ECLI:NL:RBUTR:2010:BL8968

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
24 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
280136 / FA RK 10-54
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot meerderjarigverklaring van minderjarige in het kader van gezag over ongeboren kind

In deze zaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming een verzoek ingediend tot meerderjarigverklaring van de minderjarige [M], die op [1992] in Spanje is geboren. De kinderrechter heeft de zaak behandeld op 16 februari 2010, waarbij de betrokken partijen, waaronder [M], haar moeder, de vader van [M], [R] en de moeder van [R], aanwezig waren. De moeder van [M] is alleen belast met het ouderlijk gezag over haar dochter, die in verwachting is van haar eerste kind, dat eind april 2010 zal worden geboren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [M] haar verantwoordelijkheid wil nemen voor de zorg en opvoeding van haar ongeboren kind en dat zij meerderjarig wil worden verklaard om dit te kunnen doen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geen bezwaren tegen de meerderjarigverklaring en steunt het verzoek, aangezien dit in het belang van [M] en haar ongeboren kind is. De moeder van [M] en andere belanghebbenden hebben ook ingestemd met het verzoek.

De kinderrechter heeft overwogen dat, hoewel het verzoek tot meerderjarigverklaring kan worden gedaan vóór de bevalling, er op grond van artikel 1:253ha lid 3 BW niet eerder op het verzoek kan worden beslist dan na de bevalling. Dit is bedoeld om de belangen van de betrokkenen te beschermen, vooral gezien de impact van de geboorte op de gezinsdynamiek. De kinderrechter heeft daarom besloten om de behandeling van het verzoek aan te houden tot 22 juni 2010, in afwachting van een nader onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming, die voor die datum schriftelijk moet rapporteren over de situatie.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rekestnummer: 280136 / FA RK 10-54
meerderjarigverklaring
Beschikking van 24 maart 2010
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
vestiging [woonplaats],
betreffende de minderjarige
[M],
wonende te [woonplaats],
nader te noemen: [M],
waarin belanghebbenden zijn
[de moeder van M],
wonende te [woonplaats],
nader te noemen: de moeder,
[R]
wonende te [woonplaats], gemeente [woonplaats],
nader te noemen: [R],
[moeder van R],
wonende te [woonplaats], gemeente [woonplaats],
nader te noemen: de moeder van [R].
1. Verloop van de procedure
1.1. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift (met bijlagen) ingediend dat strekt tot meerderjarigverklaring van [M].
1.2. De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 16 februari 2010. Ter zitting zijn verschenen:
- [M],
- de moeder en de vader van [M],
- [R],
- de moeder van [R],
- de heer H. Oosterbeek, namens de Raad voor de Kinderbescherming.
2. Vaststaande feiten
2.1. Op [1992] is te [woonplaats], Spanje, geboren de minderjarige
[M] (roepnaam: [M]).
2.2. De moeder is alleen belast met het ouderlijk gezag over [M].
2.3. [M] verwacht eind april 2010 haar eerste kind.
3. Beoordeling van het verzochte
3.1. Uit de overgelegde stukken blijkt dat [M] minderjarig is en dat in het gezag over haar ongeboren kind nog niet is voorzien. [M] heeft verklaard dat zij haar kind wil verzorgen en opvoeden als degene die het gezag heeft en dat zij daartoe meerderjarig wil worden verklaard.
3.2. De Raad voor de Kinderbescherming heeft de rechtbank verzocht om [M] meerderjarig te verklaren, op grond van artikel 1:253ha van het Burgerlijk Wetboek (BW). De Raad ziet geen bezwaren tegen de meerderjarigverklaring en acht toewijzing van het verzoek in het belang van [M] en haar nog ongeboren kind.
3.3. De moeder van [M] stemt in met het verzoek. Zij acht haar dochter in staat haar kind te verzorgen en op te voeden. De overige belanghebbenden hebben eveneens ingestemd met het verzoek.
3.4. De kinderrechter overweegt dat uit het onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming is gebleken dat [M] haar verantwoordelijkheid neemt en daarbij openstaat voor deskundige ondersteuning. Zij heeft – tezamen met [R], hun beide moeders en het Fiom – goede afspraken gemaakt over (onder meer) de verzorging van het kind, de woonsituatie, financiën en opleiding. Op dit moment is de kinderrechter dan ook niet gebleken van contra-indicaties tegen de toewijzing van het verzoek.
3.5. Artikel 1:253ha lid 3 BW bepaalt dat het verzoek tot meerderjarigverklaring kan worden gedaan vóór de bevalling van de vrouw, doch dat in dat geval op het verzoek niet eerder wordt beslist dan na de bevalling. Deze bepaling is opgenomen, aangezien de geboorte van een kind een bijzonder ingrijpende gebeurtenis is in het leven van de betrokkenen. Dit geldt te meer wanneer de ouders nog minderjarig zijn. Door de nieuwe gezinssituatie kunnen de onderlinge verhoudingen en de gemaakte afspraken onder druk komen te staan. De wetgever heeft het dan ook nodig geacht om in een extra waarborg te voorzien. De kinderrechter ziet geen aanleiding om thans van de wetsbepaling, en daarmee van de bedoeling van de wetgever, af te wijken. Het verzoek zal dan ook worden aangehouden, in afwachting van een kort nader onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming, nadat het kind zal zijn geboren.
4. Beslissing
De kinderrechter houdt de behandeling van het verzoek PRO FORMA aan tot 22 juni 2010, in afwachting van nader onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming wordt verzocht om voordien schriftelijk te rapporteren en daarbij tevens aan te geven of een nadere mondelinge behandeling is gewenst.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Verouden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2010.