ECLI:NL:RBUTR:2010:BL0892

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600748-09 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bankoverval met bedreiging en DNA-bewijs

Op 27 januari 2010 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen [verdachte] en [medeverdachte] wegens een gewapende bankoverval op 8 januari 2009 te Bunschoten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met een ander, de ABN Amro Bank heeft overvallen, waarbij een bedrag van €166.180,- werd gestolen. De overval werd gekenmerkt door bedreiging met geweld, waarbij de overvallers met een moker een raam insloegen en bankmedewerkers bedreigden met een pistool. Getuigenverklaringen en DNA-bewijs, dat op verschillende plaatsen in de bank werd aangetroffen, wezen in de richting van de verdachte. De rechtbank achtte de verklaringen van de getuigen en het DNA-bewijs overtuigend en wees het door de verdediging geschetste alternatieve scenario van secundaire overdracht van de DNA-sporen af als ongeloofwaardig. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van vier jaar en legde een schadevergoeding op aan de benadeelde partij, de ABN Amro Bank, ter hoogte van het gestolen bedrag. De rechtbank overwoog dat de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar wogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600748-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 januari 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1980] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in P.I. Utrecht, huis van bewaring locatie Nieuwegein te Nieuwegein,
raadsvrouw mr. P. Figge, advocaat te Amsterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 januari 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De zaak van verdachte is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de zaak van medeverdachte [medeverdachte]. Hierna zullen verdachte en zijn medeverdachte worden aangeduid als [verdachte] en [medeverdachte].
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte]:
- met een ander een gewapende bankoverval heeft gepleegd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangetroffen DNA sporen van [verdachte] op de plaats delict en op de ondersteunende getuigenverklaringen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het ontbreken van voldoende bewijsmiddelen. Nu de verdachte enige betrokkenheid bij de bankoverval ontkent en de vermeende betrokkenheid van [verdachte] slechts is gebaseerd op aangetroffen DNA materiaal is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Daarbij verwijst de verdediging naar een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 19 maart 2009, LJN BH7560. De verdediging verzoekt de rechtbank om verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs vrij te spreken.
Ter zitting verzoekt de verdediging om schorsing van de behandeling ter terechtzitting, teneinde een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) te horen wanneer de rechtbank [verdachte] niet vrijspreekt.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Zij grondt haar overtuiging op de volgende feiten en omstandigheden.
Feiten en omstandigheden
Op 12 januari 2009 heeft [getuige 1] aangifte gedaan van een gewapende overval op de ABN/AMRO-bank te Bunschoten op 8 januari 2009 omstreeks 08:55 uur. Hij verklaart dat twee mannen een raam hebben ingeslagen en het pand hebben betreden. De overvallers hebben geld uit de kluis van de bank weggenomen ten bedrage van €166.180,-.
Getuigen [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5] waren ten tijde van de overval in de bank aanwezig. Getuige [getuige 2] hoorde glasgerinkel en zag twee personen binnenkomen. Zij hoorde één van deze personen schreeuwen: ‘dit is een overval, ga op de grond liggen, anders ga ik schieten’. Getuige [getuige 3] hoorde ook glasgerinkel en hoorde iemand roepen: ‘overval!’. Daarna sloot hij zichzelf en zijn collega’s [getuige 4] en [getuige 5] op in het kashok. Vervolgens hoorde hij een knal en hij zag het veiligheidsglas van het kashok versplinteren. Getuige [getuige 4] hoorde één van de mannen schreeuwen: ‘doe open, doe open, ik heb een pistool’. Getuigen [getuige 4] en [getuige 5] verklaren beiden glasscherven in het kashok te zien vallen. [getuige 4] zag dat de overvallers het raam voorzien van veiligheidsglas probeerden in te slaan. Zij zag dat één van de mannen een moker in zijn handen vast hield.
Ook buiten de bank zijn er getuigen van de overval. Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat zij omstreeks 08:50 uur twee jongens met een grote moker een raam kapot zag slaan aan de achterzijde van de ABN/AMRO-bank. Naast de jongens zag zij een blauwe scooter en een blauwe Fiat Punto met draaiende motor staan. Nadat zij één van de jongens door het gat in het raam zag klimmen, is zij weggerend. Toen zij terugkwam zag zij de twee jongens uit de achterdeur van de bank komen rennen en op de scooter wegrijden. De verklaringen van [getuige 7] en [getuige 8] komen grotendeels overeen met de verklaring van [getuige 6].
DNA
Verbalisant [verbalisant] verklaart dat hij op de vloer in de grote ruimte voor in de bank een voorhamer heeft aangetroffen. Op de steel van deze voorhamer zaten bloedvegen. Ook zijn er bloedvegen aangetroffen op de tussendeur naar het containerhok en op de binnenkant van de achterdeur. Genoemde plaatsen zijn op de vluchtroute van de overvallers gelegen. De bemonsteringen van het bloed aangetroffen op bovenstaande plekken zijn onderworpen aan een DNA-onderzoek en hieruit zijn DNA-profielen verkregen. Van het DNA in de bemonsteringen met het bloed aangetroffen op de tussendeur van het containerhok en de binnenzijde van de achterdeur zijn volledige DNA-profielen verkregen. Van het DNA in de bemonstering met bloed aan de steel van de voorhamer is een DNA-mengprofiel verkregen. Deze DNA-profielen zijn vergeleken met de DNA-profielen uit de DNA-databank. Hieruit is gebleken dat de DNA-profielen verkregen van de bemonsteringen van het bloed op de tussendeur van het containerhok en de binnenzijde van de achterdeur matchen met het DNA-profiel van [medeverdachte]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met deze DNA-profielen is kleiner dan één op één miljard. Uit onderzoek naar het DNA-mengprofiel dat is aangetroffen op de steel van de voorhamer blijkt dat het hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van [verdachte]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit afgeleide DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Het nevenprofiel kan afkomstig zijn van [medeverdachte]. De frequentie van dit nevenprofiel kon niet worden berekend.
Voorts is er bloed aangetroffen op de buitenkant van het raamkozijn. Uit de bemonstering van dit bloed is een DNA-profiel verkregen. Ook dit DNA-profiel bleek te matchen met het DNA-profiel van [medeverdachte]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit afgeleide DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Van het bloed aangetroffen op de binnenzijde van de achterdeur is nog een bemonstering genomen. Van het DNA in de bemonstering is een DNA-profiel verkregen. Uit aanvullend DNA-onderzoek is gebleken dat dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [verdachte]. Ook hier geldt dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit afgeleide DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt vast dat de overval is gepleegd door met behulp van een voorhamer de ruit aan de achterzijde van de bank in te slaan, waarna twee overvallers de bank hebben betreden. Dit volgt uit de aangifte van [getuige 1] en de getuigenverklaring van [getuige 6]. Uit getuigenverklaringen van [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5] blijkt dat de overvallers eenmaal in de bank gedreigd hebben met een pistool te schieten, wanneer de bankmedewerkers de toegangsdeur naar het kashok niet zouden openen. Vervolgens is er met een moker getracht het veiligheidsglas van het kashok in te slaan waarin een drietal medewerkers zich hadden opgesloten. Als gevolg van deze bedreiging heeft [getuige 3] de toegangsdeur van het kashok geopend, waarna de overvallers een bedrag van €166.180,- hebben weggenomen. Ooggetuigen hebben gezien dat de twee overvallers de bank via de achterdeur hebben verlaten en zijn gevlucht op een gereed staande scooter. De rechtbank is van oordeel dat de overvallers zich met deze handelwijze schuldig hebben gemaakt aan bedreiging met geweld met als doel het wegnemen van geld.
De rechtbank overweegt dat er meerdere sporen van [verdachte] zijn aangetroffen in de bank. Zowel op binnenzijde van de achterdeur waardoor de overvallers het pand hebben verlaten, als op de steel van de voorhamer waarmee de achterruit van het pand en het veiligheidsglas in de bank is ingeslagen, is DNA-materiaal aangetroffen. Van beide DNA-profielen is door het NFI vastgesteld dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met deze afgeleide DNA-profielen kleiner is dan één op één miljard. De rechtbank merkt op dat er in deze