ECLI:NL:RBUTR:2010:BM0826
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling tot werkstraf wegens mishandeling in relationele sfeer met vrijspraak van overige feiten
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 6 april 2010, is de verdachte, geboren in Turkije en verblijvende in het Willem Arntsz Huis, beschuldigd van mishandeling van zijn echtgenote, alsook van verkrachting en het overtreden van een huisverbod. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 maart 2010, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank oordeelt dat de aangifte van de echtgenote, die stelt dat de verdachte haar op 3 oktober 2009 bij de arm heeft vastgepakt, wordt ondersteund door medische verklaringen en getuigenverklaringen van hun zoon. Dit leidt tot de conclusie dat het feit van mishandeling wettig en overtuigend bewezen is.
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van de overige ten laste gelegde feiten, waaronder de verkrachting, omdat de aangifte onvoldoende bewijs biedt en de verklaringen van de aangeefster tegenstrijdig zijn. Ook het feit dat de verdachte een huisverbod heeft overtreden kan niet bewezen worden, aangezien er geen sluitend bewijs is dat de verdachte de telefoontjes heeft gepleegd die in strijd zijn met het huisverbod.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de ernst van de mishandeling, die plaatsvond in de relationele sfeer, en de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De rechtbank legt een voorwaardelijke werkstraf van 20 uren op, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld tot betaling van € 300,-- aan de benadeelde partij voor immateriële schade, en een schademaatregel van € 349,-- aan de Staat, met vervangende hechtenis bij niet-betaling. De rechtbank benadrukt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel wordt afgewezen, omdat deze niet bewezen is verklaard.