ECLI:NL:RBUTR:2010:BL7090
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake rechtmatigheid van beslag op aandelen met intrekking van hoger beroep
In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Utrecht, hebben partijen tijdens de behandeling van het hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank betreffende de rechtmatigheid van beslag op aandelen overeenstemming bereikt dat de beschikking geen gezag van gewijsde heeft. Het hoger beroep werd ingetrokken, en partijen kwamen overeen dat de rechtbank zou beslissen over de rechtmatigheid van het beslag. Eiser kreeg de gelegenheid om bij akte te reageren op nieuwe stellingen van gedaagde.
De procedure kende een aantal eerdere stappen, waaronder een tussenvonnis van 29 augustus 2007 waarin de rechtbank had beslist dat het oordeel van het hof in een eerder hoger beroep moest worden afgewacht. De rechtbank verwees de zaak naar de rol voor het nemen van een akte door eiser, die daarbij het door het hof te wijzen arrest diende over te leggen. De partijen constateerden dat het hof in dit stadium over onvoldoende gegevens beschikte om een verantwoorde beslissing te nemen, en dat een wezenlijk belang in het geschil was komen te vervallen door het faillissement van de vennootschap.
Partijen besloten dat de rechtmatigheid van het gelegde executoriaal beslag door de rechter beoordeeld zou worden. Het hoger beroep werd ingetrokken, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Eiser deed afstand van de proceskostenveroordeling in eerste aanleg, en aan de uitspraak in eerste aanleg werd geen gezag van gewijsde toegekend. De rechtbank heeft in haar vonnis van 10 maart 2010 bepaald dat eiser bij akte mag reageren op de stellingen van gedaagde, en de zaak werd naar de rol verwezen voor verdere behandeling.