ECLI:NL:RBUTR:2010:BL9866

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
11 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
SBR 09/905
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. J.R. van Es-de Vries
  • V. Liemburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen muilkorfgebod voor hond wegens gevaarlijk gedrag

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een muilkorfgebod dat is opgelegd aan de hond van eiseres, Moja, door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest. De beslissing om het muilkorfgebod op te leggen is gebaseerd op een politierapport van 3 oktober 2008, waarin zes bijtincidenten worden beschreven waarbij de honden Anoubis en Moja betrokken waren. Deze incidenten vonden plaats tussen 26 juli 2008 en 6 september 2008 en resulteerden in de dood van verschillende (kleine) huisdieren. Eiseres betwist de beslissing van verweerder en stelt dat haar hond een lieve en rustige hond is, en dat een andere hond verantwoordelijk was voor de incidenten. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 27 oktober 2008, waarin het muilkorf- en aanlijngebod werd opgelegd, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard op 24 februari 2009.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 21 januari 2010, waar eiseres werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. G.Tj. de Jong. Verweerder werd vertegenwoordigd door mr. E.L.C. Soors d’Ancona. De rechtbank overweegt dat verweerder bij de beoordeling van het gedrag van de hond een ruime beoordelingsvrijheid toekomt. Ondanks dat het politierapport niet exact kan vaststellen welk aandeel de honden Moja en Anoubis hebben gehad in de incidenten, concludeert de rechtbank dat verweerder niet onzorgvuldig of willekeurig heeft gehandeld. Er zijn voldoende aanwijzingen dat Moja betrokken was bij meerdere ernstige bijtincidenten.

De rechtbank oordeelt dat het muilkorfgebod noodzakelijk was gezien de ernst van de incidenten en verklaart het beroep van eiseres ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries en is openbaar uitgesproken op 11 maart 2010.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 09/905
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest,
verweerder.
Inleiding
1.1 Bij besluit van 27 oktober 2008 heeft verweerder onder meer bepaald dat de hond van eiseres, Moja, per direct alleen wordt toegelaten op de weg of het terrein van een ander indien de hond kort aangelijnd en gemuilkorfd is. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 24 februari 2009 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep bij deze rechtbank ingesteld.
1.2 Het geding is behandeld ter zitting van 21 januari 2010, waar mr. G.Tj. de Jong, advocaat te Utrecht, namens eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.L.C. Soors d’Ancona, werkzaam bij de gemeente Utrecht.
Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 2.4.19, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Soest is het de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of laten lopen op of aan de weg of op het terrein van een ander, anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn- en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel geldt dat de hond ten aanzien waarvan een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, voorzien moet zijn van een optisch leesbaar, niet verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of de buikwand.
2.2 Op 16 oktober 2008 heeft verweerder van [X], districtschef van district Eemland Noord, Politie Utrecht het verzoek ontvangen om ten behoeve van de honden Anoubis en Moja een muilkorf- en kort aanlijngebod op te leggen.
2.3 Verweerder heeft aan dat verzoek voldaan. Het ten behoeve van de hond Moja aan eiseres opgelegde muilkorf- en kort aanlijngebod is opgelegd bij besluit van 27 oktober 2008. Tevens is in dat besluit bepaald dat de hond Moja voorzien moet worden van een optisch leesbaar, niet verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of in de buikwand.
2.4 Verweerder heeft zijn besluit met name gebaseerd op een politierapport van 3 oktober 2008, opgemaakt door [Y], hoofdagent van Politie Utrecht, district Eemland Noord. In dat rapport wordt melding gemaakt van zes bijtincidenten in de periode van 26 juli 2008 tot en met
6 september 2008, waarbij de honden Anoubis en Moja betrokken zijn geweest. Bij die incidenten is een groot aantal (kleine) huisdieren, waaronder konijnen, cavia’s, een kip en een kat, doodgebeten en zijn hun onderkomens vernield.
2.5 Het beroep van eiseres richt zich slechts tegen het opgelegde muilkorfgebod. Zij heeft aangevoerd dat verweerder bij het opleggen van het muilkorfgebod onzorgvuldig en willekeurig heeft gehandeld. Volgens eiseres is haar hond een lieve, rustige hond en is een andere hond de veroorzaker van de incidenten. Haar hond is slechts éénmaal ontsnapt en betrokken geraakt bij één van die incidenten. Het politierapport bevat geen deugdelijke aanwijzingen dat Moja betrokken was c.q. schuldig is aan de daarin genoemde incidenten, aldus eiseres. Verweerder heeft de beide honden onterecht over één kam geschoren door aan hen beide een muilkorfgebod op te leggen. Het dragen van een muilkorf brengt volgens eiseres onnodig leed toe aan haar hond en zou onrust bij derden veroorzaken.
2.6 Vooropgesteld moet worden dat aan verweerder zowel bij de beoordeling van de vraag of zij het gedrag van een hond gevaarlijk of hinderlijk vindt als bedoeld in artikel 2.4.19, eerste lid, aanhef en onder b, van de APV en als bij de beoordeling van de vraag of zij in verband met dat gedrag een aanlijn- en muilkorfgebod noodzakelijk acht, een ruime mate van beoordelingsvrijheid toekomt.
2.7 Hoewel op basis van het politierapport niet exact is vast te stellen welk aandeel de honden Moja en Anoubis ieder voor zich hebben gehad in het geheel, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet onzorgvuldig of willekeurig gehandeld door aan eiseres ten behoeve van haar hond een muilkorfgebod op te leggen. Het politierapport bevat voldoende aanwijzingen dat Moja betrokken was bij meerdere ernstige bijtincidenten waarbij verschillende (kleine) huisdieren gedood zijn. Blijkens het rapport is ten aanzien van een vijftal incidenten sterk bewijs voorhanden van de betrokkenheid van Moja en Anoubis en bij twee incidenten is sprake van een sterke indicatie dat deze honden daarbij betrokken waren. Uit het rapport blijkt niet dat het (slechts) de hond Anoubis was die de incidenten heeft veroorzaakt. Integendeel, uit het rapport blijkt dat de beide honden éénmaal zijn vastgehouden na een incident en diverse malen is een passend signalement gegeven van Moja. Bovendien bevat het rapport bevat een foto van Moja op de plaats van één van de incidenten.
2.8 Op basis van de beschikbare informatie heeft verweerder derhalve kunnen komen tot de conclusie dat de hond van eiseres gevaarlijk of hinderlijk gedrag vertoont en gelet op de ernst van de incidenten heeft zij een aanlijn- en muilkorfgebod, ondanks het eventuele leed dat de hond daarvan zou kunnen ondervinden, noodzakelijk kunnen achten. Door aldus te besluiten heeft verweerder de grenzen van de hem toekomende beoordelingsvrijheid niet overschreden. Het beroep is dan ook ongegrond.
2.9 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.R. van Es- de Vries en in het openbaar uitgesproken op
11 maart 2010.
De griffier: de rechter:
V. liemburg mr. J.R. van Es – de Vries
De griffier is buiten staat deze
uitspraak mede te ondertekenen.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.