ECLI:NL:RBUTR:2010:BM8000
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor bezit van kinderpornografisch materiaal met bijzondere voorwaarden
In de zaak van de verdachte, die op 21 mei 2010 door de Rechtbank Utrecht werd berecht, stond het bezit van een groot aantal kinderpornografische afbeeldingen en films centraal. De verdachte werd beschuldigd van het in bezit hebben van 7019 kinderpornografische afbeeldingen en 352 films, wat volgens de rechtbank een gewoonte vormde. De rechtbank oordeelde dat het tijdsverloop tussen het ontstaan van het redelijk vermoeden van schuld en de doorzoeking van de woning van de verdachte niet leidde tot een ontkenning van het vermoeden van schuld. De doorzoeking vond plaats op 16 december 2008, waarbij de politie de genoemde afbeeldingen en films aantrof op drie computers en een externe harde schijf. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de dagvaarding partieel nietig was en oordeelde dat de dagvaarding voldoende feitelijk was omschreven.
De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het bezit van kinderpornografisch materiaal, waarbij de aard van de feiten en de psychische schade die kinderen ondervinden door het misbruik zwaar wogen. De verdachte had verklaard te lijden aan een pornoverslaving, wat bijdroeg aan zijn gedrag. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en behandeling bij de Waag. De rechtbank benadrukte de noodzaak van effectieve bestrijding van kinderporno en de verantwoordelijkheid van de verdachte in het creëren van vraag naar dit materiaal. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de betrokkenheid van de officier van justitie en de verdediging, en de rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte.