ECLI:NL:RBUTR:2010:BL9526

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
16 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/602732-08; 16/513707-09 en 16/513760-09 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor poging tot afpersing en diefstal door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 16 maart 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot afpersing en diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 december 2008 samen met anderen heeft geprobeerd om een oudere vrouw, [slachtoffer 1], onder bedreiging van geweld geld af te dwingen. Daarnaast heeft de verdachte op dezelfde dag een tas van een andere oudere vrouw, [slachtoffer 2], gestolen. Op 12 december 2008 heeft hij opnieuw samen met anderen een tas van [slachtoffer 3] gestolen, waarbij geweld is gebruikt. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij geweldpleging tegen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] op verschillende data in 2008 en 2009.

De rechtbank heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen verklaard, met uitzondering van het geweld dat in de tenlastelegging was opgenomen. De verdachte is vrijgesproken van het tenlastegelegde geweld, omdat de rechtbank oordeelde dat de handelingen niet als geweld konden worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 93 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die nog jong is en onder toezicht staat van Bureau Jeugdzorg. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het zich houden aan de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg en begeleiding door een ambulante behandelinstelling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

VONNIS
RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/602732-08; 16/513707-09 en 16/513760-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 maart 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
raadsvrouw mr. H.S.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
Op vordering van de officier van justitie en met goedvinden van de verdachte en de raadsvrouw heeft de rechtbank op de zitting van 7 juli 2009 de voeging van de afzonderlijk aangebrachte zaken met bovengenoemde parketnummers bevolen.
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 16 maart 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 9 december 2008 al dan niet samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd door geweld [slachtoffer 1] te dwingen om geld af te geven;
feit 2: op 9 december 2008 al dan niet samen met (een) ander(en) [slachtoffer 2] op straat heeft beroofd van haar tas;
feit 3: op 12 december 2008 al dan niet samen met (een) ander)en [slachtoffer 3] op straat heeft beroofd van haar tas;
feit 4: op 7 november 2008 deel uit heeft gemaakt van een groep die geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] door hem te bespugen, te schoppen en te slaan en hem een nekklem aan te leggen;
het feit onder parketnummer 16/513707-09: op 8 februari 2009 deel uit heeft gemaakt van een groep die geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], door hen te slaan, te stompen, te trappen en te steken met een mes:
het feit onder parketnummer 16/513760-09: op 6 april 2009 geld heeft gestolen van [slachtoffer 7].
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het oordeel van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
Ten aanzien van feit 1:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 16 maart 2010;
- de aangifte van [slachtoffer 1].
Ten aanzien van feit 2:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 16 maart 2010;
- de aangifte van [slachtoffer 2].
Anders dan de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank – kort gezegd – de diefstal in vereniging wettig en overtuigend bewezen, maar zal zij verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde geweld. De in de tenlastelegging omschreven uitvoeringshandeling – het wegnemen van de handtas uit het mandje van de rollator – levert naar het oordeel van de rechtbank geen geweld op
Ten aanzien van feit 3:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 16 maart 2010;
- de aangifte van [slachtoffer 3].
Ten aanzien van feit 4:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 16 maart 2010;
- de aangifte van [slachtoffer 4].
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/513707-09 tenlastegelegde feit:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 16 maart 2010;
- de aangifte van [slachtoffer 5];
- de aangifte van [slachtoffer 6];
- de aanvullende verklaring van [slachtoffer 6].
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/513760-09 tenlastegelegde feit:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 16 maart 2010;
- de aangifte van [slachtoffer 7].
3.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 09 december 2008 te Veenendaal (op een straat
genaamd [straat]), ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer 1] (geboortejaar 1934) te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan die [slachtoffer 1], tezamen en in vereniging met anderen, als volgt heeft gehandeld: hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] tegen haar fietstas en haar heup getrapt en op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] gezegd: "Geld,geld geld", zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
op 9 december 2008 te Veenendaal, tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 2] (geboortejaar 1921);
3.
op 12 december 2008 te Veenendaal tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud toebehorende aan [slachtoffer 3] (geboortejaar 1936), welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het trekken van die tas van
de schouder van die [slachtoffer 3];
4.
op 7 november 2008 te Veenendaal met anderen, op of aan de openbare weg, de
[straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4], welk geweld bestond uit
- het meermalen spugen in het gezicht van die [slachtoffer 4] en
- het trappen in de zij van die [slachtoffer 4] en
- het met een arm aanleggen van een klem om de nek van die [slachtoffer 4] en
- het stompen tegen de neus van die [slachtoffer 4];
het feit onder parketnummer 16/513707-09:
op 8 februari 2009 te Veenendaal met anderen, op of aan de openbare weg, [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6], welk geweld
bestond uit het
- slaan en/of stompen tegen de rug en het hoofd van die [slachtoffer 5], tengevolge waarvan die [slachtoffer 5] ten val kwam en
- terwijl die [slachtoffer 5] op de grond lag trappen/schoppen in de maag van die [slachtoffer 5] en
- steken met een mesje in de rug van die [slachtoffer 5] en
- bij de nek van die [slachtoffer 6] vastpakken en
- slaan/stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 6];
het feit onder parketnummer 16/513760-09:
op 6 april 2009 te Veenendaal met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een som geld toebehorende aan [slachtoffer 7].
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
4.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 3:
Diefstal vergezeld van geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 4 en het feit onder parketnummer 16/513707-09:
Telkens het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
Ten aanzien van het feit onder parketnummer 16/513760-09:
Diefstal.
4.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen met aftrek van voorarrest waarvan 93 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden: het zich houden aan de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg Utrecht in het kader van de maatregel Hulp & Steun, waarvan de eerste 12 maanden in het kader van ITB+ en begeleiding en zo nodig behandeling door Stichting MEE of een andere ambulante behandelinstelling.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de op te leggen straf.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het feit dat verdachte heden voor de periode van een jaar onder toezicht is gesteld van Bureau Jeugdzorg.
Verdachte heeft op 12 jarige leeftijd samen met vrienden twee vrouwen op straat beroofd van hun tas. Eenmaal is het bij een poging daartoe gebleven, omdat het slachtoffer teveel verzet bood. Verdachte en zijn vrienden hebben daarbij oudere, en dus kwetsbare vrouwen uitgekozen. Eén van de slachtoffers liep met een rollator. Deze zeer laffe wijze van handelen rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft voorts tweemaal openlijk geweld gepleegd. Tijdens deze vechtpartijen heeft verdachte zich allerminst onbetuigd gelaten. Bij de vechtpartij op de [straat] was verdachte de initiator van de vechtpartij. Bij de vechtpartij bij Mac Donalds maakte verdachte deel uit van een grote groep jongens, waarbij een van de slachtoffers met een mes is gestoken. Beide vechtpartijen hebben zich bovendien op klaarlichte dag afgespeeld, zodat ook toevallige voorbijgangers van dit feit getuigen zijn geweest.
Door het plegen van voornoemde feiten heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn slachtoffers. Bovendien brengen dergelijke feiten maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid met zich mee.
Verdachte heeft tenslotte geld uit de portemonnee van zijn gymleraar gestolen. Dit is een zeer ergerlijk feit. Door zijn handelen heeft verdachte het vertrouwen dat een leraar in verdachte en andere leerlingen moet kunnen hebben ernstig beschaamd.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 20 januari 2010, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologische rapport d.d. 2 november 2009 van drs. R.J.B. Metze, psycholoog en van het psychiatrische rapport d.d. 29 oktober 2009 van drs. H.A. Floor-Siebelink, psychiater in opleiding en drs. R. Zijlstra, kinder- en jeugdpsychiater.
Uit beide rapportages komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige cognitieve ontwikkeling, een gedragsstoornis en ADHD –problematiek. Voorts is er onder andere sprake van impulsiviteit en een grote bevattelijkheid voor groepsbeïnvloeding.
De deskundigen adviseren om verdachte als verminderd toerekeningvatbaar te beschouwen. De rechtbank neemt dit advies over en maakt deze conclusie tot de hare.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de rapportage van Bureau Jeugdzorg d.d.
4 maart 2010 van T. Konings alsmede het rapport raadsonderzoek voor de combizitting straf/civiel d.d. 27 januari 2010 van L. Stassen van de Raad voor de Kinderbescherming.
De heer T. Konings van Bureau Jeugdzorg Utrecht en mevrouw M. van der Werff van de Raad voor de Kinderbescherming hebben op de zitting van 16 maart 2010 een toelichting op deze rapporten gegeven.
Op basis van de rapportages en het verhandelde ter terechtzitting komt verdachte naar voren als een goedlachse, 14-jarige jongen. Hij heeft respect voor de hulpverleners en is gemotiveerd om zijn gedrag te veranderen. Zijn ouders zijn erg betrokken. Hij is echter ook erg impulsief en reageert op alles. Zodra hij buiten de directe nabijheid van zijn begeleiders en/of woonomgeving is, maakt of krijgt hij problemen, waardoor het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Hoewel [verdachte] al ruim 9 maanden begeleiding ontvangt in het kader van ITB+, heeft hij nog steeds grotendeels huisarrest. Het blijkt voor [verdachte] erg moeilijk te zijn om met vrijheden om te gaan. Dit is de reden dat de Jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming het noodzakelijk achten dat de ITB+ begeleiding nog (tenminste) een jaar wordt voortgezet. [verdachte] is gebaat bij strakke en consequente begeleiding.
Gelet op het voorgaande wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie dan wel een werkstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarde Hulp & Steun (in het eerste jaar in het kader van de ITB+). Tevens de begeleiding door stichting MEE of een organisatie die deze stichting passend vindt voor verdachte.
De ernst van de feiten rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. Gelet op de jonge leeftijd van verdachte, het feit dat verdachte gebaat is bij de begeleiding door de Jeugdreclassering, ook mede door de inzet van de ouders, en het feit dat deze begeleiding voor de toekomst ook noodzakelijk is, zal de rechtbank een straf opleggen als door de officier van justitie is gevorderd.
5.4 De ad informandum gevoegde feiten
De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met de volgende door verdachte bekende en ad informandum op de dagvaarding vermelde strafbare feiten:
- mishandeling op 1 december 2008 te Veenendaal;
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht op 13 december 2008 te Veenendaal;
- een fietsendiefstal op 27 april 2008 te Veenendaal.
Hetgeen voor het overige ad informandum is aangeboden, te weten een poging tot afpersing op 12 december 2008 te Veenendaal is buiten beschouwing gebleven, omdat verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij zich dit feit niet meer herinnert.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
7 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.2 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Poging tot afpersing terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: Diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 3: Diefstal vergezeld van geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 4 en het feit onder parketnummer 16/513707-09: Telkens het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
het feit onder parketnummer 16/513760-06: Diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 93 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg Utrecht waarvan de eerste 12 maanden in het kader van de ITB+;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
* dat verdachte zich zal laten begeleiden en zich zo nodig zal laten behandelen door de Stichting MEE of een vergelijkbare ambulante (behandel)instelling ;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie;
- heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip dat dit vonnis onherroepelijk is geworden.
Dit vonnis is gewezen door mr. Z.J. Oosting, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. A. Wassing en Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.R. Koster-Nieuwenhuis, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 16 maart 2010.
Mr. Kruijer is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.