ECLI:NL:RBUTR:2010:BM0941

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
15 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
SBR 09-1198
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. drs. P.M.J.H. Muijlaert
  • mr. M.N. Noorman
  • mr. S. Wijna
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van legesaanslagen voor bouwvergunning door de Rechtbank Utrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 15 maart 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen Modulus Zeist B.V. en het hoofd belastingen van de gemeente Zeist. Het beroep van eiseres, Modulus Zeist B.V., betreft de uitspraak op bezwaar van 18 maart 2009, waarbij het bezwaar tegen een legesnota van 27 november 2008 ongegrond werd verklaard. Eiseres had een aanvraag voor een bouwvergunning ingediend voor een appartementencomplex in Zeist, waarvoor een legesnota van in totaal € 893.659,00 was opgelegd. Deze legesnota was opgebouwd uit verschillende onderdelen, waaronder een voorschot voor de reguliere bouwvergunning en een voorschot voor welstand.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er twee aanslagen zijn opgelegd voor hetzelfde belastbare feit, wat in strijd is met de wet. De rechtbank oordeelt dat de wet en regelgeving geen grondslag bieden om twee keer voor hetzelfde feit een aanslag op te leggen. Dit leidt tot de conclusie dat de aanslag van 27 november 2008 vernietigd moet worden. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en de legesnota herroepen, waarbij de uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak. Tevens is de gemeente Zeist veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 644,- en moet het griffierecht van € 297,- aan eiseres worden vergoed.

De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de noodzaak voor overheden om zich aan de wet te houden bij het opleggen van belastingaanslagen. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar uitgesproken, waarmee de bindende kracht van de beslissing tussen partijen is bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 09/1198
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
Modulus Zeist B.V., gevestigd te Rijswijk, eiseres,
en
het hoofd belastingen van de gemeente Zeist, verweerder,
Inleiding
1.1 Het beroep heeft betrekking op de uitspraak op bezwaar van 18 maart 2009, waarbij verweerder het bezwaar van eiseres tegen de legesnota van 27 november 2008, aanslagnummer 2008013851, ongegrond heeft verklaard. Bij laatstgenoemde beschikking heeft verweerder ten behoeve van de vrijstellingsprocedure als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (2e deel) aan eiseres een aanslag in de gemeentelijke leges opgelegd van € 462.950,00.
1.2 Het geding is behandeld ter zitting van 1 februari 2010. Namens eiseres is verschenen
[X] bijgestaan door mr. A.M. Taytelbaum, advocaat te Amsterdam. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door mr. E.G. Borghols, belastingadviseur, en
[Y], financieel beleidsmedewerker bij de gemeente Zeist.
Overwegingen
2.1 Op 20 december 2007 heeft eiseres een aanvraag voor een bouwvergunning eerste fase ingediend voor het oprichten van een appartementencomplex aan de [adres] te Zeist. De kosten van het bouwplan heeft eiseres beraamd op
€ 37.000.000,- exclusief BTW.
2.2 Voor het in behandeling nemen van de aanvraag tot bouwvergunning eerste fase heeft verweerder op grond van de Tarieventabel behorende bij de Verordening op de heffing en invordering van Leges 2007 van de gemeente Zeist (hierna: Legesverordening) eiseres op
16 januari 2008 een aanslag in de gemeentelijke leges opgelegd met aanslagnummer 2007015800 van in totaal
€ 893.659,00. Dit bedrag is opgebouwd uit € 462.950,00 inzake de procedure artikel 19, eerste of tweede lid (1e deel),
€ 4.909,00 inzake voorschot welstand en € 425.800,00 inzake voorschot reguliere bouwvergunning fase I. Vervolgens heeft verweerder op 27 november 2008 eiseres een legesnota met aanslagnummer 2008013851 opgelegd van in totaal
€ 462.950,00 in verband met de procedure artikel 19, eerste of tweede lid (2e deel). Nadat tegen deze laatste aanslag bezwaar is aangetekend, is die aanslag bij het thans bestreden besluit gehandhaafd.
2.3 In artikel 56a, tweede lid, van de Woningwet, gelezen in samenhang met artikel 44, eerste lid, van de Woningwet, is bepaald - voor zover hier van belang - dat een bouwvergunning eerste fase slechts mag en moet worden geweigerd, indien het bouwwerk (…), in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.
Voor zover hier van belang wordt ingevolge het bepaalde in artikel 46, derde lid, van de Woningwet - zoals dit artikel luidde ten tijde van de aanvraag bouwvergunning - een aanvraag om een bouwvergunning die slechts kan worden ingewilligd na vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), geacht mede een verzoek om zodanige vrijstelling in te houden.
Op grond van artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet stelt de raad bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede die voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie, vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.
