ECLI:NL:RBUTR:2010:BL4530

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/157
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake rechtshulpverzoek en inbeslagname van bewijsstukken in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 29 januari 2010 een beschikking gegeven naar aanleiding van een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door de verdachte, hierna te noemen 'klager', die zich verzette tegen het gebruik van in beslag genomen voorwerpen, waaronder profielafdrukken van sportschoenen en IMEI-nummers van mobiele telefoons, die waren aangetroffen tijdens een doorzoeking in zijn woning. Deze doorzoeking vond plaats op 22 september 2009 in het kader van een internationaal rechtshulpverzoek uit België. Klager stelde dat de afdrukken en gegevens niet aan de Belgische autoriteiten ter beschikking gesteld mochten worden, omdat dit zou kunnen leiden tot oneigenlijk gebruik.

De rechtbank heeft het rechtshulpverzoek beoordeeld en vastgesteld dat het verzoek was gedaan door een bevoegde autoriteit en dat het verzoek gegrond was op het Europees Verdrag inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken. De rechtbank oordeelde dat de Belgische en Nederlandse strafbepalingen in de kern hetzelfde rechtsbelang beogen te beschermen, waardoor voldaan was aan het vereiste van dubbele strafbaarstelling. De rechtbank heeft de verweren van klager en zijn raadsman verworpen, omdat deze verweren niet in deze procedure, maar in de Belgische strafprocedure ingebracht dienden te worden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaard, wat betekent dat de in beslag genomen voorwerpen, waaronder de profielafdrukken en IMEI-nummers, aan de Belgische autoriteiten ter beschikking gesteld mogen worden. De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat er geen belemmeringen van wezenlijke aard waren die zich tegen de inwilliging van het rechtshulpverzoek verzetten. De beschikking werd uitgesproken door de meervoudige raadkamer, onder leiding van voorzitter mr. R.P. den Otter, en de rechters mrs. L.M.G. de Weerd en M.S. Koppert, met mr. D.A. Groenevelt-Timmer als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Lurisnummer: 2009016819
Rekestnummer: 10/157
Beschikking van de meervoudige raadkamer, op het op 29 januari 2010 ter griffie van deze rechtbank ingekomen klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[verdachte],
geboren op [1980] in [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [adres] Utrecht aan de [adres],
hierna te noemen: “klager”.
Raadsman: mr. W.C. den Daas, advocaat te Utrecht.
Het klaagschrift is gericht tegen (het voortduren van) de inbeslagneming en (daarmee kennelijk tevens) over het uitblijven van een last tot teruggave van het inbeslaggenomene aan klager.
De rechtbank heeft kennis genomen van het dossier met het hiervoor genoemde lurisnummer met betrekking tot een uit België afkomstig internationaal rechtshulpverzoek. Ter uitvoering van dit rechtshulpverzoek heeft op 22 september 2009 een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte, gelegen aan de [adres] in Utrecht, waarbij onder meer een vijftal paar schoenen is aangetroffen. Van elk paar schoenen is een profielafdruk gemaakt. In voornoemde woning zijn daarnaast vier mobiele telefoons aangetroffen. De Imei-nummers van deze mobiele telefoons zijn opgenomen in het proces-verbaal met nummer [nummer]. Het beslag ziet op voornoemde profielafdrukken en voornoemd proces-verbaal, zijnde stukken van overtuiging.
De rechter-commissaris heeft de raadkamer (ex artikel 552p lid 2 van het Wetboek van Strafvordering) verzocht om verlof om deze stukken over te dragen aan de officier van justitie zodat zij kan overgaan tot afgifte ervan aan de Belgische autoriteiten.
Het klaagschrift is behandeld in openbare raadkamer op 1 februari 2010.
Gehoord zijn klager, de raadsman van klager en de officier van justitie.
Klager, de raadsman en de officier van justitie hebben ingestemd met behandeling van het klaagschrift in de meervoudige raadkamer van deze rechtbank.
Overweging
Uit artikel 552a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering volgt dat belanghebbenden zich kunnen beklagen over – voor zover hier van belang - het gebruik van in beslag genomen voorwerpen en over het gebruik van gegevens, vastgelegd tijdens een doorzoeking.
De officier heeft zich verzet tegen teruggave aan klager. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het belang van strafvordering zich tegen de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen aan klager verzet.
Ten aanzien van de afdrukken van de zoolprofielen
De rechtbank begrijpt dat klager zich verzet tegen het feit dat er afdrukken zijn genomen van het profiel van vijf paar in beslag genomen sportschoenen, alsmede dat deze afdrukken aan de Belgische autoriteiten ter beschikking worden gesteld. Om te waarborgen dat de afdrukken alsnog voor oneigenlijke doelen kunnen worden gebruikt, stelt klager zich op het standpunt dat de afdrukken aan hem ter beschikking moeten worden gesteld.
De rechtbank overweegt dat zij bij beschikking van heden in de zaak met rekestnummer 09/2009 verlof heeft verleend aan de rechter-commissaris om de afdrukken van de zoolprofielen van bovengenoemde sportschoenen aan de officier van justitie ter beschikking te stellen, opdat deze die kan overdragen aan de verzoekende autoriteiten. Uit deze beschikking volgt dat de afdrukken niet aan klager ter beschikking hoeven te worden gesteld en dat het klaagschrift ongegrond zal worden verklaard.
Ten aanzien van de imeinummers
De rechtbank begrijpt dat verdachte zich verzet tegen het gebruik van gegevens vastgelegd tijdens een doorzoeking, te weten het ter beschikking stellen aan de Belgische autoriteiten van imei nummers die zijn aangetroffen in vier mobiele telefoons in de woning van klager.
De rechtbank stelt vast dat de imeinummers zijn genoteerd ter uitvoering van een rechtshulpverzoek van V. Remy, substituut-procureur des Konings bij de arrondissementsrechtbank te Kortrijk (België) van 11 juni 2009. De officier van justitie kan deze gegevens in beginsel zonder voorafgaand verlof als bedoeld in artikel 552p Sv ter beschikking stellen aan de Belgische autoriteiten.
De rechtbank stelt vast dat het rechtshulpverzoek is gegrond op het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken en de Uitvoeringsovereenkomst van het te Schengen gesloten akkoord betreffende geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen en is gedaan door een daartoe bevoegde autoriteit.
Als uitgangspunt geldt dat, indien het verzoek is gegrond op een verdrag, aan dat verzoek ingevolge art. 552k, eerste lid, Wetboek van Strafvordering zoveel mogelijk het verlangde gevolg dient te worden gegeven. Deze bepaling dient aldus te worden verstaan dat slechts van inwilliging van het verzoek kan worden afgezien indien zich belemmeringen van wezenlijke aard voordoen die voorvloeien uit het toepasselijke verdrag onderscheidenlijk de wet, in het bijzonder art. 552l Sv, dan wel indien door de inwilliging van het rechtshulpverzoek wordt gehandeld in strijd met fundamentele beginselen van Nederlands strafprocesrecht.
De rechtbank stelt vast dat het rechtshulpverzoek is gedaan met het oog op de waarheidsvinding in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. Niet is gebleken dat andere motieven aan het verzoek ten grondslag liggen.
Hoewel ten aanzien van de imeinummers geen sprake is van inbeslagneming, zal de rechtbank de desbetreffende bepalingen overeenkomstig toepassen op het vastleggen van imeinummers tijdens een huiszoeking. Uit artikel 552o, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volgt dat aan een buitenlands verzoek tot inbeslagneming slechts kan worden voldaan als het feit in verband waarmee de rechtshulp is gevraagd, ware het in Nederland begaan, tot inbeslagneming had kunnen leiden en bedoeld feit voorts aanleiding had kunnen geven tot uitlevering aan de verzoekende staat.
Blijkens het rechtshulpverzoek zijn de volgende Belgische strafbepalingen uit het Belgische Wetboek van Strafrecht van toepassing: artikel 461, 467, eerste en tweede lid, 484, 585 en 486, waarop een gevangenisstraf van 5 tot 10 jaren is gesteld.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële feiten omschreven in het rechtshulpverzoek vallen onder de Nederlandse strafbepalingen van de artikelen 310 en 311, eerste lid, aanhef en onder 4 en 5, van het Wetboek van Strafrecht waarop een gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren is gesteld. De rechtbank is van oordeel dat voornoemde Belgische en Nederlandse artikelen in de kern hetzelfde rechtsbelang beogen te beschermen. Daarmee is voldaan aan het vereiste van dubbele strafbaarstelling. Tevens is voldaan aan het minimale strafmaximum.
Gelet op het hiervoor gestelde en ook overigens is niet gebleken van enige belemmering van wezenlijke aard. De rechtbank zal de verweren die de raadsman heeft aangevoerd ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de betreffende poging tot diefstal in België verwerpen, nu deze verweren niet in deze procedure, maar in de Belgische strafprocedure dienen te worden ingebracht.
Gezien het voorgaande, zal de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaren.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beklag ongegrond.
Aldus gedaan door mr. R.P. den Otter, voorzitter en mrs. L.M.G. de Weerd en M.S. Koppert, rechters, bijgestaan door mr. D.A. Groenevelt-Timmer als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 15 februari 2010.