Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 269585 / HA ZA 09-1483
Vonnis van 3 februari 2010
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OIII ARCHITECTEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.J.A. van Dijk,
de stichting
STICHTING WOONBELANGEN WEIDEGEBIED,
gevestigd te Woerden,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. N.C. van Eck.
Partijen zullen hierna OIII en SWW genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 september 2009;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende vermeerdering van eis;
- het proces-verbaal van comparitie van 17 december 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. In de gemeente Woerden wordt op het terrein van een voormalige varkensboerderij door SWW een woon-zorgcomplex gerealiseerd. De plannen omvatten de bouw van ouderenwoningen in de voormalige varkensschuur (ook wel genoemd “de zorgboerderij”), “wellnessvoorzieningen”, zorghotelplaatsen, een landgoed en een golfbaan. De locatie wordt door partijen zowel met “Hoogland” als met “De Bloklanden” aangeduid.
2.2. Vanaf maart/april 2005 hebben tussen diverse betrokkenen bij dit project, onder wie partijen, besprekingen plaatsgevonden. In 2006 heeft SWW OIII mondeling opdracht gegeven tot het maken van een structuurplan/schetsontwerp (door partijen ook wel afgekort tot “SO”) voor de ouderenwoningen. Tijdens een bijeenkomst van partijen op 13 juni 2006 heeft OIII het schetsontwerp aan SWW overhandigd.
2.3. Bij brief van 13 juni 2006 schreef OIII aan SWW:
In vervolg op de laatste bespreking en jullie verzoek een kostenopgave te doen voor de Structuurplanfase (SO) van het onderdeel zorgwoningen in de voormalige vleesvarkensschuur van de boerderij Hoogland ontvang je hierbij onze aanbieding.
Werkzaamheden
OIII architecten verricht de volgende werkzaamheden:
1. Globale ideevorming en structuurplanschetsen van mogelijke modellen en aantallen woningen, plus overleg hierover;
2. Schetsmatige uitwerking van het gekozen model middels een vlekkenplan met globale plattegronden, plaatsing van functies, plus overleg hierover;
3. Bovengenoemde werkzaamheden resulteren in een fasedocument zijnde enkele presentabele A3 bladen met oppervlakte gegevens van de diverse functies;
4. het SO dient als basis voor het door Zuwe in overleg met SWW vast te stellen Programma van Eisen en het Voorlopig Ontwerp.
Vergoeding
(…)
De bovengenoemde werkzaamheden zijn geraamd op totaal 100 uur. Het gemiddelde uurtarief voor deze fase bedraagt EUR 80,-- zodat de kosten voor deze fase worden geraamd op EUR 8.000,-- exclusief BTW en exclusief 8% onkosten.
Bij doorgang van het project zal OIII architecten opdracht verkrijgen voor de vervolgwerkzaamheden.
(…)
[toevoeging rechtbank: de navolgende alinea is de tweede alinea op bladzijde 2]
De werkzaamheden voor de zorgwoningen maken onderdeel uit van het totale plan De Groen Koppeling waar onder andere deel van uitmaken de Wellnessvoorzieningen, zorghotelplaatsen, een landgoed en een golfbaan. OIII architecten heeft in samenwerking met de initiatiefgroep het ontwerp voor het masterplan ontwikkeld van het totale concept, deels middels een eigen voorinvestering. Deze onderdelen zijn landschappelijk en architectonisch onverbrekelijk met elkaar verbonden. Indien deze onderdelen doorgang vinden gaan wij ervan uit dat de vervolgopdracht (m.u.v. het golfbaanontwerp) aan OIII wordt verstrekt.
Wij vertrouwen erop een passende aanbieding te hebben gedaan en verzoeken je een voor akkoord ondertekende kopie van deze brief aan ons te retourneren.
2.4. SWW reageerde door middel van een brief van 14 juni 2006:
Onderwerp: opdracht schetsontwerp Veldwijk/Hoogland
(…)
Hierbij verleent SWW u opdracht voor een “structuurplan” - in uw woorden - en een schetsontwerp voor een nader te bepalen aantal ouderenwoningen in de varkensschuur van de familie Hoogland, in Veldwijk ten oosten van Woerden.
