ECLI:NL:RBUTR:2010:BM8000

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
21 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-604096-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van kinderpornografisch materiaal met bijzondere voorwaarden

In de zaak van de verdachte, die op 21 mei 2010 door de Rechtbank Utrecht werd berecht, stond het bezit van een groot aantal kinderpornografische afbeeldingen en films centraal. De verdachte werd beschuldigd van het in bezit hebben van 7019 kinderpornografische afbeeldingen en 352 films, wat volgens de rechtbank een gewoonte vormde. De rechtbank oordeelde dat het tijdsverloop tussen het ontstaan van het redelijk vermoeden van schuld en de doorzoeking van de woning van de verdachte niet leidde tot een ontkenning van het vermoeden van schuld. De doorzoeking vond plaats op 16 december 2008, waarbij de politie de genoemde afbeeldingen en films aantrof op drie computers en een externe harde schijf. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de dagvaarding partieel nietig was en oordeelde dat de dagvaarding voldoende feitelijk was omschreven.

De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het bezit van kinderpornografisch materiaal, waarbij de aard van de feiten en de psychische schade die kinderen ondervinden door het misbruik zwaar wogen. De verdachte had verklaard te lijden aan een pornoverslaving, wat bijdroeg aan zijn gedrag. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en behandeling bij de Waag. De rechtbank benadrukte de noodzaak van effectieve bestrijding van kinderporno en de verantwoordelijkheid van de verdachte in het creëren van vraag naar dit materiaal. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de betrokkenheid van de officier van justitie en de verdediging, en de rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/604096-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 mei 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1974] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. B.C. Swier, advocaat te Amsterdam.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 10 mei 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een groot aantal kinderpornografische afbeeldingen en films in zijn bezit heeft gehad danwel heeft verspreid en/of vervaardigd en dat verdachte van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
3. De voorvragen
De geldigheid van de dagvaarding
De raadsman heeft aangevoerd dat er sprake is van partiële nietigheid van de dagvaarding. Behoudens van de twaalf feitelijk omschreven handelingen bevat de tenlastelegging immers geen algemene beschrijving van de aangetroffen afbeeldingen noch een prioriteitenlijst. Evenmin is aangegeven of de omschreven afbeeldingen een algemeen beeld van de gehele collectie van 7019 afbeeldingen en 352 films geven.
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding voldoende feitelijk omschreven is en ook overigens aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering voldoet. De rechtbank overweegt dat geenszins is gebleken dat verdachte niet wist waarvoor hij terecht diende te staan. Daarbij komt dat de verdachte tijdens de zitting heeft erkend dat de feitelijk omschreven handelingen representatief zijn voor het totaal aantal van 7019 kinderpornografische afbeeldingen en 352 kinderpornografische films.
De dagvaarding is daarom geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1.Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad, alsmede dat verdachte van dat misdrijf een gewoonte heeft gemaakt. De officier van justitie baseert zich daarbij op aangetroffen afbeeldingen, welke volgens het proces-verbaal van de politie zijn aan te merken als kinderporno en de verklaring van verdachte dat hij door zijn verslaving aan pornografie op internet ook op kinderpornografisch materiaal is gestuit, dat hij dit heeft bekeken en dit heeft opgeslagen.
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verspreiden, vervaardigen, invoeren en uitvoeren van kinderpornografische afbeeldingen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat op grond van de partiële nietigheid van de dagvaarding niet bewezen kan worden dat er sprake is van een gewoonte nu er slechts twaalf afbeeldingen overblijven.
De verdediging voert voorts aan dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het ten laste legde nu de doorzoeking in zijn huis onrechtmatig is uitgevoerd en mitsdien de aangetroffen kinderporno niet voor het bewijs mag worden gebruikt.
De verdediging is voorts van mening dat er geen bewijs voor handen is dat verdachte zich heeft bezig gehouden met het verspreiden, vervaardigen, invoeren en uitvoeren van kinderporno.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Verweer op grond van artikel 359a Wetboek van Strafvordering
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat er tussen de politie te Duitsland in april 2007 en de doorzoeking en inbeslagname van de computer in december 2008 een jaar en acht maanden zit. De informatie op grond waarvan het redelijk vermoeden van schuld kon worden aangenomen, was op het moment van binnentreden een jaar en acht maanden oud en is niet geactualiseerd naar het tijdstip van de doorzoeking. Dergelijk oude informatie kan geen grond meer vormen voor een redelijk vermoeden van schuld, aldus de raadsman, waardoor de doorzoeking onrechtmatig is geweest. Naar de mening van de raadsman is sprake van een onherstelbaar vormverzuim ten gevolgde waarvan verdachte aanzienlijk in zijn verdediging is geschaad wat tot bewijsuitsluiting en daarmee tot vrijspraak moet leiden aangezien er onvoldoende wettig bewijs resteert.
