vonnis
RECHTBANK UTRECHT
264020 / HA ZA 09-649 7 april 2010
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 264020 / HA ZA 09-649
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EVENEMENTENBUREAU MIDDEN NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Rhenen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.A. Bart,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
YOUNGWISE B.V.,
gevestigd te Rhenen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat voorheen mr. L.S. van Dis, thans niet meer in deze procedure vertegenwoordigd.
Partijen zullen hierna EMN en Youngwise genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
• het tussenvonnis van 18 november 2009
• de mededeling van EMN dat wordt afgezien van het houden van een getuigenverhoor
• de akte uitlating bewijs van EMN.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie en reconventie
2.1. De rechtbank blijft bij de inhoud van het tussenvonnis van 18 november 2009 en bouwt daarop voort.
2.2. In het tussenvonnis van 18 november 2009 heeft de rechtbank EMN opgedragen om te bewijzen (1) dat zij met Youngwise is overeengekomen dat EMN de onderhavige betalingen aan derden voor Youngwise zou verrichten en (2) dat Youngwise deze bedragen vervolgens aan EMN terug zou dienen te betalen, alsmede (3) dat EMN die betalingen aan derden daadwerkelijk heeft verricht. De rechtbank heeft daartoe een getuigenverhoor bepaald.
2.3. EMN heeft ervoor gekozen om het bewijs met schriftelijk bewijs te leveren en afgezien van het horen van getuigen. In haar akte uitlating bewijs heeft zij diverse stukken overgelegd, voorzien van een toelichting.
2.4. De advocaat van Youngwise heeft zich onttrokken aan de procedure. Nu zich geen nieuwe advocaat namens Youngwise heeft gesteld, is van Youngwise geen reactie bekend op de inhoud van de akte van EMN.
2.5. De rechtbank constateert dat de stukken die EMN bij haar akte heeft overgelegd alleen tot bewijs strekken voor het doen van de betreffende betalingen voor Youngwise (onderdeel 1 van de bewijsopdracht), en voor het daadwerkelijk verrichten van deze betalingen (onderdeel 3 van de bewijsopdracht). EMN heeft echter geen enkel bewijs geleverd voor haar stelling dat tussen partijen is overeengekomen dat Youngwise deze bedragen aan EMN terug zou betalen (onderdeel 2 van de bewijsopdracht). De enkele stelling van EMN dat betalingen ten behoeve van Youngwise zijn gedaan, betekent - mede in het licht van het bestaan van meerdere rechtsverhoudingen tussen partijen (waaronder de huurrelatie, het door de bestuurster en aandeelhoudster van Youngwise verrichte management van EMN en de voortzetting (zonder vergoeding) door EMN van de bedrijfsvoering van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Y] Events B.V. (dochtermaatschappij van Youngwise)) - niet automatisch dat er ook een terugbetalingsverplichting aan de zijde van Youngwise bestaat. Een en ander is afhankelijk van de afspraken die partijen hebben gemaakt. Van de inhoud van deze afspraken heeft EMN geen bewijs aangedragen. In zoverre is zij dan ook - wat ook zij van de bewijskracht van de in het geding gebrachte stukken - niet geslaagd in haar bewijsopdracht.
2.6. Het voorgaande betekent dat het bestaan van een terugbetalingsverplichting voor Youngwise niet in rechte is komen vast te staan, zodat de vorderingen dienen te worden afgewezen.
2.7. EMN zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Youngwise worden begroot op:
- explootkosten EUR 0,00
- vast recht 745,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 579,00 (1,0 punt × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 1.324,00
2.8. In overweging 4.7 van het tussenvonnis van 18 november 2009 heeft de rechtbank al geoordeeld dat de reconventionele vordering in beginsel toewijsbaar is wegens het ontbreken van verweer tegen deze vordering.
2.9. EMN heeft in haar akte uitlating bewijs aangevoerd dat de rechtbank niet bevoegd was om van de vordering kennis te nemen, aangezien deze vordering voortvloeit uit een huurovereenkomst. Volgens haar heeft de rechtbank verzuimd haar bevoegdheid ambtshalve te beoordelen.
2.10. De reconventionele vordering is gebaseerd op de stelling dat Youngwise kosten voor nutsvoorzieningen, die voor rekening kwamen van EMN, heeft voorgeschoten. Een dergelijke vordering kan niet worden beschouwd als een 'vordering betreffende een huurovereenkomst' als bedoeld in artikel 93 sub c Rv. De enkele omstandigheid dat Youngwise de verhuurster was van EMN is daartoe onvoldoende.
2.11. De gevorderde hoofdsom zal dan ook worden toegewezen. Artikel 6:119a BW is niet van toepassing op een vordering tot betaling van een bedrag bij wijze van schadeloosstelling, zodat de gevorderde handelsrente niet toewijsbaar is. In plaats daarvan zal de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de hoofdsom worden toegewezen.
2.12. EMN zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Youngwise worden begroot op:
- explootkosten EUR 0,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 579,00 (1,0 punt × factor 1,0 × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 579,00
3.1. wijst de vorderingen af,
3.2. veroordeelt EMN in de proceskosten, aan de zijde van Youngwise tot op heden begroot op EUR 1.324,00,
3.3. veroordeelt EMN om aan Youngwise te betalen een bedrag van EUR 2.140,38 (tweeduizendéénhonderdveertig euro en achtendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 22 april 2009 tot de dag van volledige betaling,
3.4. veroordeelt EMN in de proceskosten, aan de zijde van Youngwise tot op heden begroot op EUR 579,00,
3.5. verklaart dit vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Praamstra en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2010. WV