ECLI:NL:RBUTR:2010:BM0376
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst op grond van artikel 7:274 BW
In deze zaak vorderde de eiser, Bouwbedrijf [X] B.V. en [Y] Vastgoed B.V., de beëindiging van de huurovereenkomst met de gedaagde, die in Utrecht woont. De eiser baseerde zijn vordering op artikel 7:274 lid 1 sub a en b van het Burgerlijk Wetboek, stellende dat de gedaagde zich niet als een goed huurder gedroeg en niet instemde met een redelijk aanbod voor een nieuwe huurovereenkomst. De kantonrechter heeft in zijn uitspraak van 17 maart 2010 vastgesteld dat de gedaagde het gehuurde wel degelijk als woonruimte gebruikte, ondanks dat hij ook regelmatig bij zijn vriendin verbleef. De eiser had onvoldoende bewijs geleverd dat de gedaagde het gehuurde enkel als opslag gebruikte. De kantonrechter oordeelde dat de belangen van de gedaagde zwaarder wogen dan die van de eiser, vooral gezien de voorgenomen bouwplannen van de eiser die het woongenot van de gedaagde zouden aantasten. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde in redelijkheid niet kon worden verplicht om het aanbod van de eiser te aanvaarden, vooral omdat er geen garantie was dat de benodigde bouwvergunning zou worden verkregen. De vordering van de eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.