De rechtbank overweegt dat niet ten aanzien van alle strafbare feiten in het algemeen kan worden gezegd dat het tijdsverloop het redelijk vermoeden van schuld wegneemt. De aard van het feit is daarbij van belang. Het is een feit van algemene bekendheid dat mensen die kinderporno bekijken en downloaden daar in de meeste gevallen niet zomaar mee stoppen en dat men de afbeeldingen pleegt te bewaren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in de onderhavige zaak door de aard van het feit het tijdsverloop het redelijk vermoeden van schuld niet wegneemt. De politie heeft op basis van het in 2007 ontstane redelijk vermoeden van schuld de woning van verdachte dan ook rechtmatig doorzocht. De rechtbank verwerpt derhalve dit verweer.
Vrijspraak verspreiden, vervaardigen, invoeren uitvoeren van kinderporno
Uit het proces-verbaal van de politie van 7 april 2009 maakt de rechtbank op dat tijdens het onderzoek niet is gebleken dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verspreiden, vervaardigen, invoeren en uitvoeren van kinderpornografische afbeeldingen. Nu er evenmin enige andere aanwijzing is dat verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt zal de rechtbank verdachte daarvan vrijspreken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van
1 oktober 2002 tot en met 8 december 2008 7019 kinderpornografische afbeeldingen en 352 kinderpornografische films in zijn bezit heeft gehad en dat verdachte van dat misdrijf een gewoonte heeft gemaakt. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 16 december 2008 vond in de woning van verdachte aan [adres] te [woonplaats] een doorzoeking plaats . In de woning van verdachte werden drie computers en een externe harde schijf aangetroffen met daarop 7019 kinderpornografische afbeeldingen en 352 kinderpornografische films , waaronder de 25 afbeeldingen en films die zijn vermeld in de tenlastelegging. Daar de rechtbank bij haar overweging onder punt 3 tot het oordeel is gekomen dat er geen sprake is van een partiële nietigheid van de dagvaarding en in haar overweging uit gaat van 7019 kinderpornografische afbeeldingen en 352 kinderpornografische films, acht de rechtbank bewezen dat verdachte van het misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
De 25 in de tenlastelegging vermelde foto’s en films zijn door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden zedenrechercheur, beschreven. De rechtbank heeft de foto’s en afdrukken van de films ook zelf bekeken. Op grond van de beschrijving door de verbalisanten en de eigen waarneming van de rechtbank komt de rechtbank tot het oordeel dat zowel de foto’s als de films een kinderpornografisch karakter hebben, zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij aan een pornoverslaving lijdt bestaande uit het zoeken en verzamelen van afbeeldingen van extreme vormen van seksuele handelingen, waar kinderporno een onderdeel vanuit maakte. Voorts heeft verdachte verklaard door zijn verzameldrang deze afbeeldingen van extreme vormen van seks, waaronder kinderporno te hebben opgeslagen op zijn computers.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 1 oktober 2002 tot en met 8 december 2008 te Maarssen, meermalen telkens een groot aantal te weten in totaal 7019 afbeeldingen en een groot aantal te weten in totaal 352 films in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer)
-het geheel of gedeeltelijk naakt poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt waarbij deze persoon in erotisch getinte houdingen poseert die niet bij haar leeftijd past en waarbij deze persoon zich in opeenvolgende filmfragmenten van haar kleding ontdoet en waarna door het camerastandpunt en de onnatuurlijke pose nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen in beeld gebracht worden (onder meer nummer 1 op pagina 23 van het proces-verbaal) en
-het vaginaal penetreren met de penis door een volwassen man van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 nog niet heeft bereikt (onder meer nummer 3 op pagina 24 en nummer 20 op pagina 30 van het proces-verbaal) en
-het geheel of gedeeltelijk naakt poseren van personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet hebben bereikt, waarbij door het camerastandpunt en de onnatuurlijke pose nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen in beeld gebracht worden (onder meer nummer 4 op pagina 24 en 25 en nummer 14 op pagina 28 en nummer 21 op pagina 30 en 31 van het proces-verbaal) en
-het vasthouden of in de mond nemen van de stijve penis van een volwassen man door personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet hebben bereikt (onder meer nummer 5 en 6 op pagina 25 en nummer 9 op pagina 26 en nummer 18 op pagina 29 en nummer 25 op pagina 32 van het proces-verbaal) en
