ECLI:NL:RBUTR:2010:BL5770

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
24 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/446584-09 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging met schadevergoeding aan benadeelde partijen

Op 24 februari 2010 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 31 oktober 2009 in Zeist, waar de verdachte deel uitmaakte van een groep die geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen, waaronder [benadeelde 1], [benadeelde 2] en [benadeelde 3]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd, wat resulteerde in verwondingen bij de slachtoffers. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, onder andere door [benadeelde 3] te duwen, waardoor deze viel, en door deel te nemen aan de gewelddadige handelingen in de steeg aan de Jufferstraat.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 160 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 80 dagen indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast is de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die de benadeelde partijen hebben geleden. De rechtbank heeft de schadevergoeding aan [benadeelde 1] vastgesteld op € 6335,27, waarvan € 335,27 voor materiële schade en € 6000,- voor immateriële schade. Voor [benadeelde 3] is de schadevergoeding vastgesteld op € 764,71, waarvan € 414,71 voor materiële schade en € 350,- voor immateriële schade. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij de verdachte verplicht is om de schade aan de Staat te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken in de rechtszaal.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/446584-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 februari 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1990] te [geboorteplaats]
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsman mr. X.B. Sijmons, advocaat te Amersfoort.
Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 10 februari 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De zaak van verdachte is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaken van medeverdachten[medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Hierna zullen verdachte en zijn medeverdachten worden aangeduid als Kirpenstein, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en[medeverdachte 3]
De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
deel uit heeft gemaakt van een groep die geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en [benadeelde 3]door één of meerderen van hen te duwen, te schoppen, te trappen te slaan en te stompen.
De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
De beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de verklaringen zoals bij de politie afgelegd door [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 3], [X] en [Z].
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het bij openlijke geweldpleging gaat om het leveren van voldoende wezenlijke bijdrage aan het geweld van de groep. Daarbij is niet noodzakelijk dat het individu zelf alle geweldshandelingen heeft verricht. Tevens is niet noodzakelijk dat de handelingen die de wezenlijke bijdrage aan het geweld vormen zijn opgenomen in de tenlastelegging. De bijdrage van [verdachte] bestond onder meer uit het geven van een duw aan [benadeelde 3], waardoor [benadeelde 3] op de grond is gevallen. Verder is [verdachte] met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] achter [benadeelde 3] en [benadeelde 1] de steeg ingelopen waarbij er over en weer werd geduwd en getrokken en [benadeelde 1] en [benadeelde 3] werden gedwongen tegen een garagedeur aan te gaan staan. [verdachte] heeft hiermee een wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld gepleegd door de groep en is derhalve medeverantwoordelijk voor het geweld dat door de groep is toegepast tegen [benadeelde 3], [benadeelde 1] en [benadeelde 2].
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat [verdachte] zich gedistantieerd heeft van het tweede incident dat heeft plaatsgevonden in de steeg aan de Jufferstraat. [verdachte] is wel achter [benadeelde 3] en [benadeelde 1] aangelopen naar de steeg, omdat hij werd uitgedaagd door [benadeelde 1]. [verdachte] is echter gestopt bij de slagboom en heeft vervolgens vanaf een afstand gezien wat er achter in de steeg gebeurt. Er is vanaf dat moment geen sprake meer van een nauwe en bewuste samenwerking. [verdachte] dient derhalve vrij gesproken te worden van de geweldhandelingen die daar hebben plaatsgevonden, te weten het slaan en stompen in het gezicht en lichaam van [benadeelde 1] en [benadeelde 3] en het schoppen en trappen tegen de benen van [benadeelde 3] of [benadeelde 1]. Dit wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 3], die aangeeft dat [verdachte] in de steeg geen geweldhandelingen heeft gepleegd.
De verdediging refereert zich voor wat betreft het eerste incident, dat zich heeft afgespeeld op de Slotlaan, aan het oordeel van de rechtbank. [verdachte] heeft [benadeelde 3] geduwd, waardoor die [benadeelde 3] is gestruikeld over de stoeprand. [verdachte] heeft vervolgens wel zijn excuses aangeboden aan [benadeelde 3] en hem omhoog geholpen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het ten laste gelegde feit heeft begaan. Zij grondt haar overtuiging daartoe op de volgende feiten en omstandigheden.
