ECLI:NL:RBUTR:2010:BL8965

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
26 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
674673 UE VERZ 10-93 YJ
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een financieel medewerker wegens gebrekkig functioneren van de organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 26 maart 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een financieel medewerker, [verweerder], door Stichting BOEG. De stichting verzocht om ontbinding op basis van verandering van omstandigheden, waarbij zij stelde dat [verweerder] verantwoordelijk was voor een onder de maat functionerende financiële administratie. De kantonrechter heeft de zaak behandeld na een verzoekschrift van Stichting BOEG, dat op 21 januari 2010 was ingediend, en een verweerschrift van [verweerder]. De zitting vond plaats op 12 maart 2010.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Stichting BOEG als organisatie niet goed functioneerde, wat leidde tot een onderzoek door BMC en Deloitte. Beide rapporten wezen op gebreken in de organisatie, maar de kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat [verweerder] specifiek had gedisfunctioneerd. De rechter merkte op dat de onderzoeken niet gericht waren op het functioneren van [verweerder], maar op de organisatie als geheel. Bovendien was er geen bewijs van functioneringsgesprekken of andere documenten die het disfunctioneren van [verweerder] aantoonden.

De kantonrechter concludeerde dat Stichting BOEG niet had aangetoond dat [verweerder] niet voldeed aan de eisen die aan hem gesteld mochten worden. De rechter wees het verzoek tot ontbinding af en veroordeelde Stichting BOEG in de proceskosten van [verweerder]. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij verzoeken tot ontbinding van arbeidsovereenkomsten, vooral wanneer de organisatie als geheel in kwestie is.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 674673 UE VERZ 10-93 YJ
beschikking d.d. 26 maart 2010
inzake
de stichting
Stichting BOEG,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Stichting BOEG,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. M. Koolhoven,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verweerder],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. A.E.M. Klaver.
1. Verloop van de procedure
Stichting BOEG heeft op 21 januari 2010 een verzoekschrift ingediend.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is ter zitting van 12 maart 2010 behandeld. Daarvan is aantekening gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. Feiten
2.1
[verweerder], geboren op [1953], is op 1 september 2002 in dienst van Stichting BOEG getreden in de functie van administratief medewerker. Op 1 januari 2008 is [verweerder] met terugwerkende kracht tot 1 januari 2004 benoemd tot Hoofd Administratie met het daarbij behorende salaris. Het dienstverband is aangegaan voor onbepaalde tijd.
Het laatstgenoten brutoloon bedraagt € 3.860,--- per maand, vermeerderd met 8 % vakantietoeslag en een dertiende maand.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening van toepassing.
2.2
De direct leidinggevende van [verweerder] was de heer [X] (hierna: [X]), tot 21 augustus 2009 de directeur van Stichting BOEG .
2.3
In 2008 heeft de gemeente Utrecht opdracht verstrekt aan het Bureau BMC om een nader onderzoek in te stellen naar het functioneren van Stichting BOEG, omdat de gemeente van oordeel was dat de productie van Stichting BOEG onvoldoende was en niet zou aansluiten bij de subsidiebeschikking.
2.4
In het rapport van BMC van oktober 2008 staat als onderzoeksopdracht het volgende vermeld:
“(…)
De gemeente Utrecht wil door middel van onderzoek een antwoord krijgen op de volgende vraag: “Hoe ziet, voor zowel de korte als de lange termijn, een gezonde Stichting BOEG er uit en hoe kan die situatie bereikt worden?”
De aanleiding voor deze vraagstelling is vierledig:
• Er heerst ontevredenheid bij MZO’s over de door de Stichting BOEG geleverde diensten.
• De gemeente Utrecht heeft uit eigen onderzoek vastgesteld dat de productie van Stichting BOEG onvoldoende is en niet aansluit bij de subsidiebeschikking.