Uw honorarium bedraagt maximaal EUR 8.640,-- inclusief verschotten, exclusief BTW. U kunt declareren op basis van werkelijk bestede tijd en kosten tot het maximum, op basis van de uurtarieven die gevoegd zijn bij uw aanbieding van 13 juni 2006, (…). Wij gaan ervan uit dat dit honorarium verrekend wordt met een honorarium voor voorlopig ontwerp en volgende fasen, wanneer SWW daartoe opdracht mocht geven.
Ten aanzien van het gestelde in de 2e alinea van de 2e bladzijde van uw brief van 13 juni 2006 moeten wij opmerken dat SWW op dit moment alleen opdracht kan verlenen voor de varkensschuur. Wij zien voordelen in een gecombineerde opdracht, doch SWW is niet in staat dat op te leggen aan andere betrokkenen. Verder zal dit afhangen van de haalbaarheid.
(…)
Deze brief wordt u in tweevoud toegestuurd en vragen u om 1 getekend exemplaar in de bijgevoegde antwoordenvelop te retourneren.
2.5. OIII heeft laatstgenoemde brief ondertekend en aan SWW geretourneerd.
2.6. Op 6 september 2006 zond OIII een factuur aan SWW waarop het volgende stond vermeld:
Hierbij brengen wij u 50% van het honorarium volgens het afgesproken bedrag in rekening:
Honorarium EUR 4.320,00
19% BTW EUR 820,80
totaal factuurbedrag EUR 5.140,80
Deze factuur is door SWW betaald.
2.7. In januari 2007 gaf SWW aan OIII de opdracht diverse tekeningen te maken in verband met de grond die aan SWW overgedragen zou worden. OIII heeft deze tekeningen gemaakt op 19 januari 2007 en deze vervolgens aan SWW verstrekt.
2.8. SWW heeft een bouwkostendeskundige, VGG B.V. (hierna: “VGG”), opdracht gegeven een kostenbegroting te maken van het project. In verband met deze opdracht ontving OIII van VGG een schetsontwerp-raming d.d. 22 januari 2007. In die raming is SWW als opdrachtgever vermeld en OIII als architect. Met medeweten van SWW heeft OIII ten behoeve van het opstellen van de kostenbegroting op 25 januari 2007 gegevens aan VGG verstrekt.
2.9. In januari en februari 2007 vonden diverse besprekingen plaats tussen OIII, SWW en de aannemer van het project. OIII was bij die besprekingen aanwezig op verzoek van SWW. Tijdens die besprekingen lichtte OIII haar werkzaamheden toe en dacht zij mee over het toekomstig verloop van het project.
2.10. Eind 2007/begin 2008 vond een bespreking plaats tussen [A], directeur van OIII (hierna: “[A]”), en [B], directeur van SWW (hierna: “[B]”). Laatstgenoemde deelde toen mee dat SWW van plan was om drie architecten uit te nodigen om een offerte te maken voor het voorlopig ontwerp van het project.
2.11. Bij brief van 14 maart 2008 deelde SWW het volgende aan OIII mee:
SWW heeft Timpaan Projectontwikkeling opdracht gegeven de ontwikkeling van landgoed De Bloklanden ter hand te nemen. Uitgangspunt daarbij is het realiseren van circa 48 zorgappartementen en de aanleg van een landgoed. Voor de verdere uitwerking worden meerdere varianten naast elkaar gezet. Op basis van een nader programma van eisen dat samen met Zuwe Zorg zal worden opgesteld zullen wij tot een architectenselectie komen. Dat zal een keuze zijn waarvoor meerdere architecten gevraagd zal worden een schetsontwerp te maken. Zoals ik hier al eerder mondelinge meegedeeld zal OIII één van de partijen zijn die uitgenodigd zal worden.
