vonnis
RECHTBANK UTRECHT
269981 / HA ZA 09-156310 februari 2010
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 269981 / HA ZA 09-1563
Vonnis in incident van 10 februari 2010
1. [eiser],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres],
wonende te [woonplaats],
eisers in conventie in de hoofdzaak,
verweerders in reconventie in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. R. Bagasrawalla,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GROMO B.V., h.o.d.n. GROMO B.V. PARKETMEESTER MAARSEN B.V.,
gevestigd te Maarssen,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. K. van der Leij.
Partijen zullen hierna [eisers] en Gromo genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
• de dagvaarding;
• de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie tevens houdende de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring;
• de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De feiten in de hoofdzaak en in het incident
2.1. Partijen hebben op of omstreeks oktober 2007 een overeenkomst gesloten waarbij Gromo zich heeft verbonden tot het leveren en leggen van een vloer in het woonhuis van [eisers]
2.2. Gromo heeft de vloer in mei 2008 gelegd en [eisers] heeft de daarop betrekking hebbende nota's aan Gromo voldaan.
2.3. Na het leggen van de vloer is deze op een aantal plaatsen omhooggekomen. Hierop was Gromo bereid de vloer te herstellen/vervangen maar niet om de door [eisers] gestelde schade te vergoeden. Partijen hebben hierover diverse malen, waaronder in de hierna weergegeven brieven, met elkaar gecorrespondeerd.
2.4. Op 11 februari 2009 heeft Gromo aan [eisers] (onder meer) het volgende geschreven:
'(…).
Ons voorstel d.d. 30 januari doet recht aan datgene wat in de opdracht en algemene voorwaarden is overeengekomen.
(…).
Het moge duidelijk zijn dat wij bij ons eerdere voorstel blijven.
Mocht u zich onverhoopt niet met ons standpunt kunnen verenigen dan kunt u conform artikel 13 van de overeengekomen levervoorwaarden een klacht indienen bij de klachtencommissie , Parketmeester , Postbus 55, 3880 AB Putten
Wij wijzen u erop dat alsdan geen rechten ontleent kunnen worden aan ons coulance voorstel met betrekking tot de container.
Vertrouwende u hiermede naar behoren te hebben geïnformeerd en in afwachting van het definitief maken van de hersteldata, (…).'
2.5. Bij brief van 2 maart 2009 heeft (de rechtsbijstandverzekeraar van) [eisers] (onder meer) het volgende aan Gromo bericht:
'(…).
Uit de met u gevoerde correspondentie maak ik op dat u de gebreken erkent en hebt aangeboden de vloer opnieuw te leggen. Evenwel, ten aanzien van de door cliënten geleden c.q. te lijden bijkomende schade geeft u aan zich niet verplicht te voelen tot vergoeding over te gaan. Waar u één en ander op baseert wordt echter niet duidelijk.
(…).
U verwijst naar art. 13 van uw algemene voorwaarden en verzoekt cliënten de zaak voor te leggen aan de Klachtencommissie Parketmeesters. Uit die voorwaarden (die overigens vrijwel onleesbaar zijn) maak ik niet op dat cliënten gehouden zouden zijn die commissie bij uitsluiting van de burgerlijke rechter te benaderen. Cliënten geven, het is immers een interne klachtencommissie, de voorkeur aan de burgerlijke rechter. Dit indien het onverhoopt tot een procedure zou moeten komen.
(…).'
2.6. Hierna hebben partijen nog enkele malen met elkaar gecorrespondeerd maar over vergoeding van de door [eisers] gestelde schade geen overeenstemming kunnen bereiken.
2.7. Op de overeenkomst tussen partijen zijn de Algemene Voorwaarden voor consumenten van de Coöperatie Parketmeesters U.A. (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing.
2.8. In artikel 13 van de algemene voorwaarden is onder het kopje 'Geschillen en klachtenregeling' (onder meer) het volgende opgenomen:
'Alle geschillen of klachten van een opdrachtgever die voortvloeien uit de door een lid van ons met een opdrachtgever gesloten overeenkomst, dienen in eerste instantie te worden voorgelegd aan de Klachtencommissie Parketmeesters, indien dit schriftelijk door ons of ons betreffende lid aan de opdrachtgever is meegedeeld. Binnen één maand nadat door ons of ons desbetreffende lid schriftelijk op dit beding een beroep is gedaan, kan de opdrachtgever zich evenwel wenden tot de volgens de wet bevoegde rechter. Teneinde ontvankelijk te zijn in zijn klacht dient de opdrachtgever zijn klacht binnen zes weken na het ontstaan schriftelijk in te dienen bij het lid waarmee hij een overeenkomst heeft gesloten. (…).'
3. De beoordeling in het incident
3.1. Gromo vordert in het incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen. Zij wijst op de geschillen en klachtenregeling in artikel 13 van de algemene voorwaarden. Nu zij op 11 februari 2009 [eisers] bij brief heeft verzocht zijn klacht ter kennis te brengen aan de Klachtencommissie Parketmeesters U.A. en [eisers] bij brief van 2 maart 2009 dit verzoek heeft afgewezen, is de termijn om het geschil ter kennis te brengen aan de bevoegde burgerlijke rechter thans vervallen. Ingevolge de vervaltermijn opgenomen in artikel 13 van de algemene voorwaarden diende [eisers] immers binnen één maand na ontvangst van de brief van 11 februari 2009 het geschil ter kennis te brengen aan de bevoegde burgerlijke rechter. Nu hij dit heeft nagelaten, dient hij thans in zijn vordering niet ontvankelijk te worden verklaard, althans dient de rechter zich onbevoegd te verklaren van de vordering kennis te nemen, aldus Gromo.
3.2. [eisers] voert primair als verweer aan dat artikel 13 van de algemene voorwaarden nietig dan wel vernietigbaar is en hij roept de vernietigbaarheid daarvan in wegens strijdigheid met de wet. Vast staat dat sprake is van een consumentenkoop en in dat kader is sprake van dwingend recht. Aan [eisers] komt het recht toe schadevergoeding van Gromo te vordering. Dit recht wordt beperkt of uitgesloten doordat Gromo in de algemene voorwaarden de clausule heeft opgenomen dat [eisers] het geschil binnen een korte periode voor de rechter moet brengen, bij gebreke waarvan dit recht komt te vervallen. Dit is in strijd met het bepaalde in artikel 7:6 BW, waardoor dit artikel van de algemene voorwaarden als niet geschreven dient te worden beschouwd, aldus [eisers] Subsidiair voert hij aan dat artikel 13 onredelijk bezwarend in de zin van artikel 6:237h BW.
3.3. De rechtbank overweegt als volgt. De tussen partijen gesloten overeenkomst betreft het leveren en het leggen van een vloer. Deze overeenkomst heeft een element van koop en een element van aanneming van werk in zich. Vast staat dat [eisers] niet en Gromo wel handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Met betrekking tot het element koop is dus sprake van consumentenkoop. Met betrekking tot het element aanneming van werk geldt het bepaalde in artikel 7:5 lid 4 BW. Daarin is bepaald dat indien de te leveren roerende zaak nog tot stand moet worden gebracht en de overeenkomst krachtens welke deze zaak moet worden geleverd voldoet aan de omschrijving van artikel 7:750 BW (aanneming van werk), de overeenkomst mede als een consumentenkoop wordt aangemerkt.
[eisers] beroept zich dus terecht op de dwingendrechtelijke (consumentenkoop) bepaling van artikel 7:6 BW. Door de termijnstelling waarbinnen [eisers] volgens artikel 13 van de algemene voorwaarden zijn geschil voor de rechter dient te brengen, wordt zijn recht tot het vorderen van schadevergoeding beperkt. Nu ingevolge artikel 7:6 BW deze beperking niet is toegestaan, slaagt zijn beroep op de vernietigbaarheid van het beding in artikel 13 in de algemene voorwaarden.
3.4. Dit betekent dat Gromo zich niet op het beding kan beroepen, zodat haar incidentele vordering wordt afgewezen en de rechtbank zich bevoegd acht van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen.
3.5. Gromo zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op EUR 452,00 (1 punt x tarief EUR 452,00) voor salaris advocaat.
4. De beoordeling in de hoofdzaak
4.1. De rechtbank zal een comparitie bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Daarbij kan de mogelijkheid van doorverwijzing naar een mediator aan de orde komen.
4.2. De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
4.3. De behandeling van de zaak ter comparitie zal in beginsel de volgende onderwerpen bevatten. De rechter zal beginnen met een aantal formaliteiten. Vervolgens zal de rechter zo nodig vragen stellen over de feiten en over de standpunten van partijen waarin inzicht moet bestaan om tot een oordeel te kunnen komen.
4.4. In beginsel zal ter comparitie niet de gelegenheid worden geboden om te pleiten, waarbij onder pleiten wordt verstaan het juridisch beargumenteren van de zaak aan de hand van een voorbereide, uitgeschreven pleitnotitie.
4.5. Op de comparitie zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan hoe de verdere gang van de procedure moet zijn. Daarbij kan ook aan de orde komen of een schikking (al dan niet op onderdelen) mogelijk is. De zitting eindigt met een aantal formaliteiten.
in het incident
5.1. wijst het gevorderde af,
5.2. veroordeelt Gromo in de kosten van het incident, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op EUR 452,00,
in de hoofdzaak
5.3. beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. R.J. Praamstra in het gerechtsgebouw te Utrecht aan Vrouwe Justitiaplein 1 op vrijdag 26 maart 2010 van 9.00 uur tot 11.00 uur,
5.4. bepaalt dat [eisers] dan in persoon aanwezig moet zijn en dat Gromo dan vertegenwoordigd moet zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
5.5. bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank ter attentie van de secretaresse (mevrouw H. Alberts kamer A.2.16) - om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op de hiervoor genoemde zittingsdatum.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2010. PvT