ECLI:NL:RBUTR:2010:BM5022
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- N.E.M. Kranenbroek
- H.A. Gerrits
- G. Perrick
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak bijstandsfraude na uitsluiting bewijs door vormverzuim
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1980, werd op 14 april 2010 door de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van bijstandsfraude, waarbij hij gedurende meer dan zes jaar voordeel zou hebben getrokken uit de bijstandsuitkering van een persoon met wie hij een gezamenlijke huishouding voerde. Tijdens de zitting op 31 maart 2010 was de verdachte niet aanwezig, maar zijn raadsman, mr. J.J.D. van Doleweerd, was wel aanwezig om de verdediging te voeren.
De verdediging voerde aan dat het recht op een eerlijk proces was geschonden, omdat de verdachte niet de gelegenheid had gekregen om voorafgaand aan zijn verhoor een advocaat te raadplegen, wat in strijd is met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De raadsman verzocht om de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op 29 januari 2009, uit te sluiten van het bewijs. De officier van justitie was van mening dat, ondanks de uitsluiting van deze verklaring, er voldoende wettig bewijs aanwezig was om de verdachte te veroordelen.
De rechtbank oordeelde echter dat het vormverzuim, zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, leidde tot de uitsluiting van de bekennende verklaring. Hierdoor was er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit, omdat de overige bewijsmiddelen niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring te komen. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. N.E.M. Kranenbroek als voorzitter, en de rechters H.A. Gerrits en G. Perrick, in aanwezigheid van griffier M.C.H. Franckena.