ECLI:NL:RBUTR:2010:BL5992

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
23 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
627711 AF VERZ 09-1477
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van executeur wegens gebrek aan vertrouwen en onterecht aanspannen van procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Utrecht op 23 februari 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontslag van een executeur, die tevens mede-erfgenaam was. Het verzoek werd ingediend door [verzoekster], die zich benadeeld voelde door de handelwijze van [verweerder], de benoemde executeur. De zaak betreft de afwikkeling van de nalatenschap van de overleden mevrouw [erflaatster], die vier kinderen heeft nagelaten, waaronder de verzoekster en verweerder. De verzoekster stelde dat de executeur zich niet hield aan de bepalingen van het testament en dat er een groot gebrek aan vertrouwen was in zijn functioneren. De executeur had zich niet alleen met de executele beziggehouden, maar had ook een procedure aangespannen tegen de verzoekster met betrekking tot een betwist codicil, wat volgens de kantonrechter niet tot zijn taken als executeur behoort. De kantonrechter oordeelde dat de executeur in zijn hoedanigheid niet goed functioneerde, mede door het gebrek aan vertrouwen tussen de partijen. Het verzoek tot ontslag werd toegewezen, en de kantonrechter verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De proceskosten werden gecompenseerd tussen partijen. Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Amersfoort
zaaknummer: 627711 AF VERZ 09-1477 PK
beschikking d.d. 23 februari 2010
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verzoekster],
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. D. Bos,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verweerder],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. K. Spaargaren.
1. Het verloop van de procedure
[verzoekster] heeft een verzoekschrift ingediend.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is ter zitting van 2 juli 2009 behandeld. Naast partijen zijn voor deze zitting tevens als belanghebbenden opgeroepen [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2].
Na overleg met partijen is de behandeling aangehouden tot 27 januari 2010 teneinde partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te treffen.
Bij brieven van 28 december 2009 respectievelijk 11 februari 2010 hebben partijen hun standpunten nader uiteengezet en hebben zij de kantonrechter verzocht een nieuwe datum voor behandeling van de zaak ter zitting te bepalen.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. De feiten
2.1. Op [2009] is te [woonplaats] overleden mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster). Zij heeft vier kinderen nagelaten: partijen alsmede de twee bovengenoemde belanghebbenden.
Een op 22 juli 2008 voor notaris P.A. Delen te [woonplaats] verleden testament van erflaatster vermeldt voor zover van belang:
“Ik benoem mijn zoon [verweerder] (…) tot executeur (…) voor welke benoeming de volgende bepalingen gelden:
Taak executeur en bevoegdheid
De executeur heeft tot taak de goederen van de nalatenschap te beheren en de schulden van de nalatenschap te voldoen die tijdens het beheer uit die goederen moeten worden voldaan, zoals het afgeven van legaten, het nakomen of uitvoeren van overeenkomsten en voldoening van de kosten van begrafenis of crematie, van eventuele taxatie en boedelkosten en van de successierechten die ten laste komen van erfgenamen of legatarissen.
In verband met de betaling van de schulden is de executeur bevoegd de goederen van mijn nalatenschap te gelde te maken.
De executeur behoeft over de keuze en de te gelde making niet in overleg treden met de erfgenamen en hun toestemming daarvoor is ook niet vereist.
Vertegenwoordiging
De executeur vertegenwoordigt de erfgenamen in en buiten rechte”.
[verweerder] heeft deze benoeming aanvaard.
2.2. Op 22 januari 2009 zijn de erfgenamen bijeengekomen en hebben zij een aantal goederen uit de nalatenschap verdeeld. Enige tijd later heeft [verzoekster] te kennen gegeven te beschikken over een door erflaatster ondertekend codicil alsmede over een niet ondertekende door een notaris opgemaakte schenkingsovereenkomst. In beide stukken is vermeld dat erflaatster bepaalde aan haar toebehorende goederen aan [verzoekster] schonk.
3. Het verzoek en het verweer
3.1. [verzoekster] verzoekt de kantonrechter [verweerder] met onmiddellijke ingang te ontslaan en te bepalen dat de handelingen welke in strijd met de belangen en verzoeken van [verzoekster] hebben plaatsgehad nietig te verklaren c.q. te vernietigen.
3.2. Zij voert hiertoe het volgende aan.
[verweerder] heeft de afwikkeling van de nalatenschap op onnodig snelle wijze in gang gezet en is daarbij voorbijgegaan aan de afstemming en meldingsvereisten. Op de derde dag na het overlijden heeft hij eenzijdig een bijeenkomst georganiseerd waar een groot aantal goederen werden verdeeld en een taxatie plaatsvond. Ondanks het anders luidende verzoek van [verzoekster] heeft hij op die dag de verdeling doorgezet. Zij beschikt over een door erflaatster getekend codicil en over een niet getekende schenkingsovereenkomst. [verweerder] negeert dit alles. Hij reageert niet op verzoeken van haar gemachtigde om de zaak te bespreken. De informatievoorziening door [verweerder] is minimaal.
Hij gaat voorbij aan haar wensen om bepaalde zaken uit de nalatenschap te krijgen of te kopen.
[verweerder] schiet aldus ernstig tekort in de uitoefening van zijn taken.
3.3. [verweerder] voert verweer. Voor zover nodig zal de kantonrechter daarop in het navolgende ingaan.
4. De beoordeling
Het verzoek tot ontslag
4.1. De kantonrechter gaat voorbij aan het verzoek van partijen om een nieuwe mondelinge behandeling te gelasten. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben zij ter zitting van 2 juli 2009 voldoende gelegenheid gehad hun standpunten naar voren te brengen en op elkaars standpunten te reageren. In hun eerdergenoemde brieven hebben partijen niet aangegeven om welke reden een nieuwe mondelinge behandeling gewenst was. Ook overigens hebben zij in die brieven hun (inhoudelijke) standpunten uitvoerig nader toegelicht. [verweerder] is als verweerder als laatste aan het woord geweest.
4.2. De kantonrechter stelt voorop dat uit het testament blijkt dat de taak van [verweerder] als executeur beperkt is tot het beheer van de nalatenschap, het voldoen van schulden van de nalatenschap en het eventueel te gelde maken van goederen uit de nalatenschap voor zover dat voor betaling van de schulden noodzakelijk is.
Uit de stukken blijkt dat het geschil tussen [verzoekster] enerzijds en [verweerder] (en de andere twee broers) anderzijds niet zozeer betrekking heeft op de uitvoering door [verweerder] van zijn taken als executeur maar hoofdzakelijk op zijn handelwijze met betrekking tot de afwikkeling en verdeling van de nalatenschap. [verweerder] heeft dit onderscheid naar de kantonrechter begrijpt zelf (ook) niet duidelijk gemaakt. Zo schrijft hij op 31 januari 2009 aan de erfgenamen:
“Executele
In Mama’s testament van 22 juli 2008 ben ik benoemd tot executeur. Ik zal nu de afwikkeling van beide nalatenschappen ter hand nemen”.
Zijn gemachtigde schrijft op 11 februari 2010 aan de kantonrechter:
“De executeur heeft maar een ding voor ogen en dat is het beheer van de nalatenschap en een verdeling, waarbij aan alle erfgenamen recht gedaan wordt”.
4.3. Voorts schrijft [verweerder] op 2 maart 2009 met betrekking tot het codicil en de schenkingsovereenkomst aan de erfgenamen dat deze stukken geen rechtsgevolg hebben.
De kantonrechter acht in dit verband verder van belang dat de gemachtigde van [verweerder] in zijn eerdergenoemde brief van 11 februari 2010 schrijft:
“De executeur voelt zich in zijn functie verplicht om de rechter te laten oordelen over de ongeldigheid van het codicil. Met verkrijging van een rechtelijke beslissing, kan vervolgens de verdeling van de nalatenschap weer ter hand genomen worden. Inmiddels buigt de Amsterdamse rechtbank zich over de kwestie van het codicil”.
[verweerder] schrijft in zijn e-mail van 6 februari 2010 aan de gemachtigde van [verzoekster]:
“Procedure codicil
Ik constateer dat drie erfgenamen de rechtsgeldigheid van het document betwisten en dat diverse zeer redelijke voorstellen van deze drie erfgenamen om de kwestie in der minne te regelen op niets zijn uitgelopen vanwege het categorisch afwijzen van deze voorstellen door mevrouw [verzoekster]. Er restte de executeur niets anders dan de zaak aan de rechter voor te leggen. Uiteraard zal de procedure worden opgeschort indien mevrouw [verzoekster] te kennen geeft bereid te zijn te spreken over een oplossing in der minne”.
4.4. De kantonrechter leidt hieruit af dat de executeur in zijn hoedanigheid van executeur een procedure met betrekking tot het codicil tegen [verzoekster] heeft aangespannen. Naar het oordeel van de kantonrechter behoort het aanspannen van een dergelijke procedure echter niet tot de taak van de executeur. De kwestie van het codicil betreft de afwikkeling van de nalatenschap en is een kwestie tussen de erfgenamen onderling.
4.5. Uit het voorgaande blijkt voldoende duidelijk dat [verweerder] in zijn hoedanigheid van executeur met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap het voortouw neemt (en zelfs aan procedure aanspant tegen [verzoekster]), terwijl dit niet tot zijn taak en bevoegdheden als executeur behoort. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit ongewenst, temeer nu [verweerder] als erfgenaam een eigen (en aan [verzoekster] tegengesteld) belang heeft bij de afwikkeling van de nalatenschap.
4.6. Voorts blijkt uit het voorgaande dat er sprake is van een groot gebrek aan vertrouwen tussen [verzoekster] en [verweerder]. Ook dit staat aan een goed functioneren van [verweerder] als executeur in de weg. Ook een dergelijke omstandigheid kan bijdragen tot het oordeel dat ontslag van de executeur door de kantonrechter gerechtvaardigd is (vgl. Hof Den Bosch 21 november 2006, LJN AZ4506).
4.7. Op grond van de voorgaande overwegingen en omstandigheden is sprake van gewichtige redenen die rechtvaardigen dat [verweerder] als executeur wordt ontslagen.
Het verzoek tot nietigverklaring
4.8. Dit verzoek moet worden afgewezen omdat een wettelijke basis daarvoor ontbreekt.
Slotsom
4.9. Het verzoek zal als na te melden worden toegewezen.
De proceskosten zullen tussen partijen worden gecompenseerd.
Beslissing
De kantonrechter:
ontslaat [verweerder] als executeur met ingang van 24 februari 2010;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af;
bepaalt dat elk van partijen de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2010.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem,
Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend.