Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 263690 / HA ZA 09-591
Vonnis van 24 februari 2010
de vereniging
COÖPERATIEVE VERENIGING FIRST LINE U.A.,
gevestigd te Rijswijk,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R. van Kessel,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRIVAZORG B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. L.W. Oude Essink.
Partijen zullen hierna First Line en Privazorg genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 juni 2009;
- het proces-verbaal van comparitie van 4 februari 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. Privazorg is een zorginstelling in de zin van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) en, sinds 1 januari 2007, ook in de zin van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). De financiering van thuiszorg is geregeld in de AWBZ. Per 1 januari 2007 is de financiering van huishoudelijke verzorging niet meer geregeld in de AWBZ maar in de WMO. Als zorginstelling is Privazorg verantwoordelijk voor uitvoering van de zorgverlening voortvloeiend uit de AWBZ en de WMO. In het kader daarvan gaf Privazorg tot medio 2007 opdrachten aan First Line. Laatstgenoemde is een zorgaanbieder die diensten aanbiedt op het gebied van thuiszorg en huishoudelijke verzorging aan zorgbehoevenden. Voor de uitvoering van de financiering van de zorg in het kader van de AWBZ zijn zogenoemde zorgkantoren verantwoordelijk. De financiering van huishoudelijke verzorging in het kader van de WMO is de verantwoordelijkheid van alle Nederlandse gemeenten.
2.2. Met betrekking tot thuiszorg en huishoudelijke verzorging wordt door of namens een zorgbehoevende bij het Centrum Indicatie Zorg (CIZ) een aanvraag ingediend tot afgifte van een indicatiebesluit. In een dergelijk indicatiebesluit staat vermeld voor welke typen zorg en voor hoeveel uur de zorgbehoevende recht heeft op financiering op grond van de AWBZ en de WMO. Het indicatiebesluit wordt door het CIZ naar de zorgbehoevende gezonden. Privazorg ontvangt van het CIZ geen mededeling dat een indicatiebesluit is afgegeven maar heeft via een digitaal systeem inzage in de afgegeven indicatiebesluiten.
2.3. Na afgifte van een indicatiebesluit ten behoeve van een zorgbehoevende die viel onder de verantwoordelijkheid van Privazorg startte Privazorg met de zorgverlening. Ter zake van haar diensten verzond First Line tot medio 2007 periodiek achteraf facturen aan Privazorg. Laatstgenoemde controleerde vervolgens of First Line in haar facturering het indicatiebesluit correct had toegepast. Was dit het geval dan betaalde Privazorg het gefactureerde bedrag. Wanneer First Line meer tijd in rekening had gebracht dan op grond van het indicatiebesluit vergoed mocht worden, betaalde Privazorg aan First Line het gecorrigeerde, lagere bedrag. Iedere vier weken zond Privazorg de gecorrigeerde facturen aan First Line ter kennisneming.
2.4. Ter zake van de door haar aan First Line betaalde facturen ontving Privazorg vergoedingen van het zorgkantoor respectievelijk de gemeente waarin de zorgbehoevende woonde, voor zover het huishoudelijke verzorging betrof.
2.5. Aanvankelijk was [A] algemeen directeur van First Line. Na een motorongeluk van [A] in juli 2004 werd hij in deze functie opgevolgd door [B]. [A] bleef op arbeidstherapeutische basis werkzaam bij First Line.
2.6. In een faxbrief van 22 mei 2007 aan First Line schreef Privazorg:
Verder worden de facturen van cliënten in de gemeente Delft niet verwerkt omdat wij geen WMO contract hebben met deze gemeente. Volgens [C] moet je voor deze cliënten een PGB aanvragen.
2.7. Ten behoeve van mevrouw [D], geboren in 1927 (hierna: [D]), is op 28 november 2003 een indicatiebesluit afgegeven op grond waarvan zij recht had op financiering van zorg tot in totaal 70 uur per week. Op 19 januari 2004 is een aangepast indicatiebesluit afgegeven, geldig voor de periode van 19 januari 2004 tot
19 januari 2009. Uit dit besluit blijkt dat [D] ernstige fysieke beperkingen had en dat opname in een verpleeghuis geïndiceerd was, maar dat zij opname weigerde in verband met een traumatisch tehuizenverleden. Voorts blijkt uit dat besluit dat [D] recht had op financiering van zorg tot in totaal 77 uur per week. First Line verleende deze 77 uur zorg per week aan [D] en declareerde hiervoor bij Privazorg. De facturen van First Line ter zake van die zorg werden vanaf begin 2004 door Privazorg betaald.
2.8. In 2005 is ten behoeve van [D] een nieuwe indicatie aangevraagd. First Line en Privazorg waren van het indienen van deze aanvraag niet op de hoogte. Op 12 oktober 2005 is aan [D] een nieuw indicatiebesluit afgegeven voor de periode van
10 oktober 2005 tot 10 oktober 2010. Uit dit indicatiebesluit blijkt dat de gezondheidstoestand van [D] niet was veranderd ten opzichte van 19 januari 2004. In dit besluit is het volgende vermeld:
Parnassia stelde in dec 2003 de diagnose dementie NAO. Op 6-10-2005 is deze diagnose bevestigd, nieuw onderzoek heeft plaatsgevonden. Waarschijnlijk dementie type Alzheimer.
Functies
72 - VBLDU gemiddeld zeven etmalen per week (…)
Activiteiten (…) Langdurig verblijf primair in relatie tot psychogeriatrische problematiek
62 - BHVBF nvt ivm functie Behandeling
41 - VP (…) 1 tot 1,9 uur per week (…)
31 - PV (…) 10 tot 12,9 uur per week
12 – OBDAG (…)
Commentaar (…) 7 x 2 uur per week past binnen klasse 4. Mw. heeft aangegeven dat zij niet naar een dagopvang wil. (…)
11 – OBALG (…) 4 tot 6,9 uur per week (…)
21 – HV (…) 4 tot 6,9 uur per week. (…)
Commentaar De indicatie voor HV vervalt bij opname in het verpleeghuis.
2.9. De hiervoor vermelde functies VBLDU en BHVBF zijn verpleeghuisindicaties. De overige afkortingen betekenen het volgende:
VP: verpleging
PV: persoonlijke verzorging
OBDAG: ondersteunende begeleiding - dag
OBALG: ondersteunende begeleiding - algemeen
HV: huishoudelijke verzorging
2.10. First Line bleef na 12 oktober 2005 (week 41) 77 uur zorg per week verlenen aan [D]. De daarmee verband houdende declaraties werden door Privazorg betaald. Op 30 maart 2006 ontving Privazorg van het zorgkantoor een exemplaar van het indicatiebesluit van 12 oktober 2005. Eveneens op 30 maart 2006 heeft Privazorg dit indicatiebesluit aan First Line gefaxt. Ook hierna bleef First Line 77 uur zorg per week verlenen aan [D] en de daarmee verband houdende facturen werden door Privazorg aan First Line betaald tot en met week 20 van 2007. De facturen van First Line voor de zorg die met ingang van week 21 van 2007 aan [D] is geleverd zijn niet door Privazorg betaald. In totaal heeft Privazorg over de periode van week 41/2005 tot en met een week 20/2007 met betrekking tot aan [D] geleverde zorg EUR 213.559,20 aan First Line betaald.
2.11. In de loop van 2007 heeft [B] First Line verlaten en is hij een eigen bedrijf als zorgaanbieder gestart onder de naam PrivaZorg Haaglanden. In het kader van dat bedrijf werkt [B] samen met Privazorg. Nadat [B] dit bedrijf was begonnen is aan de samenwerking tussen First Line en Privazorg medio 2007 einde gekomen.
2.12. Sinds medio 2007 stelt Privazorg zich tegenover First Line op het standpunt dat op grond van het indicatiebesluit van 12 oktober 2005 slechts 23 uur zorg per week aan [D] geleverd had mogen worden vanaf 10 oktober 2005 en dat zij daarom EUR 159.642,68 onverschuldigd aan First Line heeft betaald. In verband daarmee heeft zij de navolgende door First Line gefactureerde bedragen niet voldaan (de vermelde namen betreffen cliënten die van First Line zorg hebben ontvangen):
[E] EUR 231,28
[F] 25.419,80
[G] 1.113,10
[H] 160,08
[D] 26.113,20
Totaal EUR 52.037,46
in conventie
3.1. First Line vordert, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Privazorg tot betaling van EUR 79.232,80, te vermeerderden met de wettelijke rente vanaf telkens 14 dagen na de datum van de niet-betaalde facturen tot de dag der voldoening, alsmede tot vergoeding van de proceskosten.
3.2. Aan haar vorderingen legt First Line ten grondslag dat zij in opdracht van Privazorg werkzaamheden heeft verricht en dat Privazorg haar daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen moet nakomen.
3.3. Privazorg voert verweer en concludeert dat First Line niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, althans dat deze moet worden afgewezen. Zij betoogt dat zij niets meer aan First Line verschuldigd is. Haar verweer bestaat uit de volgende onderdelen:
a) Een deel van de vordering van First Line heeft betrekking op facturen voor huishoudelijke verzorging die is verleend aan zorgbehoevenden woonachtig in een gemeente waarmee Privazorg geen WMO-contract heeft. Aangezien Privazorg voor die zorg geen recht heeft op vergoeding van de desbetreffende gemeenten, bestaat er voor haar geen verplichting om de daarop betrekking hebbende facturen te betalen.
b) Een deel van de vordering van First Line heeft betrekking op zorg die is verleend in een periode dat de geldigheidstermijn van een indicatiebesluit was verstreken. Privazorg betoogt dat zij die facturen niet hoeft te betalen.
c) Een deel van de vordering van First Line heeft betrekking op facturen die slechts gedeeltelijk door Privazorg zijn betaald omdat de desbetreffende zorgbehoevenden op grond van het voor hen geldende indicatiebesluit recht hadden op vergoeding van minder (gedeelten van) uren zorg dan door First Line in rekening is gebracht. Privazorg voert aan dat First Line teveel in rekening heeft gebracht en dat zij het meerdere niet hoeft te betalen.
d) Een deel van de vordering van First Line bestaat uit facturen waarvan First Line ten onrechte stelt dat deze niet door Privazorg zijn betaald.
e) Een deel van de vordering van First Line betreft facturen die Privazorg niet dan wel te laat heeft ontvangen en Privazorg hoeft deze facturen niet te betalen.
f) Een deel van de vordering betreft facturen voor zorg die niet is verleend.
g) Privazorg heeft een bedrag van EUR 52.037,46 niet betaald (zie 2.12). Dit bedrag heeft voor EUR 26.113,20 betrekking op werkzaamheden ten aanzien van [D]. Privazorg betoogt dat de niet door haar betaalde facturen ter hoogte van EUR 26.113,20 dienen te worden aangepast aan het indicatiebesluit van 12 oktober 2005, met als gevolg dat Privazorg ter zake van die facturen slechts EUR 5.508,31 dient te voldoen. Dan resteert een bedrag van EUR 32.488,76 dat Privazorg nog aan First Line verschuldigd is. Voor dit bedrag doet Privazorg een beroep op verrekening omdat zij met betrekking tot [D] EUR 159.642,68 onverschuldigd heeft betaald.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5. Privazorg vordert, uitvoerbaar bij voorraad,
- dat indien en voor zover de rechtbank het beroep van Privazorg op verrekening ter zake van de conventionele vordering van First Line honoreert, First Line wordt veroordeeld tot betaling van EUR 127.153,92 (159.642,68 - 32.488,76), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf het moment dat Privazorg de desbetreffende deelbetalingen aan First Line heeft gedaan, althans vanaf de dag van de eis in reconventie tot aan de dag der voldoening;
- dat indien en voor zover de rechtbank het beroep van Privazorg op verrekening ter zake van de conventionele vordering van First Line niet honoreert, First Line wordt veroordeeld tot betaling van EUR 159.642,68, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf het moment dat Privazorg de desbetreffende deelbetalingen aan First Line heeft gedaan, althans vanaf de dag van de eis in reconventie tot aan de dag der voldoening;
- dat First Line wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure.
3.6. First Line voert verweer. Zij betoogt dat alle aan [D] verleende zorg bestond uit werkzaamheden die zij in opdracht van Privazorg heeft verricht en dat Privazorg haar niets onverschuldigd heeft betaald.
3.7. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in conventie
4.1. De rechtbank zal de vorderingen van First Line bespreken aan de hand van de hiervoor onder 3.3 vermelde verweren van Privazorg.
Verweer a): geen WMO-contract
4.2. Met ingang van 1 januari 2007 is de financiering van huishoudelijke verzorging geregeld in de WMO. In verband daarmee zijn alle Nederlandse gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de financiering. Het staat zorginstellingen zoals Privazorg vrij om met een gemeente een contract te sluiten. Indien een zorginstelling geen WMO-contract sluit met een gemeente heeft die zorginstelling geen recht op vergoeding voor huishoudelijke verzorging die door een zorgaanbieder is verleend aan een in die gemeente woonachtige zorgbehoevende. Privazorg heeft met de gemeente Delft geen WMO-contract afgesloten. First Line heeft in 2007 echter in overeenstemming met de toepasselijke indicatiebesluiten huishoudelijke verzorging verleend aan drie in Delft woonachtige cliënten ([I], [J] en [K]). Privazorg heeft de daarop betrekking hebbende facturen niet betaald. Zij betoogt dat zij niet tot betaling gehouden is omdat een van haar werknemers ruim vóór 1 januari 2007 mondeling aan First Line gemeld heeft dat zij geen WMO-contract met de gemeente Delft zou afsluiten. Bovendien heeft zij in diverse faxbrieven aan First Line, voor het eerst op 22 mei 2007 (zie 2.6), schriftelijk gemeld dat zij geen WMO-contract met de gemeente Delft had.
4.3. De rechtbank overweegt als volgt. Privazorg heeft aan First Line de opdracht gegeven tot het verlenen van huishoudelijke verzorging. Zorgbehoevenden die in een gemeente wonen waarmee de verantwoordelijke zorginstelling geen WMO-contract heeft, zijn voor de financiering van die huishoudelijke verzorging aangewezen op een persoonsgebonden budget (PGB). Naar het oordeel van de rechtbank berust op Privazorg als opdrachtgever de plicht om een zorgaanbieder er tijdig op te wijzen dat zij deze geen vergoeding zal verstrekken voor huishoudelijke verzorging in verband met het ontbreken van een WMO-contract. Alleen in dat geval is de zorgaanbieder immers in staat om tijdig voor de in die gemeente woonachtige zorgbehoevenden een PGB aan te vragen. Laat Privazorg na dit tijdig mee te delen, dan dient zij de door zorgaanbieder verleende huishoudelijke verzorging te vergoeden.
4.4. Niet in geschil is dat First Line ruim vóór 1 januari 2007 ervan op de hoogte was dat zorginstellingen zoals Privazorg alleen dan recht zouden krijgen op vergoeding voor huishoudelijke verzorging indien zij met de desbetreffende gemeente een WMO-contract zouden hebben afgesloten. De rechtbank volgt First Line echter in haar betoog dat Privazorg haar nooit heeft meegedeeld dat zij geen WMO-contract met de gemeente Delft zou afsluiten. Gelet op de grote financiële belangen ligt het voor de hand dat First Line die zorg niet zonder PGB zou hebben verleend indien zij van het ontbreken van dat WMO-contract op de hoogte was geweest. Het standpunt van First Line vindt bovendien steun in de faxbrief van 22 mei 2007 van Privazorg (zie 2.6). Uit die tekst kan worden afgeleid dat Privazorg First Line pas toen op de hoogte heeft gesteld van het ontbreken van een WMO-contract met de gemeente Delft. Een verwijzing naar een eerder gedane mondelinge mededeling, inhoudende dat Privazorg geen WMO-contract met Delft zou afsluiten, ontbreekt in die faxbrief. Dit geldt ook voor de twee andere faxbrieven die Privazorg ter zitting heeft overgelegd (van respectievelijk 25 juni 2007 en 16 augustus 2007).
4.5. Naar het oordeel van de rechtbank lag het na ontvangst van de faxbrief van 22 mei 2007 wel op de weg van First Line om zo spoedig mogelijk voor haar in Delft op huishoudelijke verzorging aangewezen woonachtige cliënten een PGB aan te vragen. Veronderstellenderwijs neemt de rechtbank aan dat die cliënten een maand later aanspraak zouden hebben kunnen maken op een PGB. Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat Privazorg de desbetreffende facturen over de periode van 1 januari 2007 tot 22 juni 2007 dient te vergoeden. Dit komt neer op de door First Line gefactureerde perioden 1 tot en met 6.
4.6. Ten aanzien van [K] heeft Privazorg in productie 1 bij haar conclusie van antwoord betoogd dat zij naar aanleiding van het ontbreken van een factuur over week 16 van 2007 contact heeft opgenomen met First Line. Laatstgenoemde heeft toen doorgegeven dat er in die week geen zorg was geleverd. Bij brief van 25 augustus 2009 heeft First Line uitvoerig gereageerd op voormelde productie 1. Het betoog van Privazorg over het niet geleverd zijn van zorg is daarin niet door First Line weersproken, zodat de rechtbank er vanuit gaat dat First Line in week 16 inderdaad geen zorg aan [K] heeft geleverd. Dit leidt ertoe dat de vordering van First Line ten aanzien van week 16 tot een bedrag van EUR 1.162,40 zal worden afgewezen (waarmee de vordering over periode 4 uitkomt op EUR 689,04).
4.7. Gelet op het voorgaande kan het bedrag dat Privazorg aan First Line verschuldigd is met betrekking tot de in Delft woonachtige cliënten als volgt worden vastgesteld:
[I]: 179,41 + 180,96 + 90,48 + 180,96 + 180,96 + 180,96 = EUR 993,73
[J]: 139,20 (geen zorg verleend in de perioden 1 t/m 5) EUR 139,20
[K]: 918,72 + 918,72 + 918,72 + 689,04 + 1.866,24 + 918,72 = EUR 6.230,16
Verweren b) en c): geldigheid termijn indicatiebesluit verstreken of verkeerde toepassing indicatiebesluit
4.8. Privazorg betoogt dat een deel van de vordering van First Line betrekking heeft op zorg die is verleend in een periode dat de geldigheidstermijn van een indicatiebesluit was verstreken. Volgens Privazorg hoeft zij die facturen niet te betalen. Privazorg voert voorts aan dat een ander deel van de vordering van First Line betrekking heeft op facturen die slechts gedeeltelijk door Privazorg zijn betaald, omdat de desbetreffende zorgbehoevenden op grond van het voor hen geldende indicatiebesluit recht hadden op vergoeding van minder (gedeelten van) uren zorg dan door First Line in rekening is gebracht. Hieronder vallen ook de zorgbehoevenden voor wie een nieuw, aangepast indicatiebesluit gold, op grond waarvan minder uren zorg dan voorheen mocht worden geleverd. Privazorg neemt het standpunt in dat zij de bedragen die First Line teveel in rekening heeft gebracht niet hoeft te betalen.
4.9. Deze verweren van Privazorg hebben (al dan niet voor een gedeelte van de met betrekking tot die personen gefactureerde bedragen) betrekking op de volgende cliënten van First Line:[L]], [N], [O], [P], [Q], [R], [E], [H], [G], [S], [T], [U], [V], [X], [Y], [Z], [aa], [bb] en [cc].
4.10. First Line betoogt dat Privazorg contact had moeten opnemen om haar te wijzen op het verval van de indicatietermijnen dan wel op de wijzigingen van de indicatiebesluiten. Ook ten aanzien van de niet vervallen/gewijzigde indicatiebesluiten waarop Privazorg correcties heeft toegepast voert First Line aan dat Privazorg contact met haar had moeten opnemen, teneinde de zorguren aan te passen. De rechtbank deelt deze standpunten van First Line niet. In de eerste plaats stelt de rechtbank vast dat First Line de juistheid van de door Privazorg toegepaste correcties op de facturen niet heeft weersproken. Voorts is ter zitting namens First Line verklaard dat zij (telkens) de beschikking had over het eerste indicatiebesluit dat aan een zorgbehoevende was afgegeven en dat zij ruim voor de afloop van een indicatietermijn een melding kreeg van haar computersysteem dat de termijn zou aflopen. Vervolgens ontving First Line desgevraagd van Privazorg het nieuwe indicatiebesluit (indien een nieuw besluit werd afgegeven). Hieruit volgt dat First Line op de hoogte was zowel van de hoeveelheid uren zorg waarop een zorgbehoevende recht had als van de toepasselijke termijn. Naar het oordeel van de rechtbank kan en mag van First Line als zorgaanbieder worden verwacht dat zij de aan haar cliënten afgegeven indicatiebesluiten correct toepast. Bovendien was het tussen partijen de praktijk dat Privazorg controleerde of First Line op een factuur het toepasselijke indicatiebesluit correct had verwerkt. Was dit niet het geval dan corrigeerde Privazorg op de factuur het aantal gedeclareerde uren, betaalde het gecorrigeerde, lagere bedrag en zond ter kennisneming iedere vier weken de gecorrigeerde facturen aan First Line. De rechtbank concludeert dan ook dat Privazorg met betrekking tot de facturen van First Line voor zorg die zij heeft geleverd aan cliënten in een periode dat de geldigheidsduur van een indicatiebesluit was verstreken niets aan First Line verschuldigd is. Dit geldt ook voor de facturen die slechts gedeeltelijk door Privazorg zijn betaald omdat de desbetreffende zorgbehoevenden op grond van het voor hen geldende indicatiebesluit recht hadden op vergoeding van minder (gedeelten van) uren zorg dan door First Line in rekening is gebracht.
Verweer d): alle facturen die betaald moesten worden zijn ook daadwerkelijk betaald
4.11. First Line betoogt dat zij ten aanzien van een aantal facturen geen betaling van Privazorg heeft ontvangen. Het betreft facturen met betrekking tot de zorg verleend aan de cliënten [dd] (EUR 61,44), [ee] (EUR 139,20 – factuurnummers 847 en 848), [ff] (EUR 873,56), [gg] (EUR 874,64), [hh] (EUR 14,21), [ii] (EUR 360,70), [jj] (EUR 70,78), [Z] (EUR 690,19) en [kk] (EUR 303,48). Privazorg voert aan dat zij deze bedragen wel heeft betaald, met uitzondering van EUR 56,18 ten aanzien van [Z]. Ter onderbouwing hiervan heeft Privazorg bij conclusie van antwoord producties 4 tot en met 12 overgelegd. Productie 4 is een uittreksel uit het elektronisch banksysteem van Privazorg met een overzicht van alle betalingen die zij in het jaar 2007 aan First Line heeft gedaan. De producties 5 tot en met 12 bevatten overzichten van alle betalingen verricht door Privazorg zowel aan First Line als aan derden, op acht verschillende dagen in 2007.
4.12. De rechtbank is van oordeel dat First Line de stelling van Privazorg, dat zij de desbetreffende facturen heeft betaald, onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. In dit verband stelt de rechtbank in de eerste plaats vast dat First Line, in het overzicht dat zij op 18 augustus 2009 heeft gezonden in reactie op de conclusie van antwoord van Privazorg, niet heeft weersproken hetgeen Privazorg heeft aangevoerd met betrekking tot de betalingen van de facturen met betrekking tot [dd] en [hh]. Reeds op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat Privazorg deze facturen heeft voldaan. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat Privazorg haar stelling dat zij de facturen heeft betaald afdoende heeft onderbouwd met de door haar overgelegde producties.
4.13. Uit proceseconomische overwegingen zal de rechtbank ter nadere motivering van dit oordeel volstaan met hetgeen ten aanzien van [ff] aan de hand van de door Privazorg overgelegde stukken kan worden vastgesteld. In het uittreksel uit het elektronisch banksysteem van Privazorg (productie 4, blz. 4) blijkt dat zij ten aanzien van [ff] op 23 maart 2007 drie betalingen heeft verricht tot een totaalbedrag van EUR 873,56 (207,10 + 207,10 + 459,36). Op blz. 7 van productie 4 is vermeld dat Privazorg op 23 maart 2007 in totaal EUR 88.157,51 aan First Line heeft betaald, inclusief voormeld bedrag van EUR 873,56. Uit de laatste bladzijden van productie 5 blijkt dat Privazorg op 23 maart 2007 in totaal EUR 254,487,53 heeft betaald en dat daarvan EUR 88.157,51 betrekking had op betalingen aan First Line. Privazorg heeft voorts bij productie 5 overgelegd een bankafschrift waaruit blijkt dat zij op 23 maart 2007 in totaal EUR 254,487,53 heeft overgemaakt. First Line heeft geen enkel stuk overgelegd op grond waarvan aan de juistheid van de door Privazorg in dit verband overgelegde stukken zou moeten worden getwijfeld. Ook ten aanzien van de overige in 4.11 genoemde personen kunnen de betalingen aan de hand van producties 4 tot en met 12 worden herleid. De rechtbank concludeert dan ook dat is komen vast te staan dat Privazorg deze facturen heeft betaald en dat de vordering van First Line, voor zover deze betrekking heeft op die facturen, moet worden afgewezen.
Verweer e): niet dan wel te laat ontvangen facturen
4.14. Privazorg betoogt dat zij een aantal facturen waarvoor First Line thans vergoeding vordert niet heeft ontvangen. Het gaat om facturen met betrekking tot [ee] (EUR 111,-- - factuurnummers 1423 en 1424), [ll] (EUR 180,63), [mm] (EUR 536,48), [U] (EUR 353,49) en [nn] (EUR 152,40). Volgens Privazorg hoeft zij deze facturen niet te betalen nu zij deze niet heeft ontvangen. Ten aanzien van één factuur voor [ee] ter hoogte van eveneens EUR 111,-- (factuurnummer 1422) betoogt Privazorg dat zij deze niet hoeft te betalen omdat zij die factuur ruim drie maanden na de zorgverlening heeft ontvangen en zij voor deze huishoudelijke verzorging alleen dan recht heeft op vergoeding van de gemeente indien zij deze binnen twee maanden na de zorgverlening declareert.
4.15. De rechtbank verwerpt deze verweren van Privazorg. De facturen betreffen zorg die door First Line in opdracht van Privazorg aan zorgbehoevenden is verleend. Gesteld noch gebleken is dat genoemde personen op grond van het voor hen toepasselijke indicatiebesluit geen recht (meer) hadden op deze zorg. Evenmin is gesteld noch gebleken dat First Line de door haar gefactureerde zorg niet heeft verleend. Als opdrachtgever dient Privazorg deze zorg te vergoeden en de vraag of zij de desbetreffende facturen heeft ontvangen behoeft dan ook geen beantwoording. Met betrekking tot factuurnummer 1422 ([ee]) overweegt de rechtbank voorts dat gesteld noch gebleken is dat First Line wist dan wel behoorde te weten dat Privazorg met betrekking tot die zorg binnen twee maanden bij de desbetreffende gemeente een vergoeding diende te declareren. Voor niet-betaling van die factuur bestaat dan ook geen grond.
4.16. Ten aanzien van één factuur, waarvan Privazorg stelt dat zij deze niet heeft ontvangen en niet hoeft te betalen, luidt het oordeel van de rechtbank anders. Het betreft zorgbehoevende [oo] (factuurnummer 1380 ter hoogte van EUR 140,--). Privazorg heeft reeds bij conclusie van antwoord betoogd dat zij ten aanzien van [oo] enkele originele facturen nooit heeft ontvangen. Later ontving zij van First Line per fax kopieën, waaronder de facturen met nummers 1379 en 1381. Een kopie van de factuur met nummer 1380 zat daar echter niet bij. Op de exemplaren van de facturen met nummers 1379 en 1381 die door First Line aan de rechtbank zijn overgelegd staat bij de naam [oo] vermeld “WMO PGB”.
4.17. De vermelding “WMO PGB” suggereert dat de facturen 1379 tot en met 1381, derhalve ook factuur 1380, huishoudelijke verzorging betreft, voor de vergoeding waarvan [oo] is aangewezen op een persoonsgebonden budget. First Line heeft deze onduidelijkheid niet opgehelderd, hoewel zij daartoe wel in de gelegenheid is geweest. Dientengevolge oordeelt de rechtbank dat First Line haar vordering ten aanzien van [oo] (EUR 140,--) onvoldoende heeft onderbouwd.
4.18. De rechtbank concludeert dat Privazorg ter zake van de niet ontvangen facturen in totaal EUR 1.445,-- (het totaal van de in 4.14 vermelde bedragen) dient te betalen.
Verweer f): zorg is niet verleend
4.19. Privazorg betoogt dat zij enkele facturen niet hoeft te betalen omdat de daarop gedeclareerde zorg niet door First Line is verleend. Het betreft EUR 1.162,40 ten aanzien van [K] (factuur 864) respectievelijk EUR 1.678,89 ten aanzien van [X].
4.20. Voor [K] verwijst de rechtbank naar hetgeen zij heeft overwogen met betrekking tot verweer a) onder 4.6.
4.21. Met betrekking tot [X] vordert First Line EUR 1.678,89. Privazorg betoogt dat zij alle op deze cliënte betrekking hebbende facturen heeft betaald, met uitzondering van de facturen 714 tot en met 717 en 954 tot en met 957. Hoewel Privazorg die facturen aanvankelijk wel had betaald beklaagde [X] zich bij Privazorg erover dat First Line haar gedurende week 9 tot en met 16 van 2007 geen zorg had geleverd. Naar aanleiding van deze klachten heeft Privazorg contact opgenomen met First Line (een werknemer genaamd [pp]), die toen meedeelde dat [X] gelijk had en dat zij het van Privazorg ontvangen bedrag zou afboeken van de hiervoor vermelde factuurnummers en zou toerekenen aan andere facturen van First Line. Naar aanleiding van dit verweer betoogt First Line dat [pp] pas in week 23 van 2007 bij haar in dienst is getreden en dat er met haar dus geen contact kan zijn geweest over niet verleende zorg in de periode van week 9 tot en met 16. In reactie daarop stelt Privazorg dat [X] pas enkele maanden na week 16 heeft geklaagd. De rechtbank stelt vast dat First Line, hoewel zij daartoe de gelegenheid heeft gehad, niet heeft weersproken dat zij in week 9 tot en met 16 geen zorg aan [X] heeft verleend. Voor niet verleende zorg heeft First Line uiteraard geen recht op een vergoeding. Dientengevolge concludeert de rechtbank dat de vordering met betrekking tot [X] moet worden afgewezen.
Verweer g): verrekening in verband met onverschuldigde betaling voor [D]
4.22. Met betrekking tot dit verweer verwijst de rechtbank voor de feiten naar 2.7 tot en met 2.12.
4.23. Privazorg heeft een bedrag van EUR 52.037,46 niet betaald (zie 2.12). Dit bedrag heeft voor EUR 26.113,20 betrekking op uren ten aanzien van [D]. Privazorg betoogt dat de niet door haar betaalde facturen ter hoogte van EUR 26.113,20 dienen te worden aangepast aan het indicatiebesluit van 12 oktober 2005, met als gevolg dat Privazorg ter zake van die facturen slechts EUR 5.508,31 dient te voldoen. Dan resteert een bedrag van EUR 32.488,76 dat Privazorg nog aan First Line verschuldigd is. Voor dit bedrag doet Privazorg een beroep op verrekening omdat zij met betrekking tot [D] EUR 159.642,68 onverschuldigd heeft betaald.
4.24. Kern van dit geschil is de vraag of Privazorg EUR 159.642,68 onverschuldigd heeft betaald. De rechtbank is van oordeel dat van onverschuldigde betaling geen sprake is en overweegt in verband daarmee als volgt. Privazorg heeft aan First Line de opdracht gegeven tot zorgverlening aan [D]. Naar aanleiding van het op 19 januari 2004 afgegeven indicatiebesluit was het partijen duidelijk dat [D] recht had op financiering voor 77 uur zorg per week. Nadat partijen kennis hadden genomen van het op 12 oktober 2005 afgegeven nieuwe indicatiebesluit (en vaststaat dat partijen in ieder geval op 30 maart 2006 van dat besluit kennis hebben genomen) was dit voor geen van beide aanleiding om iets te veranderen. First Line zette het leveren van 77 uur zorg per week aan [D] voort en Privazorg bleef de declaraties met betrekking tot die 77 uur zorg aan First Line betalen. Namens First Line is ter zitting aangevoerd dat zij er op geen enkel moment aan heeft getwijfeld dat [D] ook op basis van het indicatiebesluit van 12 oktober 2005 recht had op financiering voor 77 uur zorg per week. Namens Privazorg is ter zitting aangevoerd dat [D] ernstig ziek was, dat Privazorg het vermoeden had dat het indicatiebesluit van 12 oktober 2005 niet goed was en dat zij verwachtte dat deze indicatie zou worden aangepast. Ook Privazorg ging er derhalve van uit dat [D] ook na 10 oktober 2005 recht had op financiering voor 77 uur zorg per week. Dit was dan ook de reden waarom Privazorg alle declaraties van First Line met betrekking tot [D] over de periode tot en met een week 20 van 2007 volledig heeft betaald.
4.25. Ter zitting is namens Privazorg aangevoerd dat zij later in 2006 (na 30 maart van dat jaar) a[A], werkzaam bij First Line (zie 2.5), heeft gevraagd waar de aangepaste indicatie bleef en dat laatstgenoemde toen heeft geantwoord dat een nieuwe indicatie zou worden afgegeven. Naar aanleiding daarvan is namens First Line betoogd dat [A] na zijn motorongeluk in 2004, waarbij hij hersenletsel heeft opgelopen, nooit meer als aanspreekpunt voor Privazorg heeft gefungeerd en niets meer met indicaties te maken had. Namens Privazorg is voorts ter zitting aangevoerd dat zij eind 2006/begin 2007 aan First Line heeft gemeld dat zij van het zorgkantoor met betrekking tot [D] nog slechts een vergoeding kreeg voor 23 uur zorg per week. Dat dit door Privazorg zou zijn meegedeeld is ter zitting door First Line betwist. Naar het oordeel van de rechtbank kan echter in het midden blijven of genoemde mededelingen zijn gedaan. Van doorslaggevend belang acht de rechtbank de omstandigheid dat Privazorg op geen enkel moment aan First Line heeft duidelijk gemaakt dat zij diende te stoppen met het verlenen van 77 uur zorg per week aan [D], dan wel dat het voor risico van First Line zou komen indien zij zich niet zou beperken tot 23 uur zorg per week. Privazorg heeft geen mededelingen van die strekking aan First Line gedaan en heeft bovendien de betaling van de facturen voor 77 uur zorg per week tot ver in 2007 voortgezet. De door Privazorg aan First Line verstrekte opdracht tot zorgverlening aan [D] strekte zich vanaf het indicatiebesluit van 19 januari 2004 uit tot 77 uur zorg per week en die opdracht heeft Privazorg nooit gewijzigd. De rechtbank concludeert dan ook dat van onverschuldigde betaling geen sprake is en dat aan Privazorg geen beroep op verrekening toekomt.
4.26. Het voorgaande breng mee dat de rechtbank ook het verweer van Privazorg verwerpt, inhoudend dat zij met betrekking tot de niet door haar betaalde facturen ten aanzien van de aan [D] geleverde zorg met ingang van week 21 van 2007 slechts EUR 5.508,31 dient te voldoen. Ter zake van die facturen is Privazorg aan First Line EUR 26.113,20 verschuldigd.
4.27. Samengevat zal de vordering van First Line worden toegewezen tot een bedrag van EUR 60.845,55. Dit bedrag is als volgt samengesteld:
Huishoudelijke verzorging zonder WMO-contract EUR 7.363,09
Niet ontvangen facturen 1.445,--
Niet betaald in verband met beroep op verrekening 52.037,46
Totaal EUR 60.845,55
4.28. De vordering van First Line tot betaling van wettelijke rente vanaf telkens 14 dagen na de datum van de niet-betaalde facturen, is niet door Privazorg betwist. Wel heeft Privazorg betoogd dat zij een aantal facturen niet heeft ontvangen, welk verweer betrekking had op EUR 1.445,--. Gelet op de onderbouwing van Privazorg gaat de rechtbank er vanuit dat zij die facturen inderdaad niet heeft ontvangen. Aangezien First Line deze vordering relateert aan de factuurdata zal deze worden toegewezen in zoverre, dat deze verschuldigd is over EUR 59.400,55 (60.845,55 – 1.445,--).
4.29. Privazorg zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van First Line op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding EUR 85,98
- vast recht 1.745,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punten × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 3.618,98
in reconventie
4.30. De rechtbank verwerpt het betoog van Privazorg dat zij aan First Line EUR 159.642,68 onverschuldigd heeft betaald. In dit verband verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hierboven ten aanzien van de vordering in conventie met betrekking tot verweer g) heeft overwogen. De vordering in reconventie zal derhalve worden afgewezen.
4.31. Privazorg zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van First Line worden begroot op EUR 447,-- (salaris advocaat: 1 punt × factor 0,5 × tarief EUR 894,00).
in conventie
5.1. veroordeelt Privazorg om aan First Line te betalen een bedrag van EUR 60.845,55
(zestigduizendachthonderdvijfenveertig euro en vijfenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over EUR 59.400,55 telkens 14 dagen na de datum van de niet betaalde facturen, tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt Privazorg in de proceskosten, aan de zijde van First Line tot op heden begroot op EUR 3.618,98,
5.3. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5. wijst de vorderingen af,
5.6. veroordeelt Privazorg in de proceskosten, aan de zijde van First Line tot op heden begroot op EUR 447,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom en in het openbaar uitgesproken op
24 februari 2010.