• De gemeente Utrecht heeft geconstateerd dat er onduidelijkheden zijn wat betreft de verdeling van de verantwoordelijkheden en bestuur bij Stichting BOEG.
• (…)”
Als “Samenvattend advies” staat het volgende vermeld:
“(…)
Advies
Functioneren Stichting BOEG
Uit het onderzoek naar Stichting BOEG is een beeld van een matig tot slecht functionerende organisatie naar voren gekomen:
• De bezetting van de accommodaties is slecht.
• De beheerders zijn niet toegerust op hun taak.
• De verhuuradministratie vertoont hiaten.
• De sturing van de organisatie is matig, door het ontbreken van middenmanagement.
• Er is nauwelijks ruimte voor bekostiging van overhead, alleen voor het SCW wordt een bijdrage in de overhead ontvangen, maar met name omdat voor meer fte aan SCW-formatie wordt bekostigd dan aanwezig is.
Zelfstandig Stichting BOEG
Ondanks dat adviseren wij om Stichting BOEG als zelfstandige organisatie de komende drie jaar te continueren. Alternatieven voor Stichting BOEG ontbreken en de MZO’s kunnen nog niet zonder. Wel is een ingrijpende sanering van Stichting BOEG nodig om de nabije toekomst aan te kunnen.
(…)
Daartoe dient de organisatie van Stichting BOEG te worden versterkt en geprofessionaliseerd op alle fronten (ondersteuning, beheer en administratie).
(…)
Daarnaast zal de administratieve organisatie van Stichting BOEG een aanzienlijke verbeterslag moeten maken ten aanzien van de registratie en verantwoording op de terreinen verhuur en ondersteuning zodat deze voldoet aan de vereisten van een verantwoorde bedrijfsvoering. Daarbij moet ook onmiddellijke aansluiting worden gezocht bij de voor 2009 geldende subsidiesystematiek.
Het een en ander vereist een grondige reorganisatie van Stichting BOEG en een nieuw management. Wij adviseren een nieuwe leiding die bestaat uit directeur en drie teamleiders. Een directeur die, naast de reorganisatieopdracht, het volledige mandaat krijgt van het bestuur voor de bedrijfsvoering, de beleidsvoorbereiding en de externe contacten.
(…)
Aanbevelingen
• Voortzetten van Stichting BOEG als zelfstandige organisatie voor de korte termijn.
• Afstoten van drie van de zes panden.
• De vrijgespeelde middelen inzetten voor de versterking van de organisatie
• Upgraden van het team van beheerders
• Invoeren van middenmanagement voor SCW en beheer
• Verbeteren van de administratie en boekhouding en laten aansluiten op het subsidiesysteem.
• Aantrekken van een krachtige verandermanager.
• Bestuur op afstand.
(…)”
2.5
Ten tijde van het uitkomen van het rapport van BMC was [verweerder] arbeidsongeschikt.
2.6
Op 18 maart 2009 heeft de voormalige wethouder Welzijn van de gemeente Utrecht een brief ontvangen, waarin de directeur van de Stichting BOEG werd beschuldigd van frauduleuze handelingen. In reactie daarop heeft het bestuur na overleg met de gemeente aan Deloitte Forensic & Dispute Services (hierna: Deloitte) opdracht gegeven de kwestie te onderzoeken.
2.7
Op 25 maart 2009 is tijdens een re-integratiegesprek met [verweerder] door de interim-voorzitter van Stichting BOEG aangegeven dat het bestuur, op grond van de zware kritiek van BMC op de administratieve organisatie, aanleiding zag om oriënterend met [verweerder] te spreken over beëindiging van zijn dienstverband. In verband met zijn arbeidsongeschiktheid en omdat [verweerder] niet wilde dat een eventueel ontslag in verband gebracht zou worden met het fraude-onderzoek, zijn besprekingen over dit onderwerp opgeschort.
