zijn kinderen, juist alles gescheiden wilde houden. Voorts geeft hij aan dat de brief van de notaris aan de vrouw d.d. 18 februari 1998, met daarbij de conceptakte met daarin het verrekenbeding, door de notaris niet vooraf aan hem is toegezonden of met hem is doorgenomen. De man betwist voorts dat zij gezamenlijk het concept hebben doorgenomen.
4.7. De vrouw stelt zich op het standpunt dat bij het aangaan van de huwelijkse voorwaarden bij haar sprake was van een onjuiste voorstelling van zaken. Hoewel - mede gelet op de verwarring die is ontstaan door de hiervoor beschreven handelwijze van de notaris - geenszins valt uit te sluiten dat de vrouw van een onjuiste voorstelling van zaken is uitgegaan, is in deze procedure slechts aan de orde de vraag of deze onjuiste voorstelling van zaken te wijten is aan inlichtingen van de man. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
4.8. De vrouw heeft tijdens de comparitie verklaard dat partijen er nooit over gesproken hebben dat er tijdens het huwelijk iets verdeeld moest worden. Desalniettemin stelt de vrouw zich op het standpunt dat zij daar wel van uit ging. Uit het enkele woordje “now”, in de brief van de man aan de vrouw van 21 februari 1998, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden opgemaakt dat de man de vrouw heeft voorgehouden dat de huwelijkse voorwaarden enkel zagen op het vermogen van partijen vóór het huwelijk. De vrouw verwijt de man feitelijk dat hij haar onvoldoende uitleg heeft gegeven over de huwelijkse voorwaarden. De man heeft zich echter naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt gesteld dat de brief van de notaris van 18 februari 1998 zeer duidelijk is over de bedoeling van de huwelijkse voorwaarden, te weten een zogenaamde “koude uitsluiting” en dat hij daaraan niets kon en hoefde toe te voegen. Dat door de notaris een onjuist concept is meegezonden kan de man zelf niet worden aangerekend. Bovendien is naar het oordeel van de rechter niet vast komen te staan dat de man een afschrift van de brief van de notaris met bijlage, die is gericht aan de vrouw, heeft ontvangen, zodat hij mogelijk op de hoogte was van de verwarring die daaruit zou kunnen ontstaan. De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat onvoldoende aanleiding bestaat om aan te nemen dat sprake is van dwaling, als bedoeld in artikel 6:228 van het Burgerlijk Wetboek.
4.9. De vrouw heeft haar vordering tot vernietiging van de huwelijkse voorwaarden eveneens gegrond op misbruik van omstandigheden. Dit zou hierin zijn gelegen dat de man de vrouw zowel schriftelijk als mondeling onder druk zou hebben gezet om snel tot ondertekening over te gaan, terwijl de vrouw ten tijde van de totstandkoming van de huwelijkse voorwaarden in een van de man afhankelijke positie verkeerde. Zij was zwanger en had de zorg voor twee kleine kinderen. De vrouw heeft voorts gesteld dat zij contact wilde opnemen met de notaris, maar dat de man haar hiervan heeft weerhouden omdat daarvoor onvoldoende tijd was. De man betwist dat hij de vrouw gemaand heeft zo snel mogelijk te ondertekenen en dat hij de vrouw heeft belet contact op te nemen met de notaris.
4.10. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw geen althans onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld om haar standpunt te onderbouwen, zodat reeds de vordering reeds op die grond moet stranden.
4.11. Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat geen sprake is van dwaling of misbruik van omstandigheden, dienen het primaire en subsidiair gevorderde te worden afgewezen.
4.12. De vrouw heeft uiterst subsidiair gevorderd dat de recreatiewoning in Tsjechië aan de man wordt toebedeeld, onder vergoeding aan haar van een bedrag van € 32.430,- . Tijdens de comparitie heeft de vrouw verklaard dat het door haar overgelegde taxatierapport incompleet was en dat de waarde van de vakantiewoning per 20 april 2008 1 miljoen Tsjechische kronen bedroeg. De man heeft vervolgens aangegeven zich te kunnen vinden in toedeling van de villa aan hem tegen vergoeding van de helft van 1 miljoen Tsjechische Kronen, tegen een eurokoers van 20 april 2008, zodat de rechbank dit in het vonnis zal opnemen.
4.13. De rechtbank overweegt dat nu partijen ex-echtelieden zijn de proceskosten zullen worden gecompenseerd in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. deelt de vakantievilla te Tsjechië toe aan de man,
5.2. bepaalt dat de man aan de vrouw dient te vergoeden een bedrag ter grootte van 500.000,00 Tsjechische kronen, gewaardeerd naar de eurokoers van 20 april 2008,
5.3. bepaalt dat ieder van partijen de eigen kosten draagt,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2010.
AvO