ECLI:NL:RBUTR:2010:BM8191

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
15 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/604085-09 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van vervaardigen kinderporno wegens gebrek aan seksuele gedragingen en schadelijke connotatie

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het vervaardigen, in bezit hebben en verspreiden van kinderporno, heeft de rechtbank Utrecht op 15 juni 2010 uitspraak gedaan. De zaak kwam voort uit een fotoshoot waarbij de aangeefster, een 16-jarig meisje, door een vriendin werd geïntroduceerd bij de verdachte, een fotograaf. De eerste fotoshoot vond plaats in het bijzijn van de moeder van de aangeefster, maar bij een latere shoot in lingerie was de moeder niet aanwezig, wat leidde tot de verdenking van het vervaardigen van kinderporno.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de fotoshoot zorgvuldig gewogen. De officier van justitie stelde dat de afbeeldingen als kinderporno gekwalificeerd moesten worden, omdat ze seksuele gedragingen zouden vertonen. De verdediging betoogde echter dat de foto's, hoewel uitdagend, niet schadelijk waren voor de aangeefster en dat er geen sprake was van seksuele exploitatie. De rechtbank oordeelde dat de afbeeldingen geen seksuele gedragingen vertoonden en dat er geen onnatuurlijke ambiance was die een schadelijke seksuele connotatie aan de foto's gaf.

