ECLI:NL:RBUTR:2010:BM6819

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
271175 / HA ZA 09-1737
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod op het plaatsen van obstakels op een erfdienstbaarheid van uitweg

In deze zaak vorderden eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], een verbod voor gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], om obstakels te plaatsen op een strook grond waarop een erfdienstbaarheid van uitweg rust. De rechtbank Utrecht heeft op 28 april 2010 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarbij de eisers werden bijgestaan door advocaat mr. M.A. Geuze en de gedaagden door mr. B.J. Al. De rechtbank oordeelde dat er geen rechtens te respecteren belang bestond voor gedaagden om obstakels te plaatsen die de uitoefening van de erfdienstbaarheid zouden belemmeren. De rechtbank verwierp het verweer van gedaagden dat de erfdienstbaarheid niet voor gemotoriseerde voertuigen zou gelden, en oordeelde dat de breedte van de strook grond en de historische context van de erfdienstbaarheid gebruik met voertuigen mogelijk maakte. Gedaagden werden veroordeeld in de proceskosten van eisers, die op € 1.258,97 werden begroot. Tevens werd een dwangsom van € 500,00 per overtreding opgelegd, met een maximum van € 15.000,00. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
271175 / HA ZA 09-1737 28 april 2010
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 271175 / HA ZA 09-1737
Vonnis van 28 april 2010
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. M.A. Geuze,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. B.J. Al.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
• het tussenvonnis van 14 oktober 2009
• het proces-verbaal van comparitie van 14 januari 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eisers] is sinds 2006 eigenaar van een woonhuis aan [adres] te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente Veenendaal, [num[nummer]. [gedaagden] is sinds 1979 eigenaar van een hoekwoning aan [adres] te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente Veenendaal, [nummer]]
2.2. Ten laste van het erf van [gedaagden] is een erfdienstbaarheid van uitweg gevestigd die als volgt is geformuleerd:
“De koopster is verplicht langs de kadastrale zij- en achtergrens van het gekochte onbebouwd te laten een strook grond ter breedte van twee en een halve meter en die te bestemmen voor uitweg, welke uitweg binnen drie maanden na heden moet zijn aangelegd, en is verplicht binnen drie maanden na heden haar resterende eigendom van een behoorlijke afheining of afschutting te voorzien, terwijl de verkoopster op de kadastrale achtergrensafscheiding een afrastering zal aanbrengen van palen en gladde draad.
Ten behoeve en ten laste van de kadastrale percelen der gemeente Veenendaal, [nummer], nummers [nummer], [nummer], [nummer], [nummer], [nummer], [nummer], [nummer], [nummer], [nummer], [nummer] wordt bij deze over en weer gevestigd de erfdienstbaarheid van uitweg over de hiervoor bedoelde onbebouwd te laten strook grond naar en van de [adres], en waarvoor het onderhoud voor gezamenlijke rekening is van de betrokken eigenaren.”
2.3. [gedaagden] parkeert regelmatig zijn bedrijfsbus en incidenteel een personenauto op de strook grond aan de zijkant van de woning van [gedaagden] als bedoeld onder 2.2. Hierover hebben zich tussen partijen incidenten voorgedaan.
3. Het geschil
3.1. [eisers] vordert - samengevat - een verbod voor [gedaagden] om enig obstakel te plaatsen of geplaatst te houden die de uitoefening van de erfdienstbaarheid van uitweg belemmert, een en ander versterkt met een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of gedeelte van een dag dat dit verbod wordt overtreden.
3.2. [gedaagden] voert verweer. Hij stelt er belang bij te hebben dat hij als loodgieter zijn bedrijfsbus op zijn erf kan plaatsen. Verder stelt [gedaagden] geen erfafscheiding te hebben aangebracht tussen zijn erf en het naastgelegen erf van een woning aan [adres] waardoor een pad van ca. 1.20 meter gebruikt kan worden door de buren ten behoeve waarvan de erfdienstbaarheid van uitweg bestaat. [eisers] heeft volgens [gedaagden] geen rechtens te respecteren belang bij de ingestelde vordering. Verder stelt [gedaagden] altijd op eerste afroep bereid te zijn tot verplaatsing van de bedrijfsbus over te gaan als dat nodig mocht zijn. Daarnaast betwist [gedaagden] de omvang van de erfdienstbaarheid in die zin dat hij stelt dat de uitweg niet bedoeld is voor gebruik door auto's. Voor het geval de rechtbank tot het opleggen van een dwangsom mocht besluiten verzoekt [gedaagden] deze te beperken tot € 50,00 per dag of gedeelte daarvan met een maximum van € 10.000,00.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Over het bestaan van de erfdienstbaarheid als zodanig bestaat geen verschil van mening tussen partijen. Door [gedaagden] is – als naar het oordeel van de rechtbank meest verstrekkende verweer - aangevoerd dat de erfdienstbaarheid zo uitgelegd zou moeten worden dat deze niet voor gebruik met gemotoriseerde voertuigen zou gelden. Dit argument wordt verworpen. Ten eerste duidt de breedte van 2,5 meter van de onbebouwd te laten strook, die als uitweg aangemerkt is, er op dat bedoeld is gebruik door auto's mogelijk te maken. Ten tweede is de erfdienstbaarheid, zoals uit de stukken blijkt, gevestigd in 1968. Het toenmalige artikel 733 BW bevatte de bepaling dat de erfdienstbaarheid van weg het recht inhield om met een wagen, een rijtuig, enz. te rijden. Ook hieruit kan niets anders afgeleid worden dan dat de heersende erven in deze zaak gebruik moeten kunnen maken van de uitweg met een auto.
4.2. De verwijzing door [gedaagden] naar de mogelijkheid om via het pad van de buren van [gedaagden] om op de uitweg geparkeerde voertuigen heen te lopen is niet relevant omdat op grond van het hiervoor overwogene aangenomen moet worden dat de bestaande erfdienstbaarheid toegang en recht op doorgang met een auto omvat en dit recht niet gerealiseerd kan worden via bedoeld pad.
4.3. Door [gedaagden] is tijdens de comparitie erkend dat zich incidenten hebben voorgedaan waarbij aan [eisers] de mogelijkheid is ontzegd om met een auto gebruik te maken van de uitweg. Tevens is toegegeven dat een personenauto van [gedaagden] op enig moment urenlang op de uitweg geparkeerd heeft gestaan zonder dat [gedaagden] thuis was. De in de stukken ingenomen stelling dat [gedaagden] op eerste afroep doorgang aan [eisers] verschaft is daarmee onjuist gebleken en dat brengt met zich dat de daaraan verbonden stelling van [gedaagden] dat [eisers] geen rechtens te respecteren belang bij zijn vordering heeft verworpen wordt.
4.4. Het zakenrechtelijke karakter van de erfdienstbaarheid brengt met zich dat [gedaagden] heeft te dulden dat [eisers] van het recht van uitweg gebruik maakt. Het belang van [gedaagden] om zijn bedrijfsbus naast in plaats van voor zijn woning te parkeren is ook niet van dien aard dat de redelijkheid en billijkheid die [eisers] en [gedaagden] als eigenaren van respectievelijk het heersende en het dienende erf tegenover elkaar in acht hebben te nemen aan een ongewijzigde voortzetting van de bestaande erfdienstbaarheid in de weg kunnen staan.
4.5. Daarmee ligt het gevorderde verbod voor toewijzing gereed.
4.6. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt. De dwangsom per overtreding van € 500,00 acht de rechtbank redelijk maar daaraan wordt een maximaal te verbeuren bedrag van € 15.000,00 verbonden.
4.7. [gedaagden] c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 92,97
- vast recht € 262,00
- salaris advocaat € 904,00 (2,0 punt × tarief EUR 452,00)
Totaal € 1.258,97
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verbiedt [gedaagden] enig obstakel te plaatsen of geplaatst te houden of handelingen te verrichten die de uitoefening van het recht van erfdienstbaarheid van [eisers] zoals omschreven onder 2.2 van dit vonnis belemmert,
5.2. bepaalt dat [gedaagden] voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij in strijd handelt met het onder 5.1 bepaalde, aan [eisers] een dwangsom verbeurt van
€ 500,00, tot een maximum van € 15.000,00,
5.3. veroordeelt [gedaagden] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] c.s. tot op heden begroot op € 1.258,97,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Wachter en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2010.
DW/JE