ECLI:NL:RBUTR:2010:BM1872

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
9 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601156-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige diefstal en opzetheling met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 9 februari 2010 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer over de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen en opzetheling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De feiten betroffen drie inbraken in winkels en een basisschool, waarbij de verdachte samen met anderen goederen heeft weggenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door middel van braak en inklimming, en dat hij ook betrokken was bij de heling van gestolen boten. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet bij alle feiten betrokken was, maar de rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte niet geloofwaardig. De rechtbank nam in haar overwegingen de gevolgen van de inbraken voor de slachtoffers mee, en benadrukte de impact op de slachtoffers en de maatschappij. De verdachte had eerder een vermogensdelict gepleegd, maar had zich daarna lange tijd niet schuldig gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank legde een lagere straf op dan door de officier van justitie was geëist, maar vond een gevangenisstraf noodzakelijk, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en deelname aan een re-integratietraject. De benadeelde partij werd gedeeltelijk in het gelijk gesteld, met een schadevergoeding van € 1.188,23 voor materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601156-09, 16/610381-09 en 16/442672-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 februari 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Utrecht, Huis van Bewaring locatie Wolvenplein, te Utrecht,
raadsman mr. P.D. Labee, advocaat te Amersfoort.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 26 januari 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie met betrekking tot de zaken op voormelde parketnummers één straf gevorderd, de verdediging heeft zich daar niet tegen verzet. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de zaken op voormelde parketnummers overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering, gevoegd.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Het vierde feit op de dagvaarding met parketnummer 16/601156-09 is gepleegd op het moment dat verdachte nog minderjarig was. De rechtbank is dan ook ten aanzien van dit feit onbevoegd. Zij zal in haar hoedanigheid van kinderrechters ten aanzien van dit feit derhalve afzonderlijk vonnis wijzen.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- dagvaarding met parketnummer 16/601156-09:
feit 1 en 2: ingebroken heeft in een winkel;
feit 3: ingebroken heeft in een basisschool;
- dagvaarding met parketnummer 16/610381-09: rubberboten en buitenboordmotoren heeft geheeld;
- dagvaarding met parketnummer 16/442672-09: een imitatie vuurwapen voorhanden heeft gehad.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd, behoudens ten aanzien van feit 4 op de dagvaarding met parketnummer 16/601156-09.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1, 2 en 3 op de dagvaarding met parketnummer 16/601156-09 heeft gepleegd, met uitzondering van het gedeelte van feit 3 dat ziet op diefstal van de computerkast. De officier van justitie acht daarnaast wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten op de dagvaardingen met de parketnummers 16/610381-09 en 16/442672-09 heeft gepleegd.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank ten aanzien van de feiten op de dagvaardingen met de parketnummers 16/610381-09 en 16/442672-09 tot een bewezenverklaring kan komen, evenals voor feit 2 en feit 3, voor zover dit betrekking heeft op de diefstal van de beamer, op de dagvaarding met parketnummer 16/601156-09.
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het eerste feit op de dagvaarding met parketnummer 16/601156-09. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat enkel bewezen kan worden dat verdachte op 10 juni 2009 rond 00.10 uur heeft getankt in [plaats]. Verdachte erkent dit ook. Dit is naar de mening van de verdediging echter geen dan wel onvoldoende bewijs dat verdachte bij de inbraak betrokken is geweest.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten op de dagvaarding met parketnummer 16/601156-09.
Feit 1:
[aangever 1] heeft namens [bedrijf 1] aangifte gedaan van een inbraak bij de [bedrijf 1] gelegen aan de [adres] te Barneveld. Op 10 juni 2009 kreeg hij rond 03.15 uur een alarmmelding dat er zou zijn ingebroken in de winkel. Vervolgens bleek de ruit aan de voorzijde van de winkel met een steen te zijn vernield en de lades achter de toonbank te zijn opengebroken. Uit deze lades zijn computergames weggenomen voor de X-box 360, de Playstation 3 en de Nintendo DS. Verbalisanten hebben een voertuig met daarin de vermoedelijke twee daders van voornoemde inbraak achtervolgd. Nadat het voertuig tot stilstand was gekomen hebben verbalisanten de bestuurder aan kunnen houden, de andere inzittende wist te ontkomen. De bestuurder bleek [betrokkene 1] te zijn. [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij op 9 juni 2009 om ongeveer 23.30 uur had afgesproken met een maat, waarmee hij van te voren had doorgesproken wat de bedoeling was. Rond 00.15 uur kwamen zij volgens [betrokkene 1] in het centrum van Barneveld aan. Vervolgens hebben zij samen een aantal voorbereidingshandelingen verricht en gewacht tot het rustig was, waarna ze de inbraak hebben gepleegd. Ze hebben beiden een klinker door de ruit van de [bedrijf 1] gegooid, zijn vervolgens door het ontstane gat naar binnen gegaan en hebben daarna drie lades met koevoeten geforceerd. Ze zijn met de inhoud van de lades, computerspelletjes, in de auto gestapt en weggereden. In de auto zijn 467 computerspelletjes aangetroffen. Daarnaast werd een bon aangetroffen van een tankstation, waaruit blijkt dat op 10 juni 2009 om 00.10 uur is getankt bij het tankstation [bedrijf 2] te [plaats]. Op de beelden van de bewakingscamera’s van dit tankstation is te zien dat verdachte met [betrokkene 1] op 10 juni 2009 om 00.10 in het tankstation aanwezig was. Verdachte heeft verklaard dat hij die nacht met [betrokkene 1] bij dat tankstation is geweest en dat het tankstation langs de A1 ligt, aan de kant die vanaf Amersfoort richting Barneveld gaat. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij een dag voor de inbraak met [betrokkene 1] in de betreffende [bedrijf 1] is geweest om een computerspelletje te kopen en dat de sleutels die na de aanhouding van [betrokkene 1] in de auto van [betrokkene 1] zijn aangetroffen de huissleutels van verdachte zijn.
Verdachte ontkent dat hij bij de inbraak betrokken is geweest. Hij verklaart dat hij die nacht om 00.10 uur met [betrokkene 1] getankt heeft, dat hij vervolgens met [betrokkene 1] langs zijn huis in Amersfoort is gereden, dat zij daar de andere dader van de inbraak hebben opgepikt en dat verdachte daarna door [betrokkene 1] bij zijn neef in [plaats] is afgezet, waar hij met zijn neef en een aantal andere personen heeft gekaart. Daarnaast verklaart verdachte dat hij de huissleutels een aantal dagen eerder in de auto van [betrokkene 1] zou hebben laten liggen.
De rechtbank acht bovenstaande verklaring van verdachte niet geloofwaardig. Allereerst acht de rechtbank het niet aannemelijk dat [betrokkene 1] vanuit Amersfoort met verdachte naar het benzinestation te [plaats] is gereden, dat ongeveer halverwege Amersfoort en Barneveld ligt, vervolgens weer met verdachte terug is gereden naar Amersfoort om vervolgens weer naar Barneveld te rijden. Daarnaast past de verklaring van verdachte niet binnen het door [betrokkene 1] in zijn bekennende verklaring geschetste scenario dat hij met zijn mededader om ongeveer 00.15 uur in Barneveld aankwam, waarna zij na enige voorbereidinghandelingen en een wachttijd hebben ingebroken. Ten slotte overweegt de rechtbank dat de modus operandi van deze inbraak overeenkomt met die van de inbraak die als tweede ten laste is gelegd en die verdachte heeft bekend.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 tenlastegelegde op de dagvaarding met parketnummer 16/601156-09 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2:
[aangever 2] heeft namens [bedrijf 3] gelegen aan de [adres] te Barneveld aangifte gedaan van een inbraak. Op 7 juni 2009 kreeg zij rond 04.15 uur een alarmmelding, vervolgens constateerde zij dat de ruit van de winkel was ingegooid. Bij de inbraak zijn weggenomen 56 flessen/pakjes parfum onder meer van de merken Burberry, Lacoste, Hugo Boss en DKNY, 38 pakjes sigaretten van diverse merken en 56 pakjes vloei. Op een glasscherf van de ingegooide ruit is bloed aangetroffen. Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut naar het bloedspoor komt naar voren dat het in dit spoor aanwezige DNA profiel overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon overeenkomt met het in het spoor aangetroffen DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Verdachte heeft bekend dat hij voornoemde inbraak heeft gepleegd. Hij heeft met een mededader met klinkers de ruit van de winkel ingegooid en is vervolgens door de ontstane opening naar binnen gegaan en heeft parfum en sigaretten gestolen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 2 tenlastegelegde op de dagvaarding met parketnummer 16/601156-09 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
[aangever 3] heeft namens [bedrijf 4] gelegen aan het [adres] te Amersfoort, aangifte gedaan van een inbraak gepleegd in de nacht van 16 op 17 januari 2008. Er zijn twee ramen van een leslokaal ingegooid. In het leslokaal lag een stoeptegel onder een van de vernielde ramen. Uit het leslokaal is een computerkast gestolen van het merk Acer. De beamer die in het leslokaal met een beugel aan het plafond hing, hing scheef aan de beugel. De beamer is, als gevolg van de poging om hem van de beugel los te krijgen, intern beschadigd. Verdachte heeft verklaard dat hij, nadat anderen de ramen hadden ingegooid, in het leslokaal is geweest en geprobeerd heeft de beamer van de beugel los te trekken.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij de computer niet heeft gestolen, maar dat dit door een groepje jongens moet zijn gebeurd. Pas nadat die jongens de computer zouden hebben gestolen kwamen zij verdachte tegen en hebben toen verdachte gevraagd of hij de beamer los kon krijgen. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij, indien het hem gelukt was de beamer mee te nemen, de opbrengst van die beamer met de andere jongens zou hebben gedeeld,ook al had hij daar niets met hen over afgesproken. De verdediging heeft aangevoerd dat gelet op voorgaande verklaring van verdachte, verdachte niet veroordeeld kan worden voor (medeplegen van) de diefstal van de computer.
De rechtbank is van oordeel dat doordat verdachte op verzoek van de andere jongens naar binnen is gegaan en verdachte zich kennelijk verplicht voelde om een eventuele opbrengst met hen te delen, er een opzettelijke samenwerking was met betrekking tot de inbraak. Dat verdachte niet bij het voortraject betrokken was doet daar naar het oordeel van de rechtbank niets aan af. Door in dezelfde nacht door de door de andere jongens gecreëerde ingang op hun verzoek naar binnen te klimmen om (meer) goederen te stelen, heeft verdachte daarnaast willens en wetens het risico genomen dat door de andere jongens reeds goederen waren gestolen en is hij bewust deel gaan nemen aan de door deze jongens eerder die nacht ingezette inbraak. De rechtbank beschouwt verdachte dan ook als medepleger van de gehele inbraak.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 3 tenlastegelegde op de dagvaarding met parketnummer 16/601156-09 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het feit op de dagvaarding met parketnummer 16/610381-09.
[betrokkene 2] heeft verklaard dat hij op 11 september 2009 in Spakenburg heeft gezien dat zijn overbuurman een boot met een buitenboordmotor van het merk Johnson, heeft gekocht van ene [verdachte]. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij daar die dag ook een boot met buitenboordmotor heeft gekocht van diezelfde [verdachte]. Voorts heeft hij verklaard dat hij wist dat beide boten gestolen waren. De beide boten met buitenboordmotor lagen in de garage van [betrokkene 2] en zijn daar in beslag genomen. De ene boot was een Yamaha rubberboot met een Johnson buitenboordmotor van het type Sea-Horse. De andere boot was een rubberboot van het type Solid Marine met een 5pk Mercury buitenboordmotor. Verdachte heeft verklaard dat hij de beide bootjes heeft verkocht voor [betrokkene 1], die de bootjes bij hem had gestald. Voornoemde [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij één van deze boten heeft gestolen en dat hij met verdachte bij de verkoop van de boten aanwezig was. Verdachte heeft verklaard dat de door [betrokkene 1] gestolen boot, de boot met de buitenboordmotor van het type Seahorse was. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij de boten op verzoek van [betrokkene 1] heeft bewaard in zijn schuur en dat hij toen al wel door had dat er iets mis was met de boten en dat hij het zeker wist toen de boten werden verkocht voor € 100, -.
[aangever 4] heeft aangifte gedaan van diefstal van een rubberboot van het merk Solid Marine met een buitenboordmotor van het merk Mercury met een vermogen van 5pk, in de periode tussen 2 september 2009 en 11 september 2009.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat beide boten van diefstal afkomstig zijn. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte deze boten een periode in zijn schuur heeft bewaard, terwijl hij wist dat deze boten van diefstal afkomstig waren. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij zich hier bewust van was. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat [betrokkene 1] zich bezighield met het stelen van goederen om zijn drugsverslaving te bekostigen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte wist dat de door [betrokkene 1] bij hem gestalde boten van diefstal afkomstig waren. Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte samen met [betrokkene 1] op 11 september 2009 de boten heeft verkocht. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat niet hij, maar [betrokkene 1] de boten heeft verkocht en dat hij koper en verkoper slechts bij elkaar heeft geïntroduceerd. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring ongeloofwaardig is gelet op de eerdere verklaring van verdachte bij de politie en de verklaring van [betrokkene 2], dat hij de beide boten van verdachte heeft gekocht. Aangezien de steler ([betrokkene 1]) volgens vaste jurisprudentie niet tegelijkertijd de heler kan zijn, kan niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, dat verdachte de Yamaha rubberboot en de Johnson buitenboordmotor tezamen en in vereniging heeft geheeld.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het op de dagvaarding met parketnummer 16/610381-09 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het feit op de dagvaarding met parketnummer 16/442672-09.
Op 31 december 2008 is binnengetreden in de woning van verdachte en is een BBgun in beslag genomen. Uit onderzoek is gebleken dat het in beslag genomen voorwerp een wapen is in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I, onder 7 van de Wet wapens en munitie. Verdachte heeft verklaard dat het wapen van zijn broertje is en dat zijn broertje het op hun gezamenlijke slaapkamer bewaarde.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte het imitatievuurwapen voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht dan ook het op de dagvaarding met parketnummer 16/610381-09 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
parketnummer 16/601156-09:
1.
op 10 juni 2009 te Barneveld tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een winkel ([bedrijf 1]) gelegen aan de [adres], heeft weggenomen 467 computerspellen (merk/type: X-box 360 en Playstation 3 en Nintendo DS), toebehorende aan [bedrijf 1], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking, door:
- met klinkers een raam van voornoemd winkelpand in te gooien, en
- vervolgens deze winkel te betreden via de hierdoor ontstane opening, en
- met een koevoet, althans met een hard voorwerp, toonbanklades open te breken;
2.
op 7 juni 2009 te Barneveld tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een winkel ([bedrijf 3], gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen 56 flessen/pakken parfum (onder meer van de merken Burberry, Lacoste, Hugo Boss en DKNY) en diverse merken/soorten rookwaren (38 pakken sigaretten en 56 pakken vloei/Mascotte) toebehorende aan voornoemde [bedrijf 3], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door
- klinkers door een raam van voornoemde winkel te gooien en
- vervolgens in te klimmen door de hierdoor ontstane opening;
3.
omstreeks 16/17 januari 2008 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in [bedrijf 4] (gelegen aan het [adres]) heeft weggenomen een computerkast (merk Acer), toebehorende aan voornoemde basisschool, waarbij zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door
- met een stoeptegel ramen van een klaslokaal van voornoemde school in te gooien en
- vervolgens in te klimmen via de hierdoor ontstane opening;
en
omstreeks 16/17 januari 2008 te Amersfoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in [bedrijf 4] (gelegen aan het [adres]) weg te nemen een beamer, toebehorende aan voornoemde basisschool en zich daarbij de toegang tot die basisschool te verschaffen en die weg te nemen beamer onder hun bereik te brengen door middel van braak en verbreking en inklimming, tezamen en in vereniging met anderen als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededaders
- met een stoeptegel ramen van een klaslokaal van voornoemde school in te gooien en/of
- (vervolgens) via de hierdoor ontstane opening in te klimmen, en/of
- (vervolgens) met kracht te trekken aan die beamer en/of aan een beugel
waaraan die beamer was bevestigd,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
parketnummer 16/610381-09:
op 11 september 2009 te Spakenburg tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk uit winstbejag een door misdrijf verkregen rubberboot (type Solid Marine) en een buitenboordmotor (5 PK, merk Mercury) heeft overgedragen;
en
op 11 september 2009 te Spakenburg opzettelijk uit winstbejag een door misdrijf verkregen rubberboot (merk Yamaha) en een buitenboordmotor (merk Johnson, type Sea-Horse), heeft
overgedragen;
en
omstreeks 11 september 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een rubberboot (type Solid Marine) en een buitenboordmotor (5 PK, merk Mercury) voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde rubberboot en buitenboordmotor wisten het door misdrijf verkregen goederen betrof;
en
omstreeks 11 september 2009 in Nederland een rubberboot (merk Yamaha) en een buitenboordmotor (merk Johnson, type Sea-Horse), voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde rubberboot en buitenboordmotor wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
parketnummer 16/442672-09:
op 31 december 2008 te Amersfoort een wapen van categorie I onder 7°, dat door zijn vorm, afmeting en kleur een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen (pistool), voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
- Ten aanzien van de feiten op de dagvaarding met parketnummer 16/601156-09:
feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking;
feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
en
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft trachten te brengen door middel van braak, verbreking en inklimming.
