ECLI:NL:RBUTR:2010:BL7887
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Opzegging huurovereenkomst van een ligplaats voor een woonark en de gevolgen daarvan
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 24 maart 2010, betreft het de opzegging van een huurovereenkomst voor een ligplaats van een woonark. De eiser, vertegenwoordigd door mr. E.J. Bink, heeft de huurovereenkomst opgezegd met als argument dat er een zwaarwegend financieel belang aan zijn zijde zou zijn. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. C.G.P. Goudriaan, hebben de opzegging betwist en stellen dat deze geen rechtsgevolg heeft. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de omstandigheden van het geval, waaronder de redelijkheid van het huurvoorstel van de eiser en de belangen van de gedaagden, die afhankelijk zijn van de ligplaats voor hun woonark.
De kantonrechter oordeelt dat de opzegging geen effect heeft, omdat de eiser niet voldoende zwaarwegende gronden heeft aangetoond. Het gestelde financiële belang is niet onderbouwd en de voorgestelde huurprijsverhoging is niet redelijk, aangezien deze ook de beëindiging van de huurovereenkomst inhield. De rechter wijst erop dat de huurovereenkomst een essentieel woonbelang voor de gedaagden inhoudt en dat de eiser, die het landje heeft gekocht met de wetenschap dat het verhuurd was, niet kan verwachten dat hij de huurovereenkomst zonder meer kan beëindigen.
De kantonrechter concludeert dat de vorderingen van de eiser niet toewijsbaar zijn en dat de opzeggingen van 2002 en 2005 geen rechtsgevolg hebben. De huurovereenkomst wordt geacht voort te duren tegen de per 1 augustus 2001 geldende huurprijs. De eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die in deze procedure in het gelijk zijn gesteld.