Slotlaan
Op 31 oktober 2009 komen [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [verdachte] en zijn vriendin [Z] en [X] (hierna te noemen respectievelijk [Z] en [X]) uit discotheek ‘Club New’ te Zeist. Voor hen lopen [benadeelde 2][benadeelde 1] en [benadeelde 3] (hierna te noemen respectievelijk [benadeelde 1] en [benadeelde 3]). Op de Slotlaan passeert deze groep [benadeelde 1] en [benadeelde 3]. [medeverdachte 1] loopt expres tegen [benadeelde 3] aan om een beetje stoer te doen. Er ontstaat een woordenwisseling tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] enerzijds en [benadeelde 1] en [benadeelde 3] anderzijds, waarbij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] schelden. [medeverdachte 1] geeft een duw in het gezicht van [benadeelde 1]. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] duwen samen tegen [benadeelde 1] en [benadeelde 3], waarbij [medeverdachte 2] de nek of kraag van [benadeelde 1] vastpakt.[1] [X] ziet dat [benadeelde 1] en [benadeelde 3] door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] worden geslagen.[2]
Vervolgens krijgt [benadeelde 3] een duw van [verdachte] omdat [benadeelde 3] tegen de vriendin van [verdachte] zegt dat ze haar vrienden rustig moet houden. Door de duw van [verdachte] valt [benadeelde 3] op de grond.
[benadeelde 1][benadeelde 3] op de grond ligt, voelt hij dat hij een schop in zijn maag krijgt van één van die jongens. Het werd even wat rustiger, waarna [benadeelde 2] bij de groep komt staan.[3]
[medeverdachte 1] geeft [benadeelde 2] vervolgens een kopstoot.[4]
Jufferstraat
Hierna lopen [benadeelde 1] en [benadeelde 3] weg van [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte] in de richting van een steeg gelegen aan de Jufferstraat. [medeverdachte 2] en [verdachte] lopen achter [benadeelde 1] en [benadeelde 3] aan de steeg in.[5] [medeverdachte 1] loopt daar nog achteraan. [medeverdachte 3] komt aanfietsen die ook de steeg inloopt.[6] [medeverdachte 2] en [verdachte] duwen [benadeelde 1] en [benadeelde 3] achteruit. [benadeelde 1] en [benadeelde 3] worden gedwongen om tegen een metalen garagedeur te staan. Er wordt over en weer geschreeuwd, geduwd en getrokken. [medeverdachte 1] ziet dat [medeverdachte 2] met de vuist een klap in het gezicht van [benadeelde 1] geeft.[7] [medeverdachte 3] schopt tegen het been van [benadeelde 3].[8] [medeverdachte 1] ziet onder andere dat [medeverdachte 3] met zijn vuist op het lichaam van [benadeelde 3] slaat.[9] [benadeelde 3] is geslagn door twee jongens en heeft gezien dat [benadeelde 1] klappen kreeg van de rest van de groep.[10] [medeverdachte 1] komt daarna op de groep afgerend en springt op [benadeelde 1] en [benadeelde 3] in.[11] [verdachte][12] en [medeverdachte 3][13] beschrijven deze sprong door de lucht als een ‘flying kick’. Hierdoor draait [benadeelde 1] 360 graden om zijn as en hij valt op de grond. Als [benadeelde 1] omhoog wil komen, geeft [medeverdachte 1] met zijn geschoeide rechtervoet een trap op het hoofd van [benadeelde 1]. [benadeelde 1] valt direct weer neer op de grond, waar hij ook blijft liggen. [medeverdachte 1] loopt weg en wordt gevolgd door [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 3][14] [benadeelde 1] is met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd.[15] In het ziekenhuis blijkt dat het letsel van [benadeelde 1] bestaat uit een forse zwelling/bloeduitstorting bij het linker ooglid, een breuk in zijn linker oogkas, een schedelbasisfractuur aan de rechterkant van zijn hoofd en een zware hersenkneuzing.[16]
Bewijsoverwegingen
Uit het hiervoor weergegeven bewijs blijkt dat [verdachte] een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld dat gepleegd is door de groep op de Slotlaan.
Met betrekking tot het geweld in de steeg aan de Jufferstraat heeft [verdachte] verklaard dat hij aan het begin van de steeg is blijven staan. Uit de verklaringen van [benadeelde 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] blijkt echter dat [verdachte] wel de steeg is ingelopen en dat hij, samen met [medeverdachte 2], [benadeelde 1] en [benadeelde 3] in het nauw heeft gedreven. De rechtbank acht derhalve de verklaring van [verdachte] op dat punt niet geloofwaardig waardoor het verweer van de verdediging, dat [verdachte] zich heeft gedistantieerd van het incident in de steeg, wordt verworpen.
Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [verdachte] heeft een wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld dat gepleegd is door de groep tegen [benadeelde 3] en [benadeelde 1] in de steeg. [verdachte] is derhalve medeverantwoordelijk voor het geweld dat in de steeg door de groep gepleegd is tegen [benadeelde 3] en [benadeelde 1].