2.8
Stichting BOEG heeft voor 1 april 2009 een plan van aanpak opgesteld, waarin werd voorzien in een beperkte administratie, die direct werd aangestuurd door de directeur. Hiermee kwam de functie van hoofd administratie te vervallen. Met [verweerder] is op 14 mei 2009 besproken dat hij na zijn volledig herstel zou terugkeren in de functie van administrateur en dat de verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen de financiële administratie opnieuw zouden worden bezien. In de brief van 26 mei 2009 van het bestuur staat daar over:
“(…)
Dit heeft voor jou als consequentie dat jij je werkzaamheden moet gaan vervolgen in de functie van administrateur en dat wij de verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen de (financiële) administratie opnieuw gaan bezien. Deze verandering heeft vooralsnog geen consequenties voor je inschaling. (…)”
[verweerder] is op 27 april 2009 hersteld verklaard en als administrateur aan de slag gegaan.
2.9
In het rapport van 29 augustus 2009 van Deloitte staat als doelstelling van het onderzoek het volgende vermeld:
“(…)
Gelet op het vorenstaande kwamen wij de volgende opdrachtbeschrijving overeen:
Deloitte Forensic & Dispute Servieces zal in opdracht van het bestuur van Stichting BOEG een feitenonderzoek verrichten naar de geuite beweringen en meldingen en mogelijke andere onregelmatigheden.
(…)
3. Reikwijdte
Ten aanzien van de reikwijdte van ons onderzoek wijzen wij u op de volgende beperkingen:
• (…)
• (…)
• Het onderzoek richtte zich op het handelen van de directeur van Stichting BOEG over de jaren 2004-2008;
(…)
Op pagina 47 van het rapport staat onder meer het volgende:
“Het “controle rapport” van 5 april 2006, opgesteld door [verweerder], beschijft een brief van [verweerder] aan [X] dat de herkomst van de factuur niet achterhaald kan worden, en dat de afzender niet geverifieerd kan worden in het register van de Kamer van Koophandel (hierna: KvK).”
Op pagina 60 van het rapport verklaart [verweerder] dat [X] tegen zijn advies in had gekozen voor het duurste schoonmaakbedrijf, het bedrijf van de “buitenvrouw” van [A], beheerder van Stichting BOEG.
Op pagina 74 van het rapport komt naar voren dat [verweerder] [X] heeft geadviseerd niet te schikken met Detacheringsbureau West, omdat het contract Stichting BOEG daartoe niet verplichtte, alsmede dat [X] dit advies heeft genegeerd.
In de “Managementsamenvatting” van het rapport staat onder meer het volgende vermeld:
“(…)
Bevindingen
Algemeen
(…) Uit onderzoek blijkt dat onder andere de (financiële) administratie van Stichting BOEG niet goed op orde is. Het opvragen van minimaal drie offertes bij het aangaan van verplichtingen boven € 5.000,-- werd meermalen niet nageleefd, bescheiden zijn niet op een juiste en overzichtelijke wijze gearchiveerd; bescheiden werden meerdere keren in één map aangetroffen, ontbraken of waren niet dan wel nauwelijks traceerbaar. Binnen de onderzoeksperiode (2004-2008) konden medewerkers op de (financiële) administratie gebruik maken van elkaars inlognamen en passwords. (…)
In het project Marokkaans Ouderpunt heeft de administrateur volgens zijn zeggen “de fout gemaakt” om een restant salarisbedrag aan een projectleider over te maken buiten medeweten en zonder toestemming van [X]. [X] had salarisbetaling stopgezet hetgeen bij de administrateur bekend was. (..)
In de taakomschrijving van [X] staat dat hij als directeur de dagelijkse leiding heeft. Hij voert het beleid uit zoals dat door het bestuur is gesanctioneerd/vastgesteld. De directeur dient onder andere zorg te dragen voor een optimale inrichting van de interne (administratieve) organisatie. Tevens is bepaald dat de directeur, in het kader van het financiële beleid, onder meer zorgt voor het toetsen, coördineren en bewaken van de juiste aanwending van de gesubsidieerde middelen.
