ECLI:NL:RBUTR:2010:BL8013

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
16 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-604481-06
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf na niet nakoming van bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 16 maart 2010 uitspraak gedaan over de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar, die eerder was opgelegd aan de veroordeelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, geboren in 1988 en woonachtig in [woonplaats], zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke straf waren verbonden. Deze voorwaarden omvatten onder andere dat hij zich moest gedragen naar de aanwijzingen van Centrum Maliebaan, een reclasseringsinstelling. De rechtbank heeft in haar overwegingen de stukken uit het dossier betrokken, waaronder een afloopbericht van Centrum Maliebaan, waaruit bleek dat de veroordeelde herhaaldelijk niet op oproepen had gereageerd en geen medewerking had verleend aan de begeleiding.

De rechtbank heeft ook de getuige-deskundige L. Scheffers gehoord, die toelichting gaf op het verloop van het contact met de veroordeelde. Het bleek dat de veroordeelde geen enkele motivatie toonde om mee te werken aan de uitvoering van de opgelegde voorwaarden, ondanks eerdere waarschuwingen en een laatste kans die hem was geboden. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde niet in staat was om de noodzakelijke hulpverlening te accepteren en dat hij niet ter zitting was verschenen om zijn standpunt te verdedigen.

Op basis van deze bevindingen heeft de rechtbank geoordeeld dat er termen aanwezig waren om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf te gelasten. De rechtbank heeft daarbij artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen. De beslissing werd genomen na een vordering van de officier van justitie, die op 1 februari 2010 was ingekomen, en na een zitting op 2 maart 2010. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van één jaar te gelasten, voor zover deze voorwaardelijk was opgelegd bij een eerder vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/604481-06
Datum uitspraak: 16 maart 2010
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling
Beslissing van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 01 februari 2010, strekkende tot tenuitvoerlegging van de straf, welke voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij het onherroepelijk geworden vonnis van deze rechtbank van 27 februari 2007, in de zaak tegen de veroordeelde:
[Veroordeelde]
geboren te [geboorteplaats] op [1988]
wonende te [woonplaats],
[adres];
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
- een afschrift van voormeld vonnis, waarbij de veroordeelde is veroordeeld tot -kort gezegd- een gevangenisstraf van 3 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 WvSr., waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de aanwijzingen van Centrum Maliebaan zolang die instelling dat nodig acht, ook indien dit inhoudt behandeling bij Het Dok;
- een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering;
- een afloopbericht toezicht van Centrum Maliebaan, Unit 1,Utrecht d.d. 12 januari 2010, opgesteld door [X], waaruit blijkt dat de veroordeelde voormelde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- een ter terechtzitting door de getuige-deskundige L. Scheffers, reclasseringswerker bij Centrum Maliebaan, Unit 1, Utrecht, overlegd afschrift van het door hem opgemaakte rapport van 29 juli 2009 van Centrum Maliebaan ten behoeve van de zitting van 25 september 2009, waartoe veroordeelde was gedagvaard in een andere zaak met parketnummer 600703-09;
- een ter terechtzitting door de heer Scheffers voornoemd overgelegd afschrift van het psychiatrisch rapport van 31 juli 2009, opgemaakt door R.J.H. Winter, ten behoeve van de hiervoor genoemde zitting van 25 september 2009.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 02 maart 2010, waarbij zijn gehoord de officier van justitie en dhr. L. Scheffers, reclasseringswerker bij Centrum Maliebaan en waarbij is gebleken dat de niet verschenen veroordeelde op een bij de wet voorgeschreven wijze, onder betekening van voornoemde vordering, is opgeroepen tot bijwoning van het onderzoek.
OVERWEGINGEN:
Uit bovengenoemd afloopbericht is gebleken dat veroordeelde vanaf de datum dat rapporteur [X] de begeleiding op zich heeft genomen herhaaldelijk is uitgenodigd voor een gesprek. Vanuit Centrum Maliebaan zijn op 28 oktober 2009, 9 december 2009 en 1 januari 2010 oproepen uitgegaan naar veroordeelde, maar deze heeft niets van zich laten horen. Rapporteur heeft in haar afloopbericht aangegeven er niet in te zijn geslaagd om in contact te komen met veroordeelde waardoor het opgelegde reclasseringstoezicht niet kon worden voortgezet.
Ter terechtzitting heeft de aanwezige reclasseringswerker de terugmelding toegelicht, alsmede toelichting gegeven over het verloop van het contact in de periode voor oktober 2009. Hieruit is naar voren gekomen dat veroordeelde op geen enkele wijze te motiveren is om mee te werken aan de uitvoering van de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden.
Dit geldt niet alleen voor de beperkte periode waar het afloopbericht op ziet, maar ook voor de periode daarvoor. Veroordeelde komt geen enkele afspraak na. Op 09 oktober 2009 is hij veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarbij wederom als bijzondere voorwaarde het reclasseringscontact is opgenomen. Ondanks veroordeeldes flinterdunne motivatie heeft hij hiermee een laatste kans gekregen. Veroordeelde is een aantal malen gewaarschuwd, maar blijkt niet de noodzaak in te zien van de aangeboden hulpverlening, noch hieraan medewerking te willen verlenen. Dit blijkt uit de omstandigheid dat hij niet meer reageert op oproepen van de reclassering. Uit de overlegde rapportages blijkt ook van een zeer terughoudende reactie op aangeboden hulpverlening en (o.a.) van weinig zelfreflectie.
De officier van justitie persisteert bij zijn vordering.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft veroordeelde zich, door onvoldoende mee te werken aan de begeleiding van de reclassering en door niet meer te reageren op oproepen van de reclassering, niet gehouden aan de aanwijzingen van Centrum Maliebaan. Blijkbaar is veroordeelde niet te motiveren voor ambulante hulp. De rechtbank constateert dat veroordeelde ook heden niet ter zitting is verschenen, noch iets van zich heeft laten horen, ondanks het vastgestelde gegeven dat de oproep aan hem in persoon is betekend. Veroordeelde hecht er blijkbaar onvoldoende belang aan ter zitting te verschijnen, alwaar hij zijn standpunt naar voren had kunnen brengen.
Voorts constateert de rechtbank dat op het uittreksel justitiële documentatie van 24 februari 2010 twee recente openstaande zaken staan vermeld waarvoor veroordeelde is gedagvaard.
Op grond van het onderzoek ter zitting, alsmede gelet op de inhoud van voormeld afloopbericht van Centrum Maliebaan, acht de rechtbank termen aanwezig de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar te gelasten.
De rechtbank heeft gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING:
De rechtbank:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, groot één jaar, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voormeld vonnis.
Aldus gedaan door mrs J.R. Krol, M.C. Oostendorp en I. Bruna, bijgestaan door B.E.M. Bruckner als griffier
en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 16 maart 2010.