De rechtbank concludeerde dat de context van de fotoshoot, de vrijwilligheid van de aangeefster en de toestemming van haar moeder wezenlijk waren voor de beoordeling. Aangezien de aangeefster op het moment van de fotoshoot 16 jaar oud was en zelf een portfolio wilde opbouwen, was er geen bewijs van enige seksuele exploitatie. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij zich schuldig had gemaakt aan het vervaardigen van kinderporno.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/604085-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 juni 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1961] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. S. Arts, advocaat te Breda
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is door de politierechter behandeld op de terechtzitting van 13 april 2010. Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaak naar deze kamer verwezen. Het onderzoek is vervolgens voortgezet op de terechtzitting van 1 juni 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
kinderpornografie heeft vervaardigd, in bezit heeft gehad, dan wel heeft verspreid.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de verklaring van verdachte, de aangifte, de verklaring van de moeder van aangeefster, de geboorteakte van aangeefster en de aangetroffen afbeeldingen welke, zoals beschreven in het proces-verbaal van bevindingen, naar het oordeel van de zedenrechercheur kunnen worden aangemerkt als kinderporno.
De officier van justitie is van oordeel dat de afbeeldingen kunnen worden geclassificeerd als kinderporno en baseert zich daarbij op de Aanwijzing Kinderporno van het Openbaar Ministerie. De fotosessie laat een striptease zien en de houdingen die aangeefster meermaals aanneemt zijn seksueel getint en duidelijk geregisseerd. Bovendien zijn de afbeeldingen schadelijk voor de minderjarige.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en onderbouwt dit als volgt.
De kern van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht betreft de bescherming van de jeugdige tegen seksuele exploitatie. Het moet gaan om een gedraging die schadelijk is voor de jeugdige. Afbeeldingen waarop kinderen geheel of gedeeltelijk naakt staan en waaraan een zeker uitdagend karakter niet kan worden ontzegd, kunnen desalniettemin toch een onschuldig karakter dragen.
In onderhavig geval dienen dan ook alle omstandigheden van de fotoshoot te worden meegewogen, waaronder: de betwiste foto’s zijn in vrijwilligheid gemaakt; aangeefster was op dat moment 16 jaar (een normale leeftijd voor een model) en wilde foto’s voor haar portfolio; de moeder van aangeefster gaf toestemming voor de fotoshoot; er is geen direct zichtbaar naakt; verdachte is fotograaf; de foto’s zijn gemaakt in een studio; en dergelijke foto’s zijn maatschappelijk aanvaardbaar, zeker voor modellen.
De verdediging is van mening dat de kern van alles is dat niet aangeefster, maar derden de foto’s achteraf afkeurden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en zal hem daarvan dan ook vrijspreken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit het strafdossier en het behandelde ter terechtzitting blijkt dat aangeefster via een vriendin verdachte als fotograaf heeft leren kennen. Die vriendin had al vaker fotoshoots bij verdachte gedaan. Toen de betreffende vriendin een keer een fotoshoot niet kon doen heeft zij aan aangeefster gevraagd of zij wilde invallen. Aangeefster heeft dat toen gedaan. Bij die eerste shoot is aangeefster samen met haar moeder naar de studio gegaan en zijn de foto’s in het bijzijn van haar moeder gemaakt. De shoot is toen naar tevredenheid van alle partijen gegaan. Enige tijd later had verdachte iemand nodig voor een fotoshoot in lingerie. Aangeefster wilde dat wel. De moeder van aangeefster was van deze shoot op de hoogte en bracht haar naar de studio. De moeder is echter niet bij de betreffende fotoshoot aanwezig geweest, omdat aangeefster dat niet wilde. Door verdachte zijn meerdere foto’s van aangeefster, (gedeeltelijk) gekleed in lingerie, gemaakt. Tijdens de shoot zijn door verdachte instructies gegeven.
De rechtbank overweegt dat artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht beoogt seksueel misbruik van jeugdigen en de exploitatie daarvan tegen te gaan. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat bij toepassing van dit artikel het uitgangspunt dient te zijn dat het gaat om een gedraging die, als ze wordt vastgelegd, schadelijk is voor de jeugdige, omdat het tot die gedraging brengen al schadelijk is, of vanwege de publicatie van die afbeelding. Hierbij is niet van belang dat de afbeelding een seksuele prikkeling teweeg kan brengen. Bij het begrip seksuele gedraging gaat het er dan ook om of er aanwijzingen zijn dat het kind seksueel wordt geëxploiteerd. Daarbij speelt de context van de foto een rol.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt voorts dat er vijf categorieën van afbeeldingen vallen binnen het bereik van artikel 240b Wetboek van Strafrecht, waaronder (voor zover thans relevant) seksuele gedragingen waarbij de jeugdige een uitdagende houding aanneemt en ook gedragingen waarbij de onnatuurlijke ambiance aan de afbeelding van een geheel of gedeeltelijk naakte jeugdige een voor deze schadelijke seksuele connotatie geeft.
Ter terechtzitting van 1 juni 2010 heeft de rechtbank kennis genomen van de foto’s. De rechtbank is van oordeel dat deze afbeeldingen niet kinderpornografisch van karakter zijn.
De afbeeldingen geven, hoewel op sommige daarvan een uitdagende houding door aangeefster wordt aangenomen, geen seksuele gedragingen weer. Aangeefster staat deels in kleding, deels in lingerie en deels met het bovenlichaam ontbloot op de foto. Op geen van de foto’s is het geslachtsdeel, de schaamstreek of zijn de ontblote borsten van aangeefsters te zien. Evenmin is er op de afbeeldingen sprake van een onnatuurlijke ambiance die aan de afbeeldingen een voor aangeefster schadelijke seksuele connotatie geeft. Vervolgens is de context waarin de afbeeldingen zijn gemaakt voor de beoordeling van belang. Aangeefster was op het moment dat de foto’s werden genomen 16 jaar oud en wilde zelf een portfolio opbouwen Aangeefster wist van tevoren dat het zou gaan om een fotoshoot in lingerie. De foto’s zijn met haar medewerking en zonder vorm van dwang gemaakt in een fotostudio. De moeder van aangeefster was ervan op de hoogte, stemde ermee in en bracht haar voor de shoot naar de studio. Aangeefster kreeg tijdens de shoot regie-instructies die een model bij fotoshoots kan verwachten en dat er bij het geven van deze instructies sprake is geweest van enige ongepaste dwang is op geen enkele wijze gebleken. Uit deze gang van zaken blijkt dan ook op geen enkele wijze dat er sprake is geweest van enige seksuele exploitatie van aangeefster.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de afbeeldingen waarvan verdachte het vervaardigen, het in bezit hebben en het verspreiden wordt verweten, niet vallen binnen het bereik van artikel 240b Wetboek van Strafrecht.
5 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wassing, voorzitter, mr. J.P. Killian en mr. A. van Maanen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.C. de Vries, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 juni 2010.