ECLI:NL:RBUTR:2010:BM2535

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
23 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
284348 / JE RK 10-736
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot aanstondse verlening van machtiging uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 maart 2010 een verzoek tot aanstondse verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [kind 1] en [kind 2] afgewezen. Bureau Jeugdzorg Utrecht (BJZ) had op 22 maart 2010 een verzoekschrift ingediend voor een spoedzitting, waarbij de minderjarigen in crisisopvang geplaatst moesten worden. De kinderrechter heeft echter overwogen dat er onder de gegeven omstandigheden geen sprake is van onmiddellijk en ernstig gevaar voor de kinderen, indien zij in afwachting van de mondelinge behandeling op 30 maart 2010 in een pleeggezin of thuis verblijven. De thuissituatie wordt namelijk door een intensief ambulante hulpverlener drie keer per week geobserveerd en ouders werken mee aan de hulpverlening. De kinderrechter heeft ook rekening gehouden met de mogelijke negatieve gevolgen van een crisisopvang voor de sociale contacten van de kinderen en de zorgen van de ouders over de eerbaarheid van hun dochters.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders zich verzetten tegen een plaatsing in een gemengde opvang en dat BJZ vreest voor de veiligheid van de kinderen bij hun ouders. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook aangegeven dat zij niet kan instaan voor de veiligheid van de meisjes bij hun ouders. Ondanks deze zorgen heeft de kinderrechter besloten dat de situatie niet zo urgent is dat een onmiddellijke uithuisplaatsing noodzakelijk is. De kinderrechter heeft het verzoek tot aanstondse verlening van de machtiging afgewezen en bepaald dat de zaak op 30 maart 2010 verder behandeld zal worden.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
Afwijzing terstond beslissen op verzoek uithuisplaatsing
Zaaknummer: 284348 / JE RK 10-736
Beschikking van 23 maart 2010 van de kinderrechter met betrekking tot de minderjarigen:
[kind 1], geboren te [geboorteplaats], op [1996],
[kind 2], geboren te [geboorteplaats], op [2000],
kinderen van
[vader],
[moeder], beide wonende te [woonplaats];
De gezagssituatie is thans niet bekend.
1. Verloop van de procedure
Op 22 maart 2010 heeft Bureau Jeugdzorg Utrecht (hierna BJZ) een verzoekschrift ingediend tot een machtiging uithuisplaatsing in de crisisopvang van [kind 2] en [kind 1] ten behoeve van een spoedzitting. De zaak is gepland op de zitting van 30 maart 2010 om 11.30 uur.
Op 23 maart 2010 heeft BJZ telefonisch verzocht artikel 800 lid 3 Rv toe te passen en het op 22 maart 2010 gedane verzoek aanstonds, zonder zitting, toe te wijzen. De kinderrechter heeft telefonisch informatie ingewonnen bij de raadsonderzoeker dhr. Touber.
2. Beoordeling van het verzochte
Bij beschikking van 15 februari 2010 van de kinderrechter te Utrecht zijn voormelde minderjarigen voorlopig onder toezicht gesteld.
Bij beschikking van 15 februari 2010 van de kinderrechter te Utrecht is machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin verleend, welke machtiging is verlengd bij beschikking van 25 februari 2010 voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
De kinderrechter dient te beoordelen de behandeling van het verzoek tot plaatsing in de crisisopvang niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige.
BJZ legt aan het verzoek ten grondslag dat [kind 1] en [kind 2] vandaag het pleeggezin dienen te verlaten. Een ander pleeggezin is momenteel niet beschikbaar, zodat BJZ machtiging verzoekt hen te plaatsen in een crisisopvang.
BJZ vreest dat [kind 1] en [kind 2] weer geslagen zullen worden indien zij terugkeren naar huis. Bovendien vreest BJZ dat zij in extreme mate gecontroleerd zullen worden door ouders en broer, aangezien ouders voor hun eerbaarheid vrezen. BJZ heeft aangegeven dat op dit moment intensief ambulante hulpverlening in het gezin is ten behoeve van de baby [baby]. De intensief ambulante hulpverlener komt al enige weken drie keer per week in huis. Gedurende die weken is gezien dat ouders de baby adequaat verzorgen en zijn geen signalen opgevangen van huiselijk geweld. Veilig Sterk Verder van De Waag heeft in samenwerking met ouders een heel plan opgesteld, dat zeer binnenkort verder besproken zal worden. Ouders werken goed mee aan de huidige ingezette hulpverlening.
De Raad voor de Kinderbescherming vreest dat ouders [kind 2] en vooral [kind 1] de bemoeienissen van de Raad en BJZ zullen verwijten en zich op hen zullen afreageren. De Raad kan niet instaan voor de veiligheid van de meisjes bij hun ouders.
Uit het verzoek komt naar voren dat ouders zich sterk verzetten tegen plaatsing in een gemengde opvang, omdat zij vrezen voor de eerbaarheid van hun dochters. BJZ is van plan hen plaatsen binnen één gemengde crisisopvang op andere groepen, zodat zij zoveel mogelijk bij elkaar kunnen zijn.
Raad en BJZ geven aan dat plaatsing in een crisisopvang, waar ouders zich tegen verzetten, mogelijk het risico’s met zich meebrengt. De Raad voegt daar aan toe dat een eventuele terugplaatsing zeer goed begeleid dient te worden door BJZ.
De kinderrechter overweegt dat onder de hierboven geschetste omstandigheden geen sprake is van onmiddellijk en ernstig gevaar indien [kind 1] en [kind 2] in afwachting van de mondelinge behandeling op 30 maart 2010 hetzij in een pleeggezin hetzij thuis verblijven. De thuissituatie wordt immers door de intensief ambulante hulpverlener drie keer per week geobserveerd. Hulpverlening door middel van Veilig Sterk Verder zal waarschijnlijk op korte termijn kunnen starten. Ouders werken mee aan de hulpverlening. Broer [kind 3] is nog uit huisgeplaatst. Daarbij komt nog dat mogelijkerwijs aan een plaatsing in een crisisopvang het risico is verbonden dat contacten van [kind 1] en [kind 2] met en terugkeer naar hun sociale omgeving toe wordt bemoeilijkt., In beleving van ouders is namelijk mogelijk de eerbaarheid van hun dochters in het geding gekomen door een plaatsing in de crisisopvang.
De kinderrechter zal daarom het verzoek tot aanstondse verlening van de machtiging afwijzen.
3. Beslissing
De kinderrechter wijst af het verzoek tot aanstondse verlening van een machtiging uithuisplaatsing in de crisisopvang.
De kinderrechter bepaalt dat het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing in crisisopvang op 30 maart 2010 te 11.30 uur zal worden behandeld.
Deze beschikking is gegeven op 23 maart 2010 door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in het bijzijn van D.B.T. Koster als griffier.