ECLI:NL:RBUTR:2010:BM4288

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
278748 / HA ZA 09-2794
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedwongen tussenkomst in civiele procedure met auteursrechtelijke aspecten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht, is op 12 mei 2010 een vonnis gewezen in een incident betreffende gedwongen tussenkomst op basis van artikel 118 Rv. De eiseres, Interfax B.V., heeft in de hoofdzaak een vordering ingesteld tegen de gedaagde, [gedaagde] B.V., voor betaling van onbetaalde facturen en schadevergoeding wegens onrechtmatige beëindiging van een duurovereenkomst. De gedaagde heeft in reconventie gesteld dat Interfax inbreuk heeft gemaakt op haar auteursrechten door zonder toestemming cursusmateriaal ter beschikking te stellen aan een derde partij, Boxpress. De rechtbank heeft de vordering van [gedaagde] om Boxpress als gedaagde in de procedure te betrekken afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de claims van [gedaagde] tegen Interfax en Boxpress niet voldoende samenhangen om Boxpress als betrokkene in de rechtsverhouding te beschouwen. De rechtbank benadrukte dat de juridische en feitelijke betrokkenheid van Boxpress niet zodanig was dat gedwongen tussenkomst gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft vervolgens de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van het incident. In de hoofdzaak heeft de rechtbank een comparitie bevolen om inlichtingen te vragen en te onderzoeken of partijen tot een schikking kunnen komen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat partijen zich moeten voorbereiden op een mogelijke mondelinge uitspraak tijdens de comparitie. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.P.H. van Driel van Wageningen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 278748 / HA ZA 09-2794
Vonnis in incident van 12 mei 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERFAX B.V.,
gevestigd te Rosmalen,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. L.E.J. Jonker,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. B.H.M. Schipper.
Partijen zullen hierna Interfax en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 november 2009 met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie tevens verzoek tot oproeping van een derde in het geding ex artikel 118a Rv tevens akte overlegging producties,
- de conclusie van antwoord in het incident.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. [gedaagde] vordert dat het haar in reconventie wordt toegestaan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Uitgeverij Boxpress B.V. i.o. (hierna: Boxpress) op grond van artikel 118a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), met inachtneming van de daarvoor geldende termijnen en met aanhouding van de huidige procedure, bij exploot als gedaagde partij op te roepen teneinde in reconventie voort te kunnen procedure tegen zowel Interfax als Boxpress. Interfax voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2. Uit hetgeen [gedaagde] ter onderbouwing van haar vordering heeft gesteld, begrijpt de rechtbank dat [gedaagde] haar vordering bedoeld heeft te baseren op artikel 118 Rv (in plaats van - het niet bestaande - artikel 118a Rv).
In artikel 118 Rv is de zogenoemde gedwongen tussenkomst geregeld. Bij de beoordeling van de vraag in hoeverre het toelaatbaar is dat een derde, in casu Boxpress, gedwongen in het geding tussen Interfax en [gedaagde] wordt betrokken, is bepalend de mate waarin Boxpress als betrokkene bij de rechtsverhouding tussen Interfax en [gedaagde] kan worden beschouwd. Of er sprake is van betrokkenheid dient te worden beoordeeld aan de hand van de vraag of er sprake is van voldoende samenhang met het oorspronkelijke geding. Daarvan kan sprake zijn indien aannemelijk is dat de uitkomst van de procedure tussen Interfax en [gedaagde] ook (juridische) gevolgen heeft voor Boxpress.
2.3. Het oorspronkelijke geding tussen Interfax en [gedaagde] laat zich als volgt kort samenvatten. Interfax vordert in de hoofdzaak in conventie ten opzichte van [gedaagde] betaling van € 27.998,18 exclusief BTW ter zake onbetaald gelaten facturen in verband met door Interfax in opdracht van [gedaagde] verricht drukwerk. Daarnaast maakt Interfax aanspraak op een bedrag van € 123.700,- ten titel van vergoeding van de schade die zij stelt te lijden als gevolg van de onrechtmatige en onregelmatige beëindiging door [gedaagde] van de tussen Interfax en [gedaagde] bestaande duurovereenkomst. In de hoofdzaak in reconventie stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat Interfax inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van het cursus- en lesmateriaal van [gedaagde] en/of onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door zonder de voorafgaande toestemming van [gedaagde] (delen van) het auteursrechtelijke beschermde cursus- en lesmateriaal van [gedaagde] ter beschikking te stellen aan Boxpress, terwijl Interfax wist dat Boxpress (ook zonder toestemming) de inhoud daarvan in digitale vorm ter beschikking zou gaan stellen op de website van Google Books.
