ECLI:NL:RBUTR:2010:BM8596

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601199-09; 21/006171-05 tul [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over terbeschikkingstelling en gevangenisstraf na afpersing door twee of meer verenigde personen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 4 mei 2010, is de verdachte veroordeeld voor afpersing door twee of meer verenigde personen. De rechtbank oordeelt dat de verdachte, die op 10 november 2009 te Amersfoort een roofoverval heeft gepleegd, een ernstig gevaar vormt voor de samenleving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, wat zijn gedrag ten tijde van het delict heeft beïnvloed. De rechtbank legt een gevangenisstraf van 15 maanden op, naast de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, gezien het hoge recidiverisico en de ernst van de gepleegde feiten. Tevens wordt de voorwaardelijke straf van zeven weken, opgelegd in een eerdere zaak, ten uitvoer gelegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychologische rapporten die de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte bevestigen, en concludeert dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen een zwaardere maatregel vereisen. De verdachte is vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen zijn.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/601199-09; 21/006171-05 tul [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 mei 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
verblijvende in het Huis van Bewaring Wolvenplein, Utrecht.
Raadsman mr. J.A. Huibers, advocaat te Amsterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 20 april 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De wijzigingen zijn cursief in de tenlastelegging opgenomen.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met een ander een roofoverval op een winkel heeft gepleegd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing door twee of meer verenigde personen, en vordert partiële vrijspraak van de diefstal met (bedreiging met) geweld door twee of meer verenigde personen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is het met de officier van justitie eens dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met een ander heeft afgeperst door middel van bedreiging met geweld.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie en tijdens de zitting van 20 april 2010;
- de verklaring van aangever [slachtoffer 1] ;
- de verklaring van getuige [slachtoffer 2] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] .
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 10 november 2009 te Amersfoort, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen te weten totaal 2467,01 euro, toebehorende aan [bedrijf], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
-die [slachtoffer 1] een mes heeft getoond en
-vervolgens heeft gezegd: "Kassa's open, wil geld uit kassa" en "Ik wil meer geld" en
-tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij/hij naar het magazijn moest(en) lopen en (aldaar) de kluis moest(en) openen en (vervolgens) heeft gezegd: "Ik tel tot vier dan ga ik je prikken" en "Als je de verkeerde code gebruikt gebeuren er ongelukken" en "Ik kom terug, maak jullie dood".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
afpersing door twee of meer verenigde personen.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 15 maanden onvoorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en terbeschikkingstelling van verdachte, met verpleging van overheidswege.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, met parketnummer 21/006171-05, heeft de officier van justitie gevorderd dat thans deze ten uitvoer wordt gelegd, te weten zeven weken gevangenisstraf.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om naast de terbeschikkingstelling met dwangverpleging, een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. Een langere gevangenisstraf zou volgens de raadsman geen passende straf en geen positieve stimulans zijn.
Met betrekking tot de vordering na voorwaardelijke veroordeling heeft de raadsman verzocht om afwijzing.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijk gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank heeft rekening gehouden met het gewelddadige karakter van het bewezen verklaarde en de maatschappelijke verontrusting die als gevolg daarvan is ontstaan. Dat verdachte daaraan door zijn handelen heeft bijgedragen wordt hem door de rechtbank toegerekend. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat een roofoverval als de onderhavige voor de slachtoffers vaak nog langdurig nadelige gevolgen heeft. Ook houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de verdachte blijkens zijn strafblad d.d. 18 december 2009 reeds eerder terzake geweldsdelicten is veroordeeld en sprake is van een toenemende gewelddadigheid bij de verdachte.
Uit een de verdachte betreffend psychologisch rapport van drs. F.C.P Zuidhof, justitieel forensisch GZ-psycholoog, d.d. 17 maart 2010, blijkt onder meer als conclusie en advies
-zakelijk weergegeven- het volgende.
Betrokkene is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, die te omschrijven is als een antisociale persoonlijkheidsstoornis, ADHD (hyperactief/ impulsief type). Tevens is betrokkene afhankelijk van cocaïne, alcohol en cannabis.
