ECLI:NL:RBUTR:2010:BL1475
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst en afwijzing van het verzoek tot ontbinding
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Utrecht op 27 januari 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en Inproba B.V. [verzoeker] had op 22 oktober 2009 een verzoekschrift ingediend om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, omdat hij meende dat er gewichtige redenen waren die een spoedig einde van de arbeidsovereenkomst vereisten. De werkgever, Inproba, had eerder een verzoek ingediend bij UWV Werkbedrijf om toestemming te krijgen voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst, wat leidde tot een procedure waarin [verzoeker] verweer voerde.
De kantonrechter heeft de zaak behandeld op zittingen op 4 december 2009 en 5 januari 2010. Tijdens deze zittingen heeft [verzoeker] zijn standpunten toegelicht, waarbij hij stelde dat de werkgever onterecht verwijten maakte en dat de omstandigheden waren veranderd. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van een opzegverbod en dat [verzoeker] niet arbeidsongeschikt was ten tijde van de mondelinge behandeling.
De rechter heeft geconcludeerd dat de door [verzoeker] aangevoerde redenen voor ontbinding onvoldoende waren om te rechtvaardigen dat de arbeidsovereenkomst op korte termijn moest eindigen. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken, waarbij de kantonrechter de noodzaak benadrukte dat een werknemer de kans moet krijgen zich te verdedigen tegen een beëindiging van de arbeidsovereenkomst.