ECLI:NL:RBUTR:2010:BL9723

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
17 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-601226-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld tegen personen in Utrecht

Op 17 maart 2010 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 105 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 18 november 2009, waarbij de verdachte een vrouw, [aangever 1], met geweld heeft geprobeerd te beroven van haar tas. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de vrouw heeft geduwd, waardoor zij viel, en vervolgens met geweld aan haar tas heeft getrokken, wat leidde tot verwondingen en schade aan de tas van het slachtoffer.

De rechtbank heeft in haar overwegingen het reclasseringsadvies van 22 december 2009 betrokken, waarin werd geadviseerd om de verdachte te helpen met praktische zaken zoals huisvesting en financiën, en om te werken aan zijn alcoholproblematiek en eventuele psychische problemen. De verdachte heeft geen strafblad en heeft meegewerkt aan het reclasseringsadvies. Naast de gevangenisstraf heeft de rechtbank ook een voorwaardelijke werkstraf van 40 uren opgelegd, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, [aangever 1], tot schadevergoeding van € 200,70 toegewezen, aangezien de schade een rechtstreeks gevolg was van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van deze schade aan de benadeelde partij, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601226-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 maart 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats] (Egypte),
gedetineerd in Huis van Bewaring Wolveplein te Utrecht,
raadsman mr. E. Olof, advocaat te Zeist.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 3 maart 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd om met geweld [aangever 1] van haar tas te beroven.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte van [aangever 1], de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en de processen-verbaal van bevindingen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte vrij gesproken dient te worden, omdat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte erkent dat hij dronken was en dat hij met [aangever 1] heeft gestoeid. Verdachte had echter niet het oogmerk om zich de tas wederrechtelijk toe te eigenen, zodat het opzet ontbreekt.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd op grond van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 18 november 2009 omstreeks 21.00 uur fietste [aangever 1] (hierna te noemen [aangever 1]) op de [adres] te Amersfoort. Zij zag een negroïde man staan die een verdwaasde indruk maakte. De man vroeg aan [aangever 1] de weg. [aangever 1] stopte en wees de man de weg. Toen zij weer op haar fiets wilde stappen, gaf de man haar een enorme duw, waardoor zij viel en op de grond terecht kwam. Terwijl [aangever 1] op de grond lag, begon de man met grof geweld aan de schoudertas van [aangever 1] te trekken. Door de kracht van het trekken aan de tas, werd [aangever 1] een stukje over de straat gesleept. [aangever 1] pakte de tas met twee handen vast en er ontstond een trekgevecht om de tas. Terwijl [aangever 1] op de grond lag en de negroïde man aan haar tas stond te trekken, begon de negroïde man [aangever 1] te schoppen. Een automobilist, [getuige 2] (hierna te noemen [getuige 2]), stopte omdat hij twee mensen op de grond zag liggen. [getuige 2] hoorde [aangever 1] om hulp roepen en dat zij riep: ‘hij wil mijn tas stelen”. [getuige 1] (hierna te noemen [getuige 1]) kwam aangefietst en hij hoorde [aangever 1] roepen: “Help, hij wil mijn tas stelen”. [getuige 1] pakte de man vast en hield hem in een soort houdgreep. [getuige 2] belde de politie. De politie heeft de negroïde man aangehouden, die de verdachte bleek te zijn.
Het leren hengsel van de tas van [aangever 1] is op 2 plaatsen gebroken. Verder zijn de jas en broek van [aangever 1] beschadigd. [aangever 1] heeft een schaafwond op haar linkerpols, een schaafwond en een bloeduitstorting op haar rechterknie en een bloeduitstorting op de binnenzijde van haar linkerenkel.
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij [aangever 1] heeft aangesproken en met haar heeft gestoeid. Hij had op die dag veel alcohol gedronken en wist niet meer wat hij aan het doen was. Verdachte heeft geen verklaring voor het feit dat hij met [aangever 1] in gevecht kwam. Verdachte heeft echter ontkend dat hij [aangever 1] van haar tas wilde beroven.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bovenstaande feiten en omstandigheden, en met name uit de feitelijke handelingen van verdachte, wel degelijk het opzet blijkt om [aangever 1] van haar tas te beroven. Verdachte heeft hard aan de tas getrokken waardoor het hengsel van de tas van [aangever 1] op 2 plaatsen is gebroken. Naar de uiterlijke verschijningsvorm waren de handelingen van verdachte zo zeer gericht op het stelen van de tas van [aangever 1], dat de rechtbank de verklaring van verdachte terzijde schuift.