Ten tijde van het ten laste gelegde was betrokkene ook onder invloed van cocaïne.
Het is aannemelijk dat de gebrekkige ontwikkeling, alsmede het misbruik van genoemde middelen, zijn gedrag ten tijde van het ten laste gelegde zodanig beïnvloedde dat het ten laste gelegde daaruit verklaard zou kunnen worden.
Mits en voor zover het hem thans ten laste gelegde bewezen geacht wordt, kan betrokkene, gelet op de stoornissen vanuit gedragskundig optiek, beschouwd worden als zijnde geweest verminderd toerekeningsvatbaar.
Gelet op de ernstige persoonlijkheidsstoornis, de ADHD, de gebleken onbeïnvloedbaarheid
van de verslavingsproblematiek alsmede zijn uitgesproken antisociale leefstijl, het gegeven
van het hoge recidiverisico, met name ook met betrekking tot de agressieve delictvorming en het ontbreken van elk reëel haalbaar ankerpunt voor vermindering van deze risico’s, rest slecht het advies betrokkene in aanmerking te nemen voor de maatregel van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Betrokkene geeft ook zelf aan dat alleen de terbeschikkingstelling hem kan “redden”.
Op 15 maart 2010 heeft M. Drost, psychiater, een verdachte betreffend psychiatrisch rapport uitgebracht. In dit rapport is onder meer -zakelijk weergegeven- het volgende geconcludeerd en geadviseerd:
Bij betrokkene is sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van afhankelijkheid van alcohol, cannabis en cocaïne, en een gebrekkige ontwikkeling, namelijk een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Ten tijde van het tenlastegelegde waren de ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling beide aanwezig. Bovendien verkeerde betrokkene onder invloed van diverse middelen (alcohol, cocaïne, cannabis, diazepam).
Bovengenoemde gedragsstoornissen beïnvloedden de gedragskeuzen c.q. de gedragingen van betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde.
Alles overwegende, adviseert de rapporteur betrokkene ten aanzien van het ten laste gelegde feit – indien bewezen – als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Bij een geschikt therapeutisch milieu waar betrokkene vertrouwen in de behandelaars kan krijgen, lijkt het mogelijk tot een behandelrelatie te komen en met hem te werken aan zijn problemen, die hij zelf ook onderkent. Gelet op de ervaringen in het verleden valt van een vrijwillig of voorwaardelijk kader niets te verwachten. Betrokkene heeft wel goede voornemens, maar zal niet in staat zijn hieraan gevolg te geven. Daarom ligt de enige mogelijkheid in het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging, hetgeen de rapporteur dan ook adviseert.
De rechtbank neemt de oordelen en de adviezen van bovengenoemde deskundigen, zoals neergelegd in bovengenoemde rapporten, over en maakt deze tot de hare.
Op grond van het oordeel dat er ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit bij de verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, er voorts sprake is van gevaar voor herhaling van dergelijke feiten en de omstandigheid dat de verdachte een ernstig gevaar vormt voor zijn omgeving, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en/of goederen, naast een vrijheidsstraf, het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege vereist. Zulks is, nu het door de verdachte bewezenverklaarde feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaar is gesteld, ook toegelaten.
Bij de bepaling van de duur van de op te leggen vrijheidsstraf heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het bewezen verklaarde feit verdachte slechts in verminderde mate kan worden toegerekend.
7 De vordering tot tenuitvoerlegging
Ten aanzien van parketnummer 21/006171-05
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
8 Het beslag
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14g, 33, 33a, 37a, 37b, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
afpersing door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 15 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de terbeschikkingstelling van verdachte, met verpleging van overheidswege;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij arrest d.d. 17 maart 2008 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 21/006171-05 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van zeven weken;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
een muts (kleur zwart, type vissers muts), een trui (kleur zwart), schoenen (kleur wit, NIKE AIR sportschoenen), een mes (kleur zwart, keukenmes), een tas (kleur groen/ kaki O’NEIL schoudertas).
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wassing, voorzitter, mrs. M.H.L. Schoenmakers en
A. van Maanen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Soeteman, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 mei 2010.
Mr. Schoenmakers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.