2.4. [gedaagde] wil Boxpress als (mede)gedaagde, naast Interfax, in de procedure (in de hoofdzaak) betrekken vanwege de juridische en feitelijke betrokkenheid bij het gestelde (onrechtmatig) handelen dat in die procedure in reconventie centraal staat. [gedaagde] verwijt Boxpress kort gezegd dat zij inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van het cursus- en lesmateriaal van [gedaagde] en/of ten opzichte van [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door het zonder toestemming van [gedaagde] digitaal ter beschikking stellen van cursus- en lesmateriaal op de website van Google Books.
2.5. Het oorspronkelijke geding betreft dus enerzijds een vordering tot betaling van onbetaald gelaten facturen en vergoeding van schade en anderzijds (onder meer) vergoeding van schade wegens een gestelde inbreuk op auteursrechten en/of onrechtmatig handelen. Anders dan [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat hetgeen [gedaagde] Boxpress verwijt niet zodanig samenhangt met hetgeen [gedaagde] en Interfax over en weer vorderen, dat Boxpress als betrokkene bij die rechtsverhouding moet worden beschouwd. De rechtbank is daarom van oordeel dat de beoordeling van de procedure (in reconventie) tussen [gedaagde] en Interfax, ook in juridische zin, los kan worden gezien van de vordering die [gedaagde] op Boxpress stelt te hebben. Immers, los van de verhouding tussen Interfax en [gedaagde] kan worden beoordeeld of Boxpress door het digitaal ter beschikking stellen van het cursus- en lesmateriaal van [gedaagde] op de website van Google Books inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten daarvan en/of ten opzichte van [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld. Deze conclusie wordt bevestigd door het feit dat [gedaagde] aan haar vordering ten opzichte van Interfax ook andere feitelijke handelingen, die zij als inbreukmakend en/of onrechtmatig aanmerkt, ten grondslag legt dan aan haar vordering ten opzichte van Boxpress. Het belang dat [gedaagde] stelt te hebben bij consistentie van rechterlijke uitspraken is in het verlengde van het vooroverwogene dan ook niet in het geding. Het enkele feit dat Interfax en Boxpress, volgens [gedaagde], dezelfde bestuurders hebben is in dit kader en gezien het voorgaande niet van (doorslaggevende) betekenis en maakt het oordeel dus niet anders. In het licht van het vooroverwogene weegt het belang van [gedaagde] bij oproeping van Boxpress bovendien minder zwaar dan het belang van Interfax bij voortgang van de procedure tussen haar en [gedaagde].
2.6. Uit hetgeen de rechtbank hiervoor onder punt 2.5. heeft overwogen volgt dat het gevorderde zal worden afgewezen.
2.7. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
3. De beoordeling in de hoofdzaak
3.1. De rechtbank zal een comparitie bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Daarbij kan de mogelijkheid van doorverwijzing naar een mediator aan de orde komen.
3.2. Indien partijen, zonder dat daaraan voorafgaand een comparitie wordt gehouden, gebruik willen maken van de mogelijkheid de zaak door te verwijzen naar een mediator, dienen zij dat binnen twee weken na de datum van dit vonnis aan de griffie te berichten.
3.3. Interfax heeft de gelegenheid de conclusie van antwoord in reconventie ter comparitie te nemen. Interfax moet de conclusie uiterlijk twee weken voor aanvang van de comparitie toezenden. Na de comparitie kan deze conclusie niet meer genomen worden.
3.4. De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
3.5. De behandeling van de zaak ter comparitie zal in beginsel de volgende onderwerpen bevatten. De rechter zal beginnen met een aantal formaliteiten. Vervolgens zal de rechter zo nodig vragen stellen over de feiten en over de standpunten van partijen waarin inzicht moet bestaan om tot een oordeel te kunnen komen.
3.6. In beginsel zal ter comparitie niet de gelegenheid worden geboden om te pleiten, waarbij onder pleiten wordt verstaan het juridisch beargumenteren van de zaak aan de hand van een voorbereide, uitgeschreven pleitnotitie.
3.7. Op de comparitie zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan hoe de verdere gang van de procedure moet zijn. Daarbij kan ook aan de orde komen of een schikking (al dan niet op onderdelen) mogelijk is. Partijen moeten er op voorbereid zijn, dat de rechtbank een mondeling tussenvonnis kan wijzen. De zitting eindigt met een aantal formaliteiten.
4. De beslissing
De rechtbank
in het incident
4.1. wijst het gevorderde af,
4.2. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het incident, aan de zijde van Interfax tot op heden begroot op € 452,00,
4.3. verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.4. beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. J.P.H. van Driel van Wageningen van deze rechtbank in het gerechtsgebouw te Utrecht aan het Vrouwe Justitiaplein 1 op woensdag 18 augustus 2010 van 13:30
tot 15:30 uur,
4.5. bepaalt dat de partijen dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
4.6. bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank ter attentie van zittingsplanning Handel / secretaresse van de rechters kamer B.1.35 - om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op de hiervoor genoemde zittingsdatum.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.H. van Driel van Wageningen en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2010. MAR