(…)
2.1
Naar aanleiding van de onderzoeken door BMC en Deloitte heeft de gemeente Utrecht bij brief van 19 november 2009 aan Stichting BOEG aangekondigd dat de subsidie voor Stichting BOEG per 1 januari 2011 zal worden gestopt.
2.11
In een gesprek op 21 augustus 2009 heeft het bestuur van Stichting BOEG aan [verweerder] meegedeeld dat er ten aanzien van de functie van [verweerder] een onwerkbare situatie was ontstaan en dat zij het dienstverband wenste te beëindigen. Dit is schriftelijk bevestigd bij brief van 21 augustus 2009. [verweerder] is per die datum op non-actief gesteld.
3. Grondslag verzoek en verweer
3.1
Stichting BOEG verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van verandering van omstandigheden. Zij voert daartoe het volgende aan:
Uit het rapport van BMC volgt dat [verweerder] verantwoordelijk is voor een onder de maat functionerende financiële administratie en dat het gezien de verbeteropdracht niet vanzelfsprekend was dat het huidige hoofd administratie teamleider interne organisatie kon zijn. Uit het onderzoek van Deloitte blijkt dat de administratieve organisatie tekort schoot, dat sprake was van administratieve onregelmatigheden die niet passen bij een integere bestuurscultuur, van een ongewenste belangenverstrengeling en van onzorgvuldig handelen. Tevens heeft Deloitte geconstateerd dat er op de financiële administratie onvoldoende kennis aanwezig was, dat [verweerder] als hoofd administratie steken heeft laten vallen en dat de rechtmatigheid van betalingen en daarmee van de besteding van subsidies niet kan worden vastgesteld. [verweerder] en de directeur hebben aldus in de onderzochte periode niet naar behoren gefunctioneerd. Op grond daarvan is er ten aanzien van de functie van [verweerder] een onwerkbare situatie ontstaan en is sprake van een zodanige wijziging van omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of op korte termijn behoort te eindigen.
3.2
[verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd op de inhoud waarvan hierna - voor zover van belang - zal worden ingegaan.
[verweerder] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek en subsidiair tot toekenning van een vergoeding van € 117.059,-- bruto.
4. Beoordeling
4.1
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van enig opzegverbod, hetgeen niet het geval is.
4.2
Beoordeeld dient te worden of Stichting BOEG voldoende heeft gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat [verweerder] gedurende zekere tijd niet heeft voldaan aan de eisen die Stichting BOEG redelijkerwijs aan de functievervulling door [verweerder] mocht stellen. De kantonrechter is van oordeel dat Stichting BOG daartoe onvoldoende heeft gesteld, dan wel een en ander onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt en overweegt hiertoe als volgt.
4.3
Stichting BOEG baseert zich uitsluitend op de hierboven geciteerde rapporten die zijn uitgebracht door BMC en Deloitte. Vast staat echter dat BMC opdracht tot een onderzoek is gegeven, omdat Stichting BOEG als organisatie in zijn geheel niet naar tevredenheid functioneerde, terwijl de reden voor het onderzoek van Deloitte was gelegen in het feit dat er beschuldigingen waren geuit van fraude door de directeur van Stichting BOEG, de heer [X]. Geen van deze onderzoeken is ingesteld om het functioneren van [verweerder] te onderzoeken.
Uit beide rapporten komt naar voren dat Stichting BOEG als organisatie gebrekkig functioneerde, waarbij ontegenzeggelijk vaststaat dat [verweerder] onderdeel heeft uitgemaakt van dit gebrekkig functioneren. Er is echter in geen van beide rapporten specifiek kritiek geuit op de wijze waarop [verweerder] zijn functie uitoefende. Integendeel, zo wordt in het rapport van Deloitte uitdrukkelijk gesteld dat de directeur als de direct verantwoordelijke voor de financiële administratie moest worden aangemerkt (zie hierboven in nr. 2.9) en blijkt uit de door [verweerder] geciteerde passages in het rapport van Deloitte, die hierboven in nr. 2.9 zijn weergegeven, dat [verweerder] op diverse momenten heeft geprotesteerd tegen een onzorgvuldig optreden door de directeur. Ook heeft Stichting BOEG niet betwist dat, zoals [verweerder] ter zitting heeft aangegeven, hij eenmaal heeft getracht het bestuur van onregelmatigheden op de hoogte te brengen, doch dat het toenmalige bestuur daarmee niets heeft gedaan. Evenmin heeft Stichting BOEG de stelling van [verweerder] betwist dat hij in de periode 2004 tot 2008 voortdurend discussie met [X] heeft gehad over de reikwijdte van zijn functie en dat [X] niet bereid was [verweerder] daadwerkelijk de bevoegdheden van een Hoofd Administratie te geven. Namens Stichting BOEG zelf is ter zitting ook aangegeven dat er tussen [X] en [verweerder] een voortdurende competentiestrijd gaande was. Daarmee is tegelijkertijd eveneens gegeven dat, nu [verweerder] in de periode 2004 tot 2008 niet de bevoegdheden van een Hoofd Administratie had en formeel slechts administratief medewerker was, hij ook niet als Hoofd Administratie verantwoordelijk kan worden gesteld voor het reilen en zeilen van de financiële administratie. Dat [verweerder] in 2008 met terugwerkende kracht alsnog die bevoegdheden kreeg, maakt dit niet anders, omdat dit feit enkel onderstreept dat [verweerder] voor 1 januari 2008 in feite deze bevoegdheden niet heeft gehad.
4.4
Naast hetgeen uit de rapporten van BMC en Deloitte blijkt, zijn geen andere stukken overgelegd waaruit wel blijkt dat specifiek [verweerder] heeft gedisfunctioneeerd. Zo zijn er geen functioneringsverslagen, dan wel verslagen van beoordelingsgesprekken overgelegd. Ter zitting heeft Stichting BOEG aangegeven dat dergelijke gesprekken ook niet hebben plaatsgevonden. Ook is niet gebleken dat [verweerder] naar aanleiding van de uit de rapporten van BMC en Deloitte voortgekomen kritiek op de organisatie als geheel, is aangegeven op welke punten Stichting BOEG verbetering in zijn functioneren verwachtte en dat hem ondersteuning, bijvoorbeeld in de vorm van te volgen cursussen op financieel en administratief gebied, is aangeboden.
Evenmin heeft Stichting BOEG gesteld, noch is anderszins gebleken dat [verweerder] sinds zijn herstel vanaf 27 april 2009 niet goed functioneerde in de functie van administrateur. Tegen deze achtergrond is evenmin te billijken dat Stichting BOEG [verweerder] per 21 augustus 2009 zonder acute reden op non-actief heeft gesteld.
Op zich is wel begrijpelijk dat Stichting BOEG na alle rumoer die zich rond Stichting BOEG heeft afgespeeld schoon schip wil maken en dat zij het gevoel heeft dat [verweerder] onderdeel uitmaakt van de “oude garde”, doch dit kan op zichzelf beschouwd geen reden vormen om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden. Daarvoor is nodig dat Stichting BOEG aannemelijk maakt dat [verweerder] in zijn eigen functie daadwerkelijk heeft gedisfunctioneerd. Daarin is Stichting BOEG niet geslaagd.
4.5
De conclusie op grond van het voorgaande is dan ook dat de verzochte ontbinding zal worden afgewezen. Stichting BOEG zal worden veroordeeld in de proceskosten van [verweerder].
4. Beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt Stichting BOEG in de proceskosten aan de zijde van [verweerder], tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 400,-- aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. Y.A.M. Jacobs, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2010.