Op grond van artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet kunnen de gemeentelijke belastingen worden geheven naar in de belastingverordening te bepalen heffingsmaatstaven.
Op grond van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van, door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
Op grond van artikel 2 van de Legesverordening worden onder de naam ‘leges’ rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de bijbehorende tarieventabel.
Op grond van artikel 3 van de Legesverordening is de aanvrager van de dienst, dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend, belastingplichtig.
Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Legesverordening worden leges geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij de verordening behorende tarieventabel.
In de tarieventabel 2007 behorende bij de Legesverordening is in artikel 8.2.4 bepaald dat het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning eerste fase, als bedoeld in artikel 56a, tweede lid, van de Woningwet 50% bedraagt van het bedrag naar het tarief en berekend volgens de onder 8.2.3 genoemde methode. In artikel 8.2.3.3 is bepaald dat, indien de bouwkosten meer dan
€ 20.000.000,- bedragen, het tarief een bedrag is van € 481.000,00 vermeerderd met een bedrag van € 10,90 voor elke
€ 500,- bouwkosten dat de € 20.000.000,- aan bouwkosten overstijgt.
Artikelen 8.5.3.4 en 8.5.3.5 van de Tarieventabel bepalen dat als de aanvraag betrekking heeft op een bouwplan waarvoor een vergunning slechts kan worden verleend met toepassing van artikel 19, eerste of tweede lid, van de WRO het tarief bedraagt: indien de bouwkosten meer dan € 20.000.000,- bedragen, een bedrag van € 523.000,00 vermeerderd met een bedrag van € 11,85 voor elke € 500,- bouwkosten of een gedeelte daarvan dat de € 20.000.000,- overstijgt. Met dien verstande dat 50% van het aldus vastgestelde bedrag moet worden voldaan bij indiening van de (concept) aanvraag en dat de resterende 50% moet worden voldaan bij de terinzagelegging van de aanvraag.
2.4 De rechtbank constateert dat verweerder zowel op 16 januari 2008 als op 27 november 2008 een aanslag heeft opgelegd. Beide aanslagen, die zoals verweerder ter zitting heeft bevestigd geen voorlopige aanslagen zijn, zien op dezelfde aanvraag bouwvergunning eerste fase en zijn gebaseerd op hetzelfde artikel 8.5.3 van de Tarieventabel. Bij beide aanslagen heeft verweerder eiseres een bedrag aan leges van € 462.950,00 opgelegd met betrekking tot de artikel 19 vrijstellingsprocedure (1e deel en 2e deel).
2.5 De rechtbank merkt op dat artikel 8.5.3.5 van de Tarieventabel de mogelijkheid biedt van gefaseerde betaling van de aanslag. Dat het voldoen van de aanslag kan worden verspreid over twee momenten, leidt er echter niet toe dat er twee belastbare feiten zijn ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij het opleggen van de twee aanslagen ten onrechte geen rekening gehouden met het gegeven dat de wet en regelgeving geen grondslag bieden om twee keer voor hetzelfde belastbare feit een aanslag op te leggen, zoals ook blijkt uit de artikelen 11 en 16 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, in samenhang bezien.
2.6 Gelet op het voorgaande behoren de uitspraak op bezwaar, alsook de aanslag van
27 november 2008 te worden vernietigd. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om overeenkomstig het bepaalde in artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf in deze zaak te voorzien door de legesnota van 27 november 2008 te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak. Het beroep is dan ook gegrond.
Het voorgaande betekent dat de beroepsgronden van eiseres buiten bespreking blijven.
2.7 De rechtbank ziet aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. De kosten zijn op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1, waarde per punt € 322,-).
Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt de uitspraak op bezwaar van 18 maart 2009;
3.3 herroept de legesnota van 27 november 2008 met aanslagnummer 2008013851;
3.4 bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak;
3.5 veroordeelt de gemeente Zeist in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 644,-, te betalen aan eiseres;
3.6 bepaalt dat de gemeente Zeist het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,- aan haar vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. drs. P.M.J.H. Muijlaert, als voorzitter, en mr. M.N. Noorman en mr. S. Wijna, als leden, en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2010.
De griffier: De voorzitter:
mr. M.S.D. de Weerd mr. drs. P.M.J.H. Muijlaert
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
De uitspraak van de rechtbank is bindend tussen partijen. Die binding heeft ook betekenis bij een eventueel vervolg van deze procedure, bijvoorbeeld indien het beroep gegrond wordt verklaard en verweerder een nieuw besluit moet nemen. Als een partij niet met hoger beroep opkomt tegen een oordeel van de rechtbank waarbij uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een standpunt van die partij is verworpen, staat de bestuursrechter die partij in beginsel niet toe dat standpunt in een latere fase van de procedure opnieuw in te nemen.