ECLI:NL:RBUTR:2010:BM1150

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
17 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
277762 / HA ZA 09-2659
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.C. Hagedoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot niet-ontvankelijkheid danwel onbevoegdheid op grond van een bindend adviesclausule in de overeenkomst

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Utrecht op 17 maart 2010, is een vordering tot niet-ontvankelijkheid dan wel onbevoegdheid ingediend op basis van een bindend adviesclausule in een overeenkomst. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A.M. van de Sande, heeft een verklaring voor recht gevorderd dat besluiten van de NAK en NVO, die zijn ontslag als bestuurder van de Stichting en NVO inhielden, nietig zijn. Daarnaast vorderde de eiser dat de gedaagden, waaronder de Nieuw Apostolische Kerk in Nederland en NAK Vastgoedontwikkeling Nederland B.V., hoofdelijk zouden worden veroordeeld tot het nakomen van hun verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst en tot schadevergoeding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een bindend adviesclausule in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van de eiser, die betrekking hebben op de nietigheid van vennootschappelijke besluiten, ontvankelijk zijn, maar dat de vorderingen die voortvloeien uit contractuele verplichtingen onder de bindend adviesclausule vallen. Dit betekent dat deze vorderingen niet door de rechtbank behandeld kunnen worden, maar door een bindend adviseur. De rechtbank heeft de vordering tot niet-ontvankelijkheid van de eiser in de vorderingen sub 6 en 7 toegewezen, terwijl de vorderingen sub 1 tot en met 5 zijn afgewezen.

De rechtbank heeft de kosten van de procedure gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 maart 2010 door mr. S.C. Hagedoorn.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
277762 / HA ZA 09-2659 17 maart 2010
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 277762 / HA ZA 09-2659
Vonnis in incident van 17 maart 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. J.A.M. van de Sande,
tegen
1. het rechtspersoonlijkheid bezittend kerkgenootschap
NIEUW APOSTOLISCHE KERK IN NEDERLAND,
gevestigd te Amersfoort,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NAK VASTGOEDONTWIKKELING NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
3. de stichting
BEHEERSTICHTING ALPHA & OMEGA,
gevestigd te Amersfoort,
4. [gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats],
5. [gedaagde sub 5],
wonende te [woonplaats],
6. [gedaagde sub 6],
wonende te [woonplaats],
7. [gedaagde sub 7],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. P.A. de Lange.
Partijen zullen hierna [eiser] en NAK c.s. genoemd worden. Gedaagden sub 1, 2 en 3 zullen respectievelijk NAK, NVO en de Stichting genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
• de dagvaarding;
- de incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkheid dan wel onbevoegdheidverklaring;
• de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De feiten
2.1. NAK heeft op 17 oktober 2007 de Stichting opgericht. Deze stichting is houder van de aandelen in NVO.
2.2. Op 21 mei 2008 is een vaststellingsovereenkomst gesloten tussen NAK en [eiser] (hierna: de vaststellingsovereenkomst).
2.3. In de vaststellingsovereenkomst is onder meer bepaald dat [eiser] bestuursvoorzitter is van de Stichting en van NVO en ook namens hen de vaststellingsovereenkomst aangaat. Voorts is bepaald dat [eiser] met ingang van 15 mei 2008 in loondienst treedt bij NVO.
2.4. In artikel 2 van de vaststellingsovereenkomst is vermeld: “Teneinde continuïteit van bestuur te waarborgen zal de beheerstichting (Rb: de stichting) worden bestuurd door tenminste drie bestuurders, waarvan [eiser] bestuursvoorzitter is. Van de overige bestuurders zal er tenminste één een financieel bedrijfseconomisch deskundige zijn. Benoeming van bestuurleden vindt plaats door de RvT, waarbij goed overleg plaats vindt met de heer [eiser], teneinde een goede samenwerking te realiseren.”
2.5. In artikel 6 van de vaststellingsovereenkomst is vermeld: “ Alle aandelen van NAK Vastgoed (Rb: NVO) zijn in handen van de Beheerstichting. Thans is [eiser] statutair bestuurder van NAK vastgoed. Dit statutaire bestuur zal worden uitgebreid met de bestuursleden van de beheerstichting, zodat sprake is van dezelfde bestuurders. “
2.6. In artikel 24 van de vaststellingsovereenkomst is vermeld: ” De heer [eiser] treed met ingang van 15 mei 2008 in dienst van NAK Vastgoed. Binnen NAK Vastgoed is hij verantwoordelijk voor het beheer en de projectontwikkeling van de (kerk)gebouwen van de NAK alsmede voor het besturen van NAK Vastgoed. Tevens zal hij vanuit NAK Vastgoed makelaarsactiviteiten verrichten.”
2.7. In artikel 30 sub d van de vaststellingsovereenkomst is vermeld: “Indien naar aanleiding van het bepaalde in deze overeenkomst een geschil ontstaat hetgeen geacht wordt zo te zijn indien een van de partijen zulks stelt, zal door de partijen in onderling overleg een bindend adviseur worden benoemd. Indien partijen binnen 14 dagen geen overeenstemming hebben bereikt omtrent de benoeming van de adviseur, zal de benoeming door ieder van partijen verzocht kunnen worden aan de meest gerede kantonrechter.”
2.8. In de hoofdzaak vordert [eiser] onder meer een verklaring voor recht dat zowel het besluit van NAK als dat van NVO, strekkende tot ontslag van [eiser] als bestuurder van de Stichting en als bestuurder en werknemer van NVO, nietig is, althans dat de rechtbank dit besluit vernietigt.
Voorts vordert [eiser] in de hoofdzaak een verklaring voor recht dat gedaagden sub 1,2 en 3 jegens [eiser] in strijd hebben gehandeld met de artikelen 2, 6, 7, 8 tot en met 10, 24 en 25 van de vaststellingsovereenkomst, met veroordeling tot betaling van de contractuele boete aan [eiser]. Tot slot vordert [eiser] gedaagden sub 1,2 en 3 hoofdelijk te veroordelen om hun verplichtingen voortvloeiende uit de vaststellingsovereenkomst na te komen op straffe van een dwangsom althans gedaagden sub 1, 2 en 3 hoofdelijk te veroordelen om de door [eiser] gemaakte kosten en gederfde winst te vergoeden, alsmede de geleden en nog te lijden schade van [eiser] te vergoeden.
3. De vordering
3.1. NAK c.s. vordert in het incident dat de rechtbank [eiser] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk verklaart, althans dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de geschillen. Voorts vordert NAK c.s. [eiser] te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2. NAK c.s. voert daartoe allereerst aan dat in de vaststellingsovereenkomst een bindend adviesregeling is opgenomen. [eiser] heeft de Kantonrechter in Arnhem verzocht een bindend adviseur te benoemen.
3.3. [eiser] stelt zich op het standpunt dat de rechtbank wel degelijk bevoegd is om van zijn vordering kennis te nemen.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling in het incident
4.1. De rechtbank stelt voorop dat niet in het geding is dat partijen een bindend adviesclausule hebben opgenomen in de vaststellingsovereenkomst. De vraag is of de bindend adviesclausule betrekking heeft op de vorderingen van [eiser] van de inleidende dagvaarding van 9 november 2009.
4.2. De rechtbank is van oordeel dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen de vorderingen sub 1 tot en met 5 van de inleidende dagvaarding enerzijds en de vorderingen sub 6 en 7 van de inleidende dagvaarding anderzijds.
Met betrekking tot de vorderingen sub 1 tot en met 5 van de inleidende dagvaarding overweegt de rechtbank als volgt. In het licht van het arrest van de Hoge raad van 10 november 2006, LJN AY4033 volgt dat vernietiging van een besluit van een rechtspersoon met het oog op de daaruit, zowel voor de rechtspersoon als voor derden, voortvloeiende (vaak ingrijpende) rechtsgevolgen en in verband met de rechtszekerheid, niet ter vrije beschikking van partijen staat. De rechterlijke uitspraak waarin de nietigheid van een besluit van een rechtspersoon wordt vastgesteld of die zulk een besluit vernietigd, zowel wanneer dat besluit slechts interne werking heeft als wanneer het ook externe werking heeft, heeft naar haar aard te gelden ten opzichte van een ieder en niet alleen ten opzichte van degene die de vernietiging heeft verzocht. Voor deze algemene werking is tussenkomst van de burgerlijke rechter noodzakelijk.
Aangezien de vorderingen sub 1 tot en met 5 van de inleidende dagvaarding van [eiser] betrekking hebben op nietigheid, dan wel vernietigbaarheid, van vennootschappelijke besluiten is de rechtbank dientengevolge van oordeel dat [eiser] ontvankelijk is in de vorderingen sub 1 tot en met 5 van de inleidende dagvaarding en dat de rechtbank bevoegd is om hiervan kennis te nemen.
4.3. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] niet-ontvankelijk is in de vorderingen sub 6 en 7 van de inleidende dagvaarding. Deze vorderingen hebben betrekking op contractuele verplichtingen die voortvloeien uit de vaststellingsovereenkomst. Deze vorderingen vallen binnen de bindend adviesclausule zoals neergelegd in de vaststellingsovereenkomst. De rechtbank is dientengevolge van oordeel dat een bindend adviseur hierover moet oordelen.
De stelling van [eiser] dat gedaagden sub 1 tot en met 3 expliciet te kennen hebben gegeven dat zij ermee instemmen dat alle geschillen tussen partijen voorgelegd zullen worden aan de overheidsrechter, is naar het oordeel van de rechter onvoldoende gemotiveerd.
4.4. De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering met betrekking tot de vorderingen sub 1 tot en met 5 van de inleidende dagvaarding moet worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen. De rechtbank zal [eiser] met betrekking tot de vorderingen sub 6 en 7 van de inleidende dagvaarding niet-ontvankelijk verklaren.
4.5. Nu partijen beiden deels in het gelijk en deels in het ongelijk worden gesteld, zal de rechtbank de kosten in dit incident compenseren.
5. De beslissing
De rechtbank
in het incident
5.1. wijst het gevorderde af met betrekking tot de vorderingen sub 1 tot en met 5 van de inleidende dagvaarding,
5.2. verklaart [eiser] niet-ontvankelijk met betrekking tot de vorderingen sub 6 en 7 van de inleidende dagvaarding,
5.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
5.4. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 28 april 2010 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2010. NJCM