-het in de mond nemen van de penis van personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet hebben bereikt door een volwassen vrouw (onder meer nummer 7 op pagina 25 en 26 en nummer 23 op pagina 31 van het proces-verbaal) en
-het drukken van een stijve penis tegen de vagina van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (onder meer nummer 8 op pagina 26 van het proces-verbaal) en
-het geheel of gedeeltelijk naakt poseren van personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet hebben bereikt, waarbij door het camerastandpunt en de onnatuurlijke pose nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen in beeld worden gebracht (onder meer nummer 10 op pagina 26 en 27 en nummer 13 op pagina 27 en 28 en nummer 17 op pagina 29 van het proces-verbaal) en
-het houden van een stijve penis naast het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, terwijl op dat lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is (onder meer nummer 11 op pagina 27 van het proces-verbaal) en
-het betasten van de vagina van een volwassen vrouw door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (onder meer nummer 12 op pagina 27 van het proces-verbaal) en
-het in de mond laten nemen van de penis van een hond door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt onder meer nummer 24 op pagina 31 en 32 van het proces-verbaal en
-het likken van de vagina van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt door een hond onder meer nummer 25 op pagina 32 van het proces-verbaal,
van welke misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht en gelet op de daarvoor geldende richtlijnen gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht ook als dat inhoudt een behandeling bij de Waag.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de zaak aan te houden wanneer zij zou menen dat er een mogelijkheid zou zijn van escalatie van verdachte op het gebied van pedofilie dan wel wanneer de rechtbank de diagnose van pedofilie van mevrouw Burck, psychologe, overneemt. De verdediging voert daartoe aan dat ook psychotherapeut drs. B. Ten Hag van de Waag kliniek deze diagnose verwerpt.
Voorts geeft de verdediging aan een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf passend te vinden al dan niet in combinatie met een taakstraf. Zij voert daartoe aan dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor dergelijke feiten, dat hij meer dan anderhalf jaar wacht op de terechtzitting en dat de verdachte zich vrijwillig bij de Waag heeft aangemeld om te werken aan zijn (kinder)pornoverslaving om zodoende herhaling te voorkomen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderporno door kinderpornografische afbeeldingen te downloaden en deze op drie computers en een externe harde schijf op te slaan. De rechtbank overweegt dat het bezit van kinderporno buitengewoon verwerpelijk is, met name omdat bij de vervaardiging van deze afbeeldingen kinderen veelal seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. In veel gevallen lopen de kinderen die hieraan bloot worden gesteld grote psychische schade op, die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Verdachte moet medeverantwoordelijk worden gehouden voor genoemd seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door kinderporno te verzamelen, heeft bijgedragen aan de totstandkoming van de vraag ernaar. Verdachte heeft hierbij kennelijk nimmer stilgestaan. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen, maar zeker ook degenen die kinderporno verzamelen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf de gangbare strafmaat in vergelijkbare gevallen in overweging genomen.
De rechtbank overweegt dat verdachte blijkens het uittreksel uit het documentatieregister van 5 maart 2010 niet eerder met justitie in aanraking is geweest voor het plegen van dit soort feiten of voor het plegen van andersoortige feiten.
Als strafverzwarende factor neemt de rechtbank in overweging dat verdachte zich gedurende een lange periode heeft beziggehouden met het zoeken, downloaden en opslaan van grote aantallen kinderpornografische afbeeldingen en films.
De extreme en grove afbeeldingen waarbij onder meer baby’s zijn betrokken alsmede kinderen, die de zeer jonge leeftijd van tussen de twee en vier jaar hebben, als wel de betrokkenheid van dieren in de kinderpornografische afbeeldingen, neemt de rechtbank in overweging als bijkomende strafverzwarende factor. De afbeeldingen betreffen niet alleen poserende (naakte) kinderen maar tevens kinderen die seksuele gedragingen vertonen met volwassenen en/of met leeftijdsgenoten die eveneens een zeer jonge leeftijd hebben en/of met een hond. Verder zijn er afbeeldingen aangetroffen met een brute en gewelddadige uitstraling waarbij eveneens zeer jonge kinderen zijn afgebeeld.
Voorts neemt de rechtbank als strafverzwarende factor mee dat verdachte gewaarschuwd is geweest door zijn (ex)vriendin. Middels brieven in 2006 heeft verdachte zijn spijt betuigd aan zijn (ex)vriendin, doch dit heeft verdachte er niet van weerhouden door te gaan met het downloaden en opslaan van kinderpornografische afbeeldingen en films. Het gegeven dat verdachte mede door de waarschuwingen die hij heeft gekregen, zich gerealiseerd heeft waar hij mee bezig was, ziet de rechtbank als een ernstige strafverzwarende omstandigheid.
Blijkens het rapport van Reclassering Nederland van 30 maart 2010, opgemaakt door
M. Tijhuis, reclasseringswerker, valt op te maken dat verdachte geen psychische problemen ervaart. Vanaf zijn puberteit heeft verdachte een interesse voor grensoverschrijdende seksualiteit ontwikkeld. Vanaf juli 2009 is hij vrijwillig in behandeling bij de Waag waar hij zich trouw opstelt in de behandeling. Verdachte is in tijden van spanning nog niet vrij van de drang om zich met porno bezig te houden, maar heeft veel meer controle over zichzelf ontwikkeld. De behandeling zal naar verwachting nog een half jaar duren. Voortzetting van de behandeling bij de Waag is geïndiceerd maar kan plaatsvinden in een vrijwillig kader. Toezicht daarop door de reclassering in niet geïndiceerd daar hij voldoende gemotiveerd is de behandeling vrijwillig af te ronden.
De kans op recidive wordt laag ingeschat.
Geadviseerd wordt een zo groot mogelijk deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met de algemene voorwaarde dat verdachte niet recidiveert.
Blijkens het psychologisch rapport van 26 april 2010 opgemaakt door mevrouw
dr. D.J. Burck, gz-psycholoog, valt op te maken dat verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis nao en aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een tweetal parafilieën, te weten pedofilie en sadomasochisme en een internetverslaving gericht op het bekijken en verzamelen van extreme seksuele beelden. Verdachte wordt enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd.
Blijkens voormeld rapport is er een verhoogd risico op recidive.
Geadviseerd wordt een ambulante psychologische behandeling voor de duur van tenminste twee jaar. Een dergelijke behandeling zou plaats kunnen vinden bij de Waag, in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf, waarbij verdachte tevens onder toezicht van de reclassering gesteld wordt.
De rechtbank is van oordeel dat een bijzondere voorwaarden in de vorm van zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering ook als dat inhoudt een behandeling bij de Waag zoals genoemd in bovenstaand advies van mevrouw Burck noodzakelijk is om het recidive risico te beperken. Dit gezien het feit dat verdachte een onderliggende (kinder)porno verslaving heeft en er door mevrouw Burck een persoonlijkheidsstoornis is gediagnosticeerd. De rechtbank ziet voor het stellen van de diagnose pedofilie, zoals gesteld door mevrouw Burck in haar rapport, onvoldoende aanleiding in het dossier. Die diagnose is dan ook niet meegenomen in de overwegingen van de rechtbank.
Gelet op de ernst van het feit in de onderhavige zaak en om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, acht de rechtbank een gevangenisstraf met een voorwaardelijk deel passend en geboden.
De rechtbank realiseert zich dat verdachte mogelijk zijn baan kwijt zal raken, echter voor het in het bezit hebben van dusdanig veel extreme kinderpornografische afbeeldingen acht de rechtbank uitsluitend een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
De rechtbank is van oordeel dat met deze straf, die lager is dan de straf die de officier van justitie heeft gevorderd, kan worden volstaan.
7. Het beslag
De onttrekking aan het verkeer
De in beslag genomen voorwerpen, te weten een computer Paradigit AAAS0629NL, een computer Dell AAAS0630NL, een computer merkloos AAAS0627NL, een Harddisk Lacie AAAS0628NL, alsmede de zich in deze computers en harddisk bevindende harddisks, alsmede een Fototoestel Espion mini Digi AAAS0652NL zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen,14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde feit, voor zover dit betreft het verspreiden en /of vervaardigen en/of invoeren en/of uitvoeren van kinderpornografische afbeeldingen en films;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen
gepleegd, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de aanwijzingen die worden gegeven door Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een behandeling bij de Waag of een soortgelijke instelling.
De rechtbank verklaart de drie computers met de zich daarin bevindende harde schijven, de externe harde schijf met de zich daarin bevindende harde schijf en het fototoestel aan het verkeer ontrokken.
Dit vonnis is gewezen door mr. Z.J. Oosting, voorzitter, mr. A.J.P. Schotman en mr. A. van Maanen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.J.C. Monincx, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 mei 2010.