parketnummer: 16/600801-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 april 2010
[verdachte]
geboren op [1973] te [geboorteplaats] (Turkije)
wonende aan de [woonadres] te [woonplaats]
raadsman mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 7 april 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in vereniging met één of meer anderen in het openbaar geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], door deze [slachtoffer] met een staaf of knuppel tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het tenlastegelegde feit en heeft bepleit verdachte vrij te spreken, omdat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. Vaststaande feiten en omstandigheden
Op 6 juli 2008 is [slachtoffer] op de [adres] te Utrecht door een groep mannen geslagen met houten knuppels. Hierbij heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten een gebroken elleboog waarvoor een operatie noodzakelijk was.
Verdachte heeft bekend bij deze geweldpleging aanwezig te zijn geweest.
4.3.2. Bewijsoverwegingen
De vraag is of er wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte heeft deelgenomen aan de openlijke geweldpleging en zo ja, wat zijn bijdrage daaraan is geweest.
Aangever [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat hij door een grote groep personen is mishandeld met houten knuppels. Aangever heeft medeverdachte [medeverdachte 1] herkend als één van de mannen die hem met een houten knuppel tegen zijn gezicht heeft geslagen. De zoon van aangever, [betrokkene 1], heeft bij de rechter-commissaris bevestigd dat zijn vader is geslagen met een knuppel. [betrokkene 1] heeft drie mannen zijn vader zien slaan. Hierbij hadden de mannen verschillende dingen vast, waaronder ijzeren staven en houten balken. [betrokkene 2], eveneens een zoon van aangever, heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zijn vader geslagen is.
Tussen de families [medeverdachte 1] en [slachtoffer] bestaat al geruime tijd onenigheid, hetgeen geregeld heeft geleid tot conflicten tussen beide families.
Verdachte [medeverdachte 1] heeft in de avond van 6 juli 2008 gebeld met verdachte [medeverdachte 2]. In dit gesprek heeft verdachte [medeverdachte 1] aan verdachte [medeverdachte 2] gevraagd om naar Utrecht te gaan, omdat hij met [slachtoffer] wilde praten. Verdachte [medeverdachte 2] is, samen met zijn broers [medeverdachte 3] en [verdachte], naar Utrecht gereden in de auto van [medeverdachte 3], een blauwe BMW.
Getuige [getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij zag dat er op de [adres] uit een BMW zeker vijf mannen stapten. Deze mannen pakten uit de kofferbak knuppels. Eén van deze mannen begon direct de vader (de rechtbank begrijpt [slachtoffer]) te slaan.
Deze verklaring wordt grotendeels bevestigd door getuige [getuige 2]. Deze getuige heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat er drie mannen uit de BMW stapten. Van één van deze personen wist hij zeker dat hij een stok in zijn handen had. Deze mannen zijn in de richting van [betrokkene 2] en zijn vader (de rechtbank begrijpt [slachtoffer]) gerend. Getuige [getuige 2] heeft gezien dat de vader (de rechtbank begrijpt [slachtoffer]) geslagen werd.
Na de vechtpartij zijn de knuppels in de kofferbak van het voertuig van [medeverdachte 3] gelegd. Door de politie worden de knuppels en een gebogen ijzeren staaf kort na de vechtpartij aangetroffen in de kofferbak van de BMW van [medeverdachte 3].
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte, samen met zijn medeverdachten, bewust de confrontatie hebben opgezocht. Ze waren voorbereid op een confrontatie. Dit blijkt uit de verklaring van verdachte [medeverdachte 3] dat zijn broer [medeverdachte 2] aan hem en aan [verdachte] had gevraagd om mee te gaan om ‘het lichaam te laten zien’. [medeverdachte 3] verklaart daarmee te bedoelen dat [medeverdachte 2] niet alleen zou zijn en dat als ze zouden willen gaan vechten ze een beetje zouden afschrikken. Met knuppels zijn zij naar het uiteindelijke slachtoffer gegaan.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat op 6 juli 2008 door een groep jongens in het openbaar geweld tegen [slachtoffer] is gepleegd. Verdachte maakte deel uit van deze groep en heeft een wezenlijke bijdrage geleverd aan het gepleegde geweld. De rechtbank acht het tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 06 juli 2008 te Utrecht, met anderen, op de openbare weg, de [adres],
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk
geweld bestond uit het meermalen met een ijzeren staaf en/of met houten knuppels tegen het hoofd en het lichaam van voornoemde [slachtoffer] slaan;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting namens de verdachte een beroep gedaan op noodweer. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte zich, nadat aangever reeds was geslagen, geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waaraan verdachte zich niet kon onttrekken en zich hiertegen heeft verweerd.
Het door de raadsman gevoerde verweer ziet op een situatie die niet is tenlastegelegd. Het tenlastegelegde feit gaat er immers juist over dat verdachte openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen aangever. Ook al zou na het begin van deze openlijke geweldpleging een noodweer situatie zijn ontstaan, dan zou dit niet de strafbaarheid van het kort hiervoor gepleegde openlijke geweld wegnemen.
Om deze reden wordt het beroep van de raadsman dan ook verworpen.
Er zijn derhalve geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 43 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en werkstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis, indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd bij een eventuele strafoplegging uitsluitend een voorwaardelijke straf op te leggen, omdat een onvoorwaardelijke straf gezien het tijdsverloop niet meer van toegevoegde waarde is.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Het openlijk geweld waaraan verdachte heeft deelgenomen heeft zich gericht tegen een slachtoffer, dat, zeker nadat hij op de grond was gewerkt, volkomen weerloos was. Het slachtoffer is door de deelnemers aan dat geweld zwaar mishandeld, waardoor hij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Openlijke geweldpleging roept bij passanten, en ook overigens in de samenleving, gevoelens van onrust en onveiligheid op. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk geweld, of personen die hebben gezien dat dergelijk geweld werd uitgeoefend, nog lang de lichamelijke en psychische gevolgen daarvan moeten dragen. Verdachte en zijn mededaders hebben hieraan bijgedragen.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 22 februari 2010, eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte laten meewegen dat verdachte erg lang heeft moeten wachten op de behandeling van de zaak ter terechtzitting.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 3.593,- voor het tenlastegelegde feit.
De rechtbank acht de vordering niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 1.500,-;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 25 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde geldboete naar rato van € 50,- per dag;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Bender, voorzitter, mrs. M.S. Koppert en J. Schukking, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C.J. van der Heijden, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 april 2010.