ECLI:NL:RBUTR:2010:BM5678
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.J.M. van Andel
- R.A. Steenbergen
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van bank jegens schuldeisers in faillissement van stichting derdengelden
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 26 mei 2010 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin de curator, mr. W.J.M. van Andel, vorderde dat Fortis Bank Nederland NV aansprakelijk werd gesteld voor schade die de schuldeisers van de failliete stichting Derdengelden Praktijkuitoefening mr. [A] hadden geleden. De curator stelde dat de bank onrechtmatig had gehandeld door afboekingen van de derdenrekening van de stichting toe te staan, zonder dat deze aan de vereisten van de Nederlandse Orde van Advocaten voldeden, zoals de eis van dubbele handtekening. De rechtbank oordeelde dat de curator ontvankelijk was in zijn vordering, omdat deze was gebaseerd op de Peeters/Gatzen-doctrine, die het mogelijk maakt voor een curator om namens schuldeisers op te komen voor schade die hen is toegebracht door onrechtmatig handelen van derden.
De rechtbank onderzocht vervolgens of Fortis onrechtmatig had gehandeld jegens de schuldeisers. Het verweer van Fortis dat de stichting geen schadevergoeding kon vorderen omdat zij geen eigen vermogen had, werd verworpen. De rechtbank oordeelde dat de curator wel degelijk in zijn vordering kon worden ontvangen, omdat de vordering was gericht op herstel van de verhaalsmogelijkheden van de schuldeisers. De rechtbank concludeerde dat Fortis niet had voldaan aan de zorgplicht die zij had jegens de schuldeisers, door de afboekingen uit te voeren zonder de vereiste dubbele handtekening te controleren. Dit leidde tot een benadeling van de schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden.
Uiteindelijk werd de vordering van de curator afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat Fortis niet onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank stelde vast dat de afboekingen niet per se in strijd waren met het doel van de stichting en dat er onvoldoende bewijs was dat de bank had moeten ingrijpen. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de curator, die als in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van banken in het kader van de zorgplicht jegens derden en de complexiteit van aansprakelijkheid in faillissementssituaties.