ECLI:NL:RBUTR:2010:BL5746
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.A. Gerritse
- P.J.M. Mol
- S.G.M. Buys
- Rechtspraak.nl
Ontzetting uit het ouderlijk gezag van de vader over minderjarigen na ernstige beschuldigingen
In deze zaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming op 24 november 2009 verzocht om de vader te ontzetten uit het gezag over zijn minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De rechtbank heeft op 1 december 2009 de verzoeken behandeld in een zitting met gesloten deuren. De vader, die op dat moment gedetineerd was, werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. H. Veen. De Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg Utrecht waren ook aanwezig, evenals de pleegouders van de kinderen.
De raadsman voerde aan dat het verzoek tot ontzetting prematuur was, omdat de strafzaak tegen de vader nog niet was afgerond en er onzekere omstandigheden bestonden. Hij betoogde dat er geen sprake was van slecht levensgedrag of grove verwaarlozing van de kinderen. De rechtbank overwoog echter dat de vader, door zijn handelen, de belangen van de kinderen ernstig had benadeeld. De moeder van de kinderen was op 30 augustus 2009 door een misdrijf om het leven gekomen, en de vader was op dat moment verdachte in deze zaak.
De rechtbank concludeerde dat er gronden voor ontzetting uit het ouderlijk gezag aanwezig waren, zoals bedoeld in artikel 1:269 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank oordeelde dat de ontzetting noodzakelijk was in het belang van de minderjarigen, gezien de ernstige gevolgen van het gedrag van de vader. De rechtbank heeft de vader ontzet uit het ouderlijk gezag en de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht benoemd tot voogdes over de kinderen. De overige verzoeken met betrekking tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing werden afgewezen wegens gebrek aan belang.