2.12. Bij brief van 24 april 2008 heeft Timpaan Projectontwikkeling OIII uitgenodigd een offerte uit te brengen voor de verdere ontwikkeling van het project. Naar aanleiding hiervan heeft OIII bij brief van 14 mei 2008 een offerte aan SWW uitgebracht. Voorts schreef OIII in deze brief:
Tot slot herinneren wij u aan uw opdracht d.d. 14 juni 2006 (overeenkomstig onze aanbieding van 13 juni 2006) voor het structuurplan van dit project, waarbij is overeengekomen dat bij doorgang van het project de ontwerpwerkzaamheden aan OIII zullen worden gegund (…). Wij begrijpen uit een brief van Timpaan dat aan drie architectenbureaus een offerte is gevraagd, maar we gaan ervan uit dat u de gemaakte afspraken na zult komen.
2.13. In een brief van 6 juni 2008 deelde Timpaan Projectontwikkeling aan OIII mee:
Uw offerte was niet de meest concurrerende.
2.14. Bij brief van 19 juni 2008 deelde OIII aan SWW mee dat zij bereid was de offerte met haar te bespreken en mogelijke aanpassingen in een herziene offerte aan te bieden. Dit aanbod is door SWW afgewezen.
2.15. Op voorwaarde dat het project ook daadwerkelijk kan worden gerealiseerd heeft SWW aan een andere architect toegezegd dat deze de opdracht voor het vervolgontwerp en de volgende fasen zal krijgen.
2.16. OIII heeft met betrekking tot haar werkzaamheden na juni 2006 drie urenspecificaties overgelegd, waarop - voor zover relevant - respectievelijk staat vermeld:
totaal kosten
Hoogland Wellness 3.880,00
Hoogland Landgoed/Wellness 1.725,00
Hoogland Zorgboerderij 3.255,00
Januari 2007 uren uurtarief
[C] 7 90,00 630,00
[A] 14 125,00 1.750,00
3.1. OIII vordert, uitvoerbaar bij voorraad, samengevat,
a.
Primair: te verklaren voor recht dat SWW onrechtmatig heeft gehandeld jegens OIII en SWW te veroordelen tot vergoeding aan OIII van alle schade die zij hierdoor heeft geleden;
subsidiair: te verklaren voor recht dat SWW tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens OIII en SWW te veroordelen tot vergoeding van alle schade die zij hierdoor heeft geleden;
meer subsidiair: te verklaren voor recht dat SWW de onderhandelingen met OIII onrechtmatig heeft afgebroken en SWW te veroordelen tot vergoeding van alle schade die OIII hierdoor heeft geleden, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dat bedrag vanaf de dag der dagvaarding;
bij toewijzing van het primair, subsidiair of meer subsidiair gevorderde met verwijzing naar de schadestaatprocedure;
Uiterst subsidiair (na vermeerdering van eis): SWW te veroordelen tot betaling van EUR 17.007,67, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW vanaf de dag der dagvaarding;
b.
SWW te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten;
c.
SWW te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de geliquideerde proceskosten indien en voor zover deze niet binnen 14 dagen na het wijzen van het vonnis zijn voldaan, te rekenen vanaf 14 dagen na het wijzen van het vonnis.
3.2. OIII legt aan haar primaire en subsidiaire vorderingen ten grondslag dat SWW in strijd met de contractueel vastgelegde afspraken de opdracht voor het projectontwerp niet aan OIII heeft gegeven. Aan haar meer subsidiaire vordering legt OIII ten grondslag dat zij naar aanleiding van de correspondentie en persoonlijke onderhandelingen in de gerechtvaardigde veronderstelling verkeerde dat SWW haar de opdracht voor het projectontwerp zou verstrekken. Als grondslag voor haar uiterst subsidiaire vordering tot betaling van EUR 17.007,67 voert OIII het volgende aan. Partijen zijn overeengekomen dat OIII het schetsontwerp zou maken voor een totaalbedrag van EUR 10.281,60 (EUR 8.000,-- + EUR 640,-- (8% opslag) = EUR 8.640,-- + 19% BTW). Daarvan heeft SWW de helft betaald, zodat OIII ter zake van deze overeenkomst nog EUR 5.140,80 te vorderen heeft. Na juni 2006 heeft SWW diverse aanvullende opdrachten aan OIII verstrekt. Met betrekking tot deze overeenkomsten dient SWW haar betalingsverplichting tot een totaalbedrag van EUR 11.866,87 na te komen.
3.3. SWW voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.4. SWW vordert, uitvoerbaar bij voorraad, samengevat - veroordeling van OIII tot betaling van EUR 5.385,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 2 september 2009 en met de proceskosten, alsmede met de wettelijke rente over de proceskosten met ingang van 14 dagen na de datum van het vonnis.
3.5. Als grondslag voor deze vordering voert SWW aan dat zij voormeld bedrag onverschuldigd aan OIII heeft betaald.
3.6. OIII voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. Met betrekking tot de primaire en subsidiaire vordering van OIII zal de rechtbank eerst beoordelen of partijen in juni 2006, naast de overeenkomst op grond waarvan OIII het schetsontwerp heeft gemaakt, tevens zijn overeengekomen dat OIII het vervolgontwerp zou mogen maken indien het project daadwerkelijke gerealiseerd zou worden. In verband hiermee overweegt de rechtbank als volgt.
4.2. OIII schreef in haar brief van 13 juni 2006: “ Bij doorgang van het project zal OIII architecten opdracht verkrijgen voor de vervolgwerkzaamheden.” In diezelfde brief heeft OIII SWW verzocht een ondertekende kopie van die brief aan haar te retourneren. Aan dit verzoek heeft SWW echter geen gehoor gegeven. In plaats daarvan gaf zij in haar brief van 14 juni 2006 aan OIII de opdracht voor het maken van een structuurplan/schetsontwerp voor het project voor een honorarium van maximaal EUR 8.640,-- exclusief BTW en schreef zij: “Wij gaan ervan uit dat dit honorarium verrekend wordt met een honorarium voor voorlopig ontwerp en de volgende fasen, wanneer SWW daartoe opdracht mocht geven.” In deze brief is niet door SWW bevestigd dat OIII bij doorgang van het project de opdracht zou verkrijgen voor de vervolgwerkzaamheden. Toch heeft OIII een door haar ondertekend exemplaar van deze brief aan SWW teruggezonden. Gesteld noch gebleken is dat SWW aan OIII mondeling had meegedeeld dat zij, indien het project zou doorgaan, de opdracht voor het voorlopig ontwerp en de volgende fasen aan OIII zou verstrekken. De rechtbank verwerpt dan ook de stelling van OIII, dat SWW met de laatste geciteerde zin bedoelde te zeggen “… wanneer SWW daartoe aan OIII de opdracht mocht geven”. Naar het oordeel van de rechtbank kon OIII uit deze brief niet meer afleiden dan dat zij, wanneer het project zou doorgaan, een kandidaat zou zijn voor het maken van het vervolgontwerp en dat zij, wanneer zij daadwerkelijk de opdracht zou verkrijgen, haar honorarium voor het schetsontwerp zou moeten verrekenen in haar declaraties voor de vervolgwerkzaamheden.
4.3. Met inachtneming van het voorgaande en gelet op de omstandigheden dat SWW de brief van OIII van 13 juni 2006 niet ondertekend aan OIII heeft geretourneerd en partijen in juni 2006 nog in het geheel niet hadden gesproken over eventuele tarieven die OIII ten aanzien van het vervolgontwerp en de volgende fasen zou willen hanteren, hoefde SWW niet te begrijpen dat OIII zou verwachten dat zij de opdracht voor het voorlopig ontwerp en de volgende fasen zou verkrijgen. De omstandigheid dat SWW in haar brief in de tweede alinea van bladzijde twee schreef dat zij op dit moment alleen opdracht kon verlenen voor de varkensschuur, maakt dit niet anders. OIII kon uit deze zin niet meer afleiden dan dat SWW in juni 2006 nog geen opdracht kon geven voor het maken van een structuurplan/schetsontwerp voor andere onderdelen van het project.
4.4. De rechtbank concludeert dat van een overeenkomst, inhoudende dat OIII het vervolgontwerp zou mogen maken indien het project daadwerkelijke gerealiseerd zou worden, geen sprake is. De primaire en subsidiaire vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.
Afgebroken onderhandelingen
4.5. OIII betoogt meer subsidiair dat SWW de onderhandelingen met OIII onrechtmatig heeft afgebroken en daarom alle schade die OIII hierdoor heeft geleden moet vergoeden. Volgens OIII verkeerde zij gerechtvaardigd in de veronderstelling dat SWW haar de opdracht voor het projectontwerp zou verstrekken. SWW neemt het standpunt in dat zij niet gehouden is enige schade van OIII te vergoeden.
4.6. Als maatstaf voor de beoordeling van de schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen geldt dat ieder van de onderhandelende partijen - die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen - vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het totstandkomen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij. Hierbij kan ook van belang zijn of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan, terwijl, in het geval onderhandelingen ondanks gewijzigde omstandigheden over een lange tijd worden voortgezet, wat betreft dit vertrouwen doorslaggevend is hoe daaromtrent ten slotte op het moment van afbreken van de onderhandelingen moet worden geoordeeld tegen de achtergrond van het gehele verloop van de onderhandelingen (Hoge Raad 12 augustus 2005, NJ 2005, 467). In dit arrest heeft de Hoge Raad tevens overwogen dat de hiervoor genoemde maatstaf streng en terughoudend moet worden toegepast.
4.7. SWW betoogt dat zij nooit met OIII heeft onderhandeld over een eventuele vervolgopdracht, zodat van precontractuele aansprakelijkheid geen sprake kan zijn. De rechtbank verwerpt dit verweer. Naar het oordeel van de rechtbank was wel sprake van onderhandelingen over een contract met betrekking tot de vervolgopdracht. Vanaf maart/april 2005 hebben tussen diverse betrokkenen bij dit project, onder wie partijen, besprekingen plaatsgevonden. In juni 2006 heeft SWW OIII opdracht gegeven tot het maken van een schetsontwerp voor de ouderenwoningen. In januari 2007 heeft SWW OIII opdracht gegeven om diverse tekeningen te maken in verband met de grond die aan SWW in verband met dit project overgedragen zou worden. Eveneens in januari 2007 werd OIII benaderd door VGG, de bouwkostendeskundige die in opdracht van SWW een kostenbegroting moest maken van het project. In de schetsontwerp-raming die OIII in verband daarmee van VGG ontving werd OIII expliciet aangeduid als de architect van het project. Daarnaast vonden in januari en februari 2007 diverse besprekingen plaats tussen OIII, SWW en de aannemer van het project. OIII was bij die besprekingen aanwezig op verzoek van SWW. Tijdens die besprekingen lichtte OIII haar werkzaamheden toe en dacht zij mee over het toekomstig verloop van het project. Volgens OIII werd zij in die vergaderingen door SWW gepresenteerd als de architect van het project. SWW heeft dit niet weersproken. Ten slotte kreeg OIII in 2008 van Timpaan Projectontwikkeling namens SWW het verzoek om een offerte uit te brengen voor het vervolgontwerp. Onder deze omstandigheden was naar het oordeel van de rechtbank sprake van onderhandelingen tussen partijen over een contract met betrekking tot het vervolgontwerp. Deze onderhandelingen zijn door SWW afgebroken op het moment dat zij het schriftelijke aanbod van OIII van
19 juni 2008, tot aanpassing van haar offerte, afwees.
4.8. Gelet op de in de vorige alinea genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat SWW er lange tijd aan heeft bijgedragen dat OIII erop mocht vertrouwen dat zij het contract voor het vervolgontwerp zou krijgen. Toen OIII eind 2007/begin 2008 echter van [B], directeur van SWW, vernam dat laatstgenoemde van plan was om drie architecten uit te nodigen om een offerte te maken voor het voorlopig projectontwerp, namen de onderhandelingen een andere wending. Door middel van de brief aan OIII van 14 maart 2008 bevestigde SWW ook nog eens schriftelijk dat zij nog geen keus voor OIII had gemaakt. Hierna volgde het offertetraject, waarin de keus viel op een andere architect. Op het moment van het afbreken van de onderhandelingen, in juni 2008, mocht OIII er dan ook niet meer op vertrouwen dat zij de opdracht zou krijgen.
4.9. OIII heeft een offerte uitgebracht om het vervolgontwerp te maken voor EUR 225.000,--. De architect die de opdracht uiteindelijk heeft gekregen heeft de werkzaamheden aangeboden voor EUR 195.000,--. Gelet op het verschil in de geoffreerde bedragen van EUR 30.000,-- had SWW er een aanzienlijk financieel belang bij om niet met OIII in zee te gaan. Gezien de lange periode van contact tussen partijen pleit tegen SWW dat zij niet is ingegaan op het aanbod van OIII om te praten over verlaging door OIII van haar offerte. Gelet op alle omstandigheden zou een vordering van OIII tot vergoeding van (een deel van) haar kosten gedurende de onderhandelingen, toewijsbaar kunnen zijn. OIII vordert echter een verklaring voor recht dat SWW als gevolg van het afbreken van de onderhandelingen alle schade die OIII hierdoor heeft geleden moet vergoeden. Dit betekent dat OIII het standpunt inneemt dat SWW het zogenoemde positief contractbelang dient te vergoeden. Daaronder wordt verstaan een schadevergoeding waarmee de afbrekende partij de wederpartij in de situatie dient te brengen alsof het contract waarover zij onderhandelden wel tot stand was gekomen. Zoals de rechtbank al heeft overwogen mocht OIII er op het moment van het afbreken van de onderhandelingen niet meer op vertrouwen dat zij de opdracht zou krijgen. Mede gezien de belangen van SWW is de rechtbank met inachtneming van de hierboven weergegeven maatstaf van oordeel dat SWW niet kan worden verplicht tot het vergoeden van schade die het positief contractbelang omvat. De meer subsidiaire vordering van OIII zal dan ook worden afgewezen.
Vorderingen tot nakoming betalingsverbintenissen uit overeenkomsten
4.10. OIII betoogt dat SWW haar betalingsverbintenissen uit diverse overeenkomsten dient na te komen. Met betrekking tot haar werkzaamheden voor het maken van het schetsontwerp vordert OIII een bedrag van EUR 5.140,80 (zie 3.2). Op grond van de prijsafspraak met SWW mocht OIII voor deze werkzaamheden maximaal EUR 10.281,60 (EUR 8.640,-- + 19% BTW) in rekening brengen. De helft van dit bedrag is door OIII op
6 september 2006 gefactureerd. SWW heeft die factuur betaald. OIII betoogt dat het aantal door haar aan het opstellen van het schetsontwerp bestede uren, in combinatie met het overeengekomen uurtarief, zeker uitkomt boven het bedrag van EUR 10.281,60 (inclusief BTW). Tevens voert zij aan dat zij in september 2006 slechts 50% heeft gedeclareerd omdat zij in de veronderstelling verkeerde ook voor de resterende werkzaamheden de opdracht van SWW te hebben gekregen. SWW heeft deze stellingen niet weersproken en de rechtbank concludeert dan ook dat SWW haar verplichting tot betaling van de eerder niet gedeclareerde helft van het overeengekomen bedrag (EUR 5.140,80) dient na te komen.
4.11. OIII betoogt voorts dat zij, nadat zij het schetsontwerp in juni 2006 had gemaakt, aanvullende opdrachten van SWW heeft gekregen. Volgens OIII dient SWW met betrekking tot die werkzaamheden EUR 11.886,87 te betalen. In verband daarmee heeft zij de in 2.16 vermelde urenspecificaties overgelegd. SWW betoogt dat van aanvullende opdrachten geen sprake is en dat de werkzaamheden die OIII na juni 2006 heeft uitgevoerd allen vielen onder de op 14 juni 2006 aan OIII verstrekte opdracht. Dit verweer wordt door de rechtbank verworpen. De in juni 2006 verstrekte opdracht had alleen betrekking op het schetsontwerp/structuurplan, dat eveneens in juni 2006 door OIII aan SWW is verstrekt. Vaststaat dat OIII in januari 2007 in opdracht van SWW tekeningen heeft gemaakt in verband met de grond die aan SWW overgedragen zou worden. SWW heeft niet onderbouwd dat deze kosten voortvloeien uit de in juni 2006 gegeven opdracht tot het maken van het schetsontwerp. De aan deze werkzaamheden verbonden kosten dient SWW dan ook aan OIII te vergoeden.
4.12. De door OIII overlegde urenspecificaties betreffen respectievelijk Hoogland Wellness, Hoogland Landgoed/Wellness en Hoogland zorgboerderij. Op de in januari 2007 door OIII gemaakte tekeningen is vermeld dat deze betrekking hadden op “Hoogland zorgboerderij” (productie 6 bij dagvaarding). Met uitzondering van de opdracht tot het maken van die tekeningen heeft OIII niet aangegeven uit welke opdrachten van SWW haar overige werkzaamheden na juni 2006 hebben bestaan. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen daarom alleen de in januari 2007 door OIII gewerkte uren, zoals blijkend uit de specificatie met betrekking tot Hoogland zorgboerderij, worden toegerekend aan de door SWW verstrekte opdracht tot het maken van de tekeningen in die maand. Dit leidt ertoe dat SWW 21 uur, tot een totaaltarief van EUR 2.380,--, dient te vergoeden (zie eveneens 2.16). Gelet op de tariefafspraak in juni 2006, waarbij partij waren overeengekomen dat OIII bovenop het tarief een kostenopslag van 8% in rekening mocht brengen, zal de rechtbank die opslag ook bij de hier aan de orde zijnde opdracht toepassen. Per saldo dient SWW haar verbintenis tot betaling uit deze overeenkomst derhalve na te komen tot een bedrag van EUR 3.058,78 (2.380 + 190,40 (8%) = 2.570,40 + 19% BTW).
4.13. Samengevat zal de uiterst subsidiaire vordering van OIII worden toegewezen tot een bedrag van in totaal EUR 8.199,58 (5.140,80 + 3.058,78).
4.14. OIII vordert vergoeding van de wettelijke handelsrente op grond van artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek (BW), vanaf de datum van de dagvaarding (26 mei 2009). Deze vordering is niet door SWW weersproken. Aan het wettelijk vereiste van een overeengekomen dag van betaling of van verzonden facturen is ten aanzien van de toegewezen bedragen echter niet voldaan. De rechtbank gaat er vanuit dat de vordering subsidiair strekt tot vergoeding van wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW en zal deze subsidiaire vordering toewijzen.
4.15. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
in reconventie
Onverschuldigde betaling
4.16. SWW vordert veroordeling tot betaling van EUR 5.385,-- op grond van onverschuldigde betaling. Bij conclusie van eis in reconventie heeft zij betoogd dat OIII met betrekking tot de opdracht tot het maken van het schetsontwerp twee termijnen heeft gefactureerd. De tweede termijn betrof volgens haar de factuur van 6 september 2006. SWW stelt zich op het standpunt dat OIII blijkens de door haar overgelegde urenspecificatie ten aanzien van Hoogland zorgboerderij slechts 28 uur heeft besteed aan de opdracht, hetgeen neerkomt op EUR 3.255,--. SWW zou daarom EUR 5.385,-- teveel aan OIII hebben betaald.
4.17. Ter zitting is echter namens SWW verklaard dat OIII met betrekking tot haar werkzaamheden voor het schetsontwerp slechts eenmaal heeft gefactureerd (de factuur van 6 september 2006). Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank hierboven onder” in conventie” heeft overwogen stelt zij tevens vast dat de werkzaamheden van OIII, vermeld op de eerder genoemde urenspecificatie, geen betrekking hadden op het maken van het schetsontwerp in juni 2006. Ten aanzien van die werkzaamheden heeft SWW dan ook niet teveel betaald maar dient zij juist nog EUR 5.140,80 te voldoen. De vordering in reconventie van SWW zal dan ook worden afgewezen.
4.18. SWW zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van OIII worden begroot op EUR 452,-- ter zake van salaris advocaat (2,0 punten × factor 0,5 × tarief EUR 452,00).
5.1. veroordeelt SWW om aan OIII te betalen een bedrag van EUR 8.199,58 (achtduizendhonderdnegenennegentig euro en achtenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 26 mei 2009 tot de dag van volledige betaling,
5.2. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af,
5.5. wijst de vorderingen af,
5.6. veroordeelt SWW in de proceskosten, aan de zijde van OIII tot op heden begroot op EUR 452,00,
5.7. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2010.?