- Ten aanzien van het feit op de dagvaarding met parketnummer 16/610381-09:
medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd;
en
opzetheling, meermalen gepleegd.
- Ten aanzien van het feit op de dagvaarding met parketnummer 16/442672-09:
handelen in strijd met artikel 13 eerste lid van de Wet wapens en munitie.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de periode van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat als bijzondere voorwaarden aan de straf worden gesteld dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen die hem worden gegeven door Centrum Maliebaan en dat hij deelneemt aan het traject Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de periode die verdachte tot en met de uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht passend. Daarnaast kan de verdediging zich vinden in een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij als bijzondere voorwaarde dat verdachte deelneemt aan het traject Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft een drietal inbraken gepleegd. De inbraken in de beide winkels veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar zorgen ook voor veel frustratie bij de betreffende winkeliers, die aan de afhandeling van dergelijke inbraken vaak veel tijd kwijt zijn en financiële schade ondervinden die niet beperkt is tot de waarde van de weggenomen goederen. Daarnaast dragen dergelijke inbraken, die in alle openbaarheid met geweld tegen goederen plaats vinden, bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank neemt verdachte zijn rol in de inbraak bij de basisschool in het bijzonder zeer kwalijk. Vooral voor jonge kinderen hebben dergelijke daden een grote invloed. Zij kunnen zich hierdoor eenvoudig onveilig en angstig voelen. Daarnaast maakt het een grote inbreuk op de dagelijkse gang van zaken en organisatie van een basisschool. Verdachte heeft kennelijk niet stilgestaan bij deze gevolgen van zijn daden.
De rechtbank acht een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist passend en geboden. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met straffen die in gelijksoortige zaken worden opgelegd.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het feit dat verdachte blijkens zijn strafblad in het verleden eenmaal eerder is veroordeeld wegens een vermogensdelict, maar dat hij zich gedurende een lange periode niet aan dat soort zaken schuldig heeft gemaakt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet aanleiding een deel daarvan, te weten 3 maanden voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door Centrum Maliebaan en een verplichte deelname aan het traject Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer mogelijk. Daarnaast wordt met deze voorwaardelijke straf beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [bedrijf 2] vordert een schadevergoeding van € 2.805, - voor feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.188,23 ter zake van materiële schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank acht het bedrag met betrekking tot de ruitschade onvoldoende aannemelijk omdat het voor de rechtbank niet duidelijk is geworden of deze schade gedekt wordt door een verzekering.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 45, 47, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bevoegdheid
Verklaart zich onbevoegd ten aanzien van het vierde feit op de tenlastelegging met parketnummer 16/601156.
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5.1 genoemde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
o omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
o dat verdachte zich onder behandeling stelt bij Centrum Maliebaan en dat hij zich tijdens zijn proeftijd moet gedragen naar de aanwijzingen die worden gegeven door of namens Centrum Maliebaan;
o dat verdachte deelneemt aan het traject ‘Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer’;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 2] van
€ 1,188,23 ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 2], € 1,188,23 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 21 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian, voorzitter, mr. L.E. Verschoor-Bergsma en mr. M.J. Veldhuijzen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Scharrenborg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 februari 2010.