Het feit dat verdachte onder invloed van alcohol was en niet meer weet wat hij deed, doet niets af aan het opzet om [aangever 1] van haar tas te beroven. Verdachte heeft door alcohol te drinken zichzelf in deze toestand gebracht.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 18 november 2009 omstreeks 21.00 uur te Amersfoort op de [adres], op de openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijk toeeigening weg te nemen een (schouder)tas, geheel toebehorende aan [aangever 1], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld tegen die [aangever 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
- met veel kracht tegen het lichaam van die [aangever 1] heeft geduwd als gevolg waarvan die [aangever 1] op de grond is terecht gekomen, en
- vervolgens met veel kracht aan de tas van die [aangever 1] heeft getrokken tengevolge waarvan het lederen hengsel van die tas is gebroken en
- die [aangever 1] aan haar tas over straat heeft gesleept en
- die [aangever 1] heeft geschopt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden onvoorwaardelijk.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank, indien zij tot een bewezen verklaring komt, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. In de eerste plaats heeft verdachte geen strafblad. Ondanks het ontbreken van een strafblad, is verdachte fors aangepakt door hem voor de meervoudige kamer te dagvaarden, terwijl de omstandigheden van het ten laste gelegde feit dit niet rechtvaardigen. In de tweede plaats heeft verdachte geen huis, geen werk en geen opleiding. Verdachte heeft echter wel goede contacten met Stichting X en de Sociale Dienst. Hij krijgt vanuit de Sociale Dienst ook begeleiding en heeft daar een contactpersoon. De verdediging verzoekt derhalve geen begeleiding door de reclassering op te leggen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Bij de poging om de tas van het slachtoffer weg te nemen is door verdachte geweld gebruikt. Verdachte heeft het slachtoffer zo geduwd dat zij op de grond viel en hij heeft vervolgens met veel kracht aan de tas gerukt en haar geschopt. Door het kordate optreden van het slachtoffer en van de fietser die haar te hulp is geschoten, is de diefstal niet voltooid. Wel bleef het slachtoffer achter met verwondingen en schade aan haar tas en kleding. Gewelddadige berovingen als de onderhavige brengen, naar algemeen bekend is, naast materiële schade tevens psychische schade bij de slachtoffers teweeg en dragen ook in het algemeen bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Kennelijk heeft verdachte zich bij het plegen hiervan enkel laten leiden door zijn eigen financieel gewin en geen oog gehad voor het gegeven dat dergelijke feiten, naast financiële schade voor de benadeelde ook, soms gedurende lange tijd, gevoelens van angst met zich brengen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het reclasseringsadvies van 22 december 2009 , waaruit blijkt dat het plan van aanpak er op gericht is om verdachte in eerste instantie met praktische zaken (huisvesting en financiën) te helpen en vervolgens te werken aan behandeling (onderzoek) van de alcoholproblematiek en eventuele psychische problemen. Verdachte heeft meegewerkt aan de totstandkoming van dit advies. Verdachte heeft geen strafblad.
De rechtbank zal, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 105 dagen opleggen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Daarnaast acht de rechtbank een voorwaardelijke werkstraf passend en geboden. Hierdoor wordt verplichte begeleiding door Reclassering Nederland mogelijk gemaakt, hetgeen de rechtbank -gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte- van belang acht. De reclassering wil, gelet op het advies, de begeleiding ook bieden aan verdachte waarbij gewerkt zal worden aan, in eerste instantie praktische zaken (huisvesting en financiën) en vervolgens aan behandeling (onderzoek) van alcoholproblematiek en eventuele psychische problemen. De rechtbank zal een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uren opleggen met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 200,70 wegens materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt en verdachte is tevens bereid deze schade te betalen, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 45, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Poging diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 105 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte verplicht contact heeft met de Reclassering Nederland;
- bepaalt dat het voorwaardelijk deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
• omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
• omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 200,70 ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
€ 200,70 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 4 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.E. Bernini, voorzitter, mr. J.P. Killian en mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Braam-van Toll, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 maart 2010.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.