Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rekestnummer: 279964 / FA RK 09-7924
Beschikking van 24 februari 2010
de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Utrecht,
gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen de Raad,
verzoeker,
waarin belanghebbenden zijn:
1. [vader],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. A.E. Diepersloot,
2. [moeder],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de moeder.
1. Verloop van de procedure
De Raad heeft bij deze rechtbank een verzoekschrift ingediend dat strekt tot ontheffing van de ouders van het gezag over hun kinderen [kind 1] en [kind 2].
Nadien zijn nog enige stukken binnengekomen, waaronder een brief van het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg van 14 januari 2010 (namens de vader), een brief van de Raad van 14 januari 2010 met als bijlage een brief van Profiel van 24 december 2009 (eveneens namens de vader), een fax met bijlagen van mr. Diepersloot van 27 januari 2010 en (na de zitting) een brief van de Raad van 27 januari 2010 met als bijlage een reactie van de moeder op het rapport van de Raad en een brief van Bureau Jeugdzorg van 4 februari 2010.
[kind 1] is op 26 januari 2010 gehoord.
De zaak is behandeld op de zitting met gesloten deuren van 28 januari 2010. Daarbij zijn verschenen:
- namens de Raad de heer H. Lindenhof;
- de vader met mr. Diepersloot;
- de moeder met de heer A.A. van den Berg, maatschappelijk werker;
- namens Bureau Jeugdzorg mevrouw A. Bastinck, gezinsvoogd;
- de pleegouders de heer en mevrouw [grootouders].
De ouders zijn op [1996] met elkaar gehuwd. Hun huwelijk is op [2008] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 12 maart 2008.
Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren:
[kind 1], op [1997] te [geboorteplaats], en
[kind 2], op [2000] te [geboorteplaats].
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag.
Beide kinderen zijn bij beschikking van deze rechtbank van 23 juni 2006 (voorlopig) onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. Zowel de ondertoezichtstelling als de machtiging tot uithuisplaatsing zijn sindsdien steeds verlengd.
De kinderen wonen sindsdien in het pleeggezin van hun grootvader (aan moederszijde) en zijn echtgenote, de heer en mevrouw [grootouders], hierna te noemen: de grootouders.
3. Beoordeling van het verzochte
3.1. De Raad verzoekt de rechtbank om beide ouders te ontheffen van het gezag en Bureau Jeugdzorg te benoemen als voogdes. Beide ouders verzetten zich tegen het verzoek. Bureau Jeugdzorg heeft zich bereid verklaard de voogdij te aanvaarden.
3.2. In de wet is bepaald dat een ouder van het gezag over het kind kan worden ontheven wanneer hij of zij ongeschikt of onmachtig is zijn of haar plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen. Wanneer de ouder zich daartegen verzet, kan de ontheffing toch worden uitgesproken als (bijvoorbeeld) na een uithuisplaatsing van meer dan anderhalf jaar gegronde vrees bestaat, dat deze maatregel – door die ongeschiktheid of onmacht – onvoldoende is om de bedreiging van de ontwikkeling van het kind af te wenden: artikel 1:266 en 268 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3.3. In deze zaak is het volgende gebleken. De moeder heeft ADHD en een verstandelijke beperking. Zij heeft een tijd in de vrouwenopvang verbleven; zij woont nu in Amerpoort.
De vader heeft eveneens ADHD. Hij heeft in het verleden geblowd; hij gebruikt nu ritalin en sinds kort antidepressiva. Hij is sinds september 2009 in behandeling bij Altrecht. Hij werkt als bezorger bij Tafeltje Dekje; hij volgt taalles om te leren lezen en schrijven.
Beide ouders hebben beperkt contact met de kinderen, namelijk eenmaal per vier weken een uur in een speeltuin.
3.4. Op de zitting is duidelijk geworden, zoals ook uit de stukken al viel op te maken, dat de situatie van beide ouders verbeterd is sinds de uithuisplaatsing, dat zij daar hard aan werken en dat zij beiden nog vooruitgang boeken. Dat wil echter nog niet zeggen dat zij op dit moment in staat zouden zijn de zorg voor de kinderen weer op zich te nemen. Daarbij is ook de situatie van de kinderen van belang. Zij zijn indertijd uit huis geplaatst omdat er aanwijzingen waren dat zij verwaarloosd werden en dat de moeder een drankprobleem had. Zij zijn ook regelmatig getuige geweest van (verbale en fysieke) ruzies tussen de ouders, die toen nog gehuwd waren. Zij zijn daardoor emotioneel beschadigd. Zij hebben het vertrouwen in de ouders verloren. Dit vertrouwen hebben zij wel in de grootouders. Ook om die reden is een terugplaatsing niet in het belang van [kind 1] en [kind 2].
3.5. De bestaande maatregelen van ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing zijn niet voldoende om de bedreiging van de ontwikkeling van de kinderen af te wenden. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing moeten namelijk ieder jaar verlengd worden, waardoor ieder jaar opnieuw ter discussie staat wat er met de kinderen moet gebeuren. De kinderen zijn oud genoeg om zich daarvan bewust te zijn, en zij ervaren dit als spannend. [kind 1] uit dat, volgens informatie van de gezinsvoogd, met buikpijn en hoofdpijn; zij vraagt ook naar informatie over de procedure. [kind 2] uit haar onzekerheid door herhaaldelijk te zeggen dat zij bij opa en oma wil blijven. Het is, zeker gezien hun voorgeschiedenis, niet in hun belang om deze onzekerheid te laten voortbestaan.
3.6. De rechtbank heeft er begrip voor dat de ouders veel moeite hebben met een zo definitieve beslissing. Het is begrijpelijk dat zij graag zo lang mogelijk de mogelijkheid open willen houden dat de kinderen bij hen terugkomen. In het belang van de kinderen is het echter noodzakelijk dat zij weten waar zij aan toe zijn, en dat zij erop kunnen vertrouwen dat zij mogen blijven waar zij nu zijn, waar zij zich thuis voelen en waar het goed met hen gaat. Dat belang weegt zwaarder dan het belang van de ouders om te blijven hopen op terugplaatsing.
3.7. De moeder heeft op de zitting aangevoerd dat mensen fouten kunnen maken en daarvan kunnen leren, en dat iemand daarom niet levenslang veroordeeld zou moeten worden. Dat is echter niet waarom het gaat. Een ontheffing – hoe pijnlijk ook voor de ouders – is geen straf voor gemaakte fouten, maar een maatregel in het belang van de kinderen. Er zijn in het verleden dingen misgegaan, en daardoor hebben de kinderen schade opgelopen. Het doel van de ontheffing is om die schade verder te beperken.
3.8. Beide ouders hebben verder aangevoerd dat zij bang zijn dat zij na een ontheffing niets meer te vertellen hebben en geen informatie meer zullen krijgen. Bovendien zijn zij bang dat de omgangsregeling nog verder zal worden teruggebracht.
3.9. Op zich is het juist dat een ouder zonder gezag niet bevoegd is beslissingen te nemen, en in die zin niets te vertellen heeft. Dat wil echter niet zeggen dat hij of zij geen recht heeft op informatie. Wanneer één ouder het gezag heeft, is deze op grond van de wet verplicht de andere ouder te informeren en te raadplegen over alle belangrijke beslissingen over de kinderen. Deze regel is van overeenkomstige toepassing op de voogd. Ook deze is verplicht de niet met het gezag belaste ouder(s) te informeren én zoveel mogelijk (vooraf!) te raadplegen over belangrijke beslissingen – zoals in dit geval de schoolkeuze voor [kind 1].
3.10. Verder verandert een ontheffing niets aan het belang van een goede omgangsregeling. Ook een ouder zonder gezag heeft recht op een goede omgangsregeling, binnen de grenzen van het belang van de kinderen. Het is namelijk in het belang van het kind dat de band met de eigen ouders zo veel mogelijk behouden blijft. De rechtbank gaat ervan uit dat de voogdes daaraan zal blijven werken. Voorwaarde is echter wel dat de ouders ook zelf zich daarvoor inspannen. Zij zullen hun best moeten doen om de contacten voor de kinderen leuk en ontspannen te maken. Zo niet, dan zullen de contacten ook niet bijdragen aan verbetering van de band met de ouders. De ouders zullen zich bij deze contacten dus zoveel moeten richten op de behoefte en beleving van de kinderen.
3.11. In dit verband acht de rechtbank het overigens van belang dat de voogdes ervoor zorgt dat de ouders goed geïnformeerd worden ook over de dagelijkse gang van zaken en de kleinere gebeurtenissen in het leven van hun kinderen. Dit kan de ouders helpen om sneller weer contact te leggen met de kinderen en om beter aan te sluiten bij hun leven. Een schriftje, zoals de grootmoeder een tijdlang heeft bijgehouden, kan daarvoor een goede methode zijn.
3.12. De conclusie is dat voldaan is aan de voorwaarden voor ontheffing. De bezwaren van de ouders kunnen niet opwegen tegen het belang van de kinderen daarbij. De rechtbank zal het verzoek daarom toewijzen.
De rechtbank ontheft [vader], wonende te [woonplaats],
en [moeder], wonende te [woonplaats],
van het gezag over de minderjarigen:
[kind 1], op [1997] te [geboorteplaats], en
[kind 2], op [2000] te [geboorteplaats].
en benoemt tot voogdes:
de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht, gevestigd te Utrecht.
Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, mr. A.C. van den Boogaard en mr. D.J. van Maanen, allen kinderrechter, in aanwezigheid van mr. N.I. Ganzevoort, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2010.?