ECLI:NL:RBUTR:2010:BL5051

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
17 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
281748 HARK 10-58
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechters van de meervoudige strafkamer in een strafzaak

Op 17 februari 2010 heeft de Rechtbank Utrecht een beslissing genomen in een wrakingszaak, ingediend door mr. D. Fasseur namens de verzoeker. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechters van de meervoudige strafkamer die de strafzaak tegen de verzoeker behandelden. Tijdens een zitting op 2 februari 2010 had de raadsman van de verzoeker, mr. Fasseur, een verzoek tot wraking ingediend, omdat hij meende dat er sprake was van een schending van de goede procesorde. Dit was gebaseerd op het feit dat de rechters tijdens hun beraadslaging contact hadden gehad met de officier van justitie, wat volgens de raadsman de schijn van partijdigheid opriep.

De rechtbank heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De rechters gaven aan dat het contact met de officier van justitie slechts van organisatorische aard was en dat het contact zeer kort was. De officier van justitie bevestigde deze gang van zaken en benadrukte dat zij het contact had gelegd om een tolk te regelen. De wrakingskamer oordeelde dat, hoewel het onwenselijk is dat er contact is tussen de rechters en de officier van justitie tijdens de beraadslaging, de omstandigheden in deze zaak niet zodanig waren dat er gegronde vrees voor partijdigheid bestond.

De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek ongegrond was en dat de behandeling van de strafzaak voortgezet kon worden. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de griffier werd opgedragen om een afschrift van de beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen. De rechtbank benadrukte het belang van transparantie en het vermijden van schijn van partijdigheid in het strafproces.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK UTRECHT
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 281748 HARK 10-58
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
17 februari 2010
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
raadsman mr. D. Fasseur (hierna: mr. Fasseur),
verzoeker
tegen
mr. [X],
mr. [Y],
mr. [Z],
respectievelijk voorzitter en rechters van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van deze rechtbank te Utrecht.
1. De procedure
1.1. Ter zitting van 2 februari 2010 heeft de meervoudige (straf)kamer van deze rechtbank, samengesteld als voormeld, de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaak onder parketnummer 16/446155-09 behandeld. Ter zitting heeft mr. Fasseur namens verzoeker een verzoek tot wraking gedaan tegen de hiervoor genoemde rechters van de meervoudige strafkamer. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.2. De mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking heeft op 4 februari 2010 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig mr. Fasseur, alsmede de rechters mr. [Y] en mr. [Z]. Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. [officier van justitie]. Mr. [Z] heeft laten weten verhinderd te zijn om de zitting bij te wonen.
1.3. Op de zitting heeft de raadsman van verzoeker zijn verzoek nader toegelicht. De
rechters hebben niet in het wrakingsverzoek berust en hebben eveneens ter zitting hun standpunt toegelicht.
1.4. De officier van justitie heeft gemotiveerd geconcludeerd tot afwijzing van het
verzoek.
1.5. De uitspraak is bepaald op heden.
2. Het verzoek
2.1. Het verzoek strekt tot wraking van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank.
2.2. Mr. Fasseur heeft ter zitting zijn verzoek tot wraking toegelicht. Volgens hem is er sprake geweest van handelen in strijd met de goede procesorde. Van de officier van justitie heeft hij begrepen dat zij tijdens de beraadslaging van de rechters contact met hen heeft gehad. Dat feit alleen al, namelijk dat buiten zijn zicht contact met de op dat moment in raadkamer aanwezige rechters plaatsvindt, roept een schijn van partijdigheid op. Er kan volgens mr. Fasseur op die manier van alles gezegd worden dat voor hem niet te controleren is. Om iedere schijn van partijdigheid te voorkomen zou onder geen enkele omstandigheid gedurende de strafprocedure een contact tussen de behandelend rechters en de officier van justitie buiten het zicht van de raadsman mogen plaatsvinden.
2.3. De rechters hebben toegelicht dat zij zich hadden teruggetrokken voor
beraadslaging over de noodzaak van de aanwezigheid van een tolk en met het oog daarop over het wel of niet voortzetten van de zitting. Op een gegeven moment heeft de officier van justitie op de deur geklopt, de rechters gewezen op de mogelijkheid dat zij via het tolkenbureau van het parket wellicht op korte termijn al een tolk kon regelen en hen gevraagd of dat zinvol zou zijn. Daarop hebben de rechters haar gezegd dat dat goed was. Het contact was dan ook volgens de rechters louter organisatorisch en duurde hooguit 20 tot 30 seconden.
2.4. De officier van justitie bevestigt de door de rechters geschetste gang van zaken. Zij
heeft daarbij benadrukt dat zij degene was die het contact heeft gelegd door op de deur te kloppen. Dit omdat haar te binnen was geschoten dat in een andere zaak op die manier ook via het tolkenbureau op korte termijn ingeschakeld kon worden. Nadat zij was teruggekeerd in de zittingszaal heeft zij de raadsman van verdachte van haar contact met de rechters op de hoogte gebracht.
3. De beoordeling
3.1. Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van (onder meer) de verdachte de rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2. Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm voorts gegeven door artikel 6 Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, dit alles in samenhang met de door de Hoge Raad en de door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien objectief bepaalde feiten of omstandigheden de rechtzoekende grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.3. Niet is gesteld of gebleken dat er in deze zaak aanleiding is voor de vrees dat de rechters subjectief vooringenomen zouden zijn. Ter beoordeling ligt dan ook voor of er objectief bepaalde feiten en omstandigheden zijn die verzoeker grond geven te vrezen dat het de rechters aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.4. Bij de beoordeling van het verzoek gaat de wrakingskamer uit van het volgende. De onderhavige strafzaak werd gelijktijdig - doch niet gevoegd - behandeld met de strafzaken tegen de medeverdachten [A] en [B] (parketnummers 16/711391-07 en 16/711390-07). Blijkens het proces-verbaal hebben de rechters de zitting onderbroken om te beraadslagen over de noodzaak van de aanwezigheid van een tolk voor deze medeverdachten.
3.5. Vast staat dat er in afwezigheid van de raadsman tijdens de beraadslaging van de rechters contact is geweest met de officier van justitie. Voor de raadsman is de inhoud van een dergelijk contact niet te controleren. De wrakingskamer overweegt hieromtrent dat rechters voor ogen dienen te houden dat het, indien de strafkamer zich terugtrekt voor beraadslaging, onwenselijk is (toe te laten) dat de officier van justitie hen benadert buiten het zicht van de raadsman. Ook op zich onschuldige contacten met een officier van justitie kunnen, in deze fase van de behandeling, de indruk wekken dat over inhoudelijke zaken gesproken wordt, waardoor de schijn van partijdigheid gewekt kan worden.
Het had daarom de voorkeur verdiend dat de officier van justitie bijvoorbeeld de bode had verzocht de rechters te benaderen met haar voorstel om een tolk te regelen.
3.6. Het voorgaande brengt evenwel niet mee dat het wrakingsverzoek moet worden toegewezen. In dit geval kan niet worden geconcludeerd dat de door mr. Fasseur aangevoerde feiten en omstandigheden kunnen worden aangemerkt als een uitzonderlijke omstandigheid, die objectief de vrees rechtvaardigt dat het de rechters aan onpartijdigheid heeft ontbroken. De rechtbank acht daarbij van belang dat de duur van het contact uiterst kort was en dat het contact louter een organisatorisch aspect betrof. Dat dit contact zeer kort was en mede gelet daarop geen op de inhoud gericht aspect heeft betroffen of kunnen betreffen, zal voor de raadsman ook kenbaar zijn geweest, daar de officier van justitie direct na het betreffende contact is teruggekomen in de zittingszaal, waar zich op dat moment ook mr. Fasseur bevond, om het tolkenbureau te bellen.
Het verzoek wordt dan ook afgewezen.
4. De beslissing
De rechtbank:
4.1. verklaart het verzoek ongegrond;
4.2. draagt de griffier op een afschrift van deze beslissing toe te zenden aan mr. Fasseur, de betrokken rechters, de officier van justitie mr. [officier van justitie],
de sectorvoorzitter van de sector Strafrecht van deze rechtbank en de president van deze rechtbank;
4.3. bepaalt dat de behandeling van de strafzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J. Sap, voorzitter, mr. M.J. Grapperhaus en
mr. drs. R. in ’t Veld, leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. M.S.D. de Weerd, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2010.