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 31 oktober 2009 te Zeist, met anderen, op of aan de openbare weg, de Slotlaan en de Jufferstraat, openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 2][benadeelde 1] en [benadeelde 3], welk geweld bestond uit
het duwen tegen en trekken aan het lichaam van die [benadeelde 3] en [benadeelde 1] en
het met de voet trappen in de maag van die [benadeelde 3] terwijl deze op de grond lag en
het met de handen slaan in het gezicht en tegen het lichaam van die [benadeelde 1] en die [benadeelde 3] en
het met de geschoeide voet schoppen tegen het been van die [benadeelde 3] en het lichaam van die [benadeelde 1] waardoor deze ten val is gekomen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd
De strafbaarheid van verdachte
[verdachte] is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
De strafoplegging
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan [verdachte] op te leggen
een gevangenisstraf voor de duur van 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
een werkstraf voor de duur van 160 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 80 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat gelet op de persoonlijke omstandigheden, de blanco documentatie en het reclasseringsrapport, kan volstaan worden met het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feiten, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen
[verdachte] heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van uitgaansgeweld, dat heeft plaatsgevonden in de nachtelijke uren van 31 oktober 2009. [verdachte] heeft deel uitgemaakt van de groep die gewelddadige handelingen tegen meerdere personen heeft verricht. [verdachte] heeft zelf ook diverse gewelddadige handelingen verricht, zoals hiervoor onder 4.3 overwogen.
Dit soort uitgaansgeweld heeft een enorme invloed op de samenleving in het algemeen. Het gevoel van onveiligheid neemt door dit soort incidenten steeds grotere vormen aan. Dergelijk uitgaansgeweld heeft in de afgelopen jaren al veel dodelijke slachtoffers gemaakt.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd aangezien zij, mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van [verdachte], geen aanleiding ziet om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank zal, gelet op het bovenstaande, aan [verdachte] opleggen een werkstraf voor de duur van 160 uur, te vervangen door hechtenis voor de duur van 80 dagen.
De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 2][benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 2][benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 6383,71 voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 6335,27 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 335,27 ter zake van materiële schade en € 6000,- ter zake van immateriële schade, en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade. De rechtbank legt de schadevergoeding hoofdelijk op nu de schade van [benadeelde 1] door de groep is toegebracht. Het letsel van [benadeelde 1] bestaat uit meerdere verwondingen in het gezicht en hoofd aan beide kanten. Niet kan worden vastgesteld door welke handeling welk letsel precies is ontstaan.
Bij de begroting van de materiële schade heeft de rechtbank rekening gehouden met de volgende materiële schadeposten:
- Een mobiele telefoon van het merk Sony-Ericsson € 109,99;
- Een leren jas € 100,-;
- Kosten ziekenvervoer zorgverzekeraar € 91,-;
- Reiskosten controlebezoeken € 34,28.
Bij de begroting van de immateriële schade heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de bedragen zoals die gewoonlijk worden toegewezen voor slachtoffers van openlijk geweld waarbij met geschoeide voet tegen het hoofd is getrapt.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor de overige materiële schadeposten, te weten de kilometervergoeding van de ouders en de daarbij behorende parkeerkosten, is de rechtbank van oordeel dat dit geen schade is die door [benadeelde 1] is geleden.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
De benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een schadevergoeding van € 764,71 voor feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 764,71 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 414,71 ter zake van materiële schade en € 350,- ter zake van immateriële schade, en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade. De rechtbank legt de schadevergoeding hoofdelijk op nu de schade van [benadeelde 3] door de groep is toegebracht. Niet kan worden vastgesteld welke handeling precies tot welke schade heeft geleid.
Bij de begroting van de materiële schade heeft de rechtbank rekening gehouden met de volgende materiële schadeposten:
- Een jas € 224,91;
- Verlies arbeidsvermogen 2 dagen € 89,80;
- Mobiele telefoon van het merk Nokia € 100,-.
Bij de begroting van de immateriële schade heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de bedragen zoals die gewoonlijk worden toegewezen voor slachtoffers van openlijk geweld.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
openlijke geweldpleging tegen personen, meermalen gepleegd
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf voor de duur van 160 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 80 dagen
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2][benadeelde 1] van € 6335,27, waarvan 335,27 ter zake van materiële schade en 6000,- ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van € 764,71, waarvan 414,71 ter zake van materiële schade en 350,- ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partijen tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partijen te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2][benadeelde 1], € 6335,27 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 66 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 3], € 764,71 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 15 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.E. Bernini, voorzitter, mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. R.P. den Otter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.E Braam-van Toll, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 februari 2010.
Mr. N.E.M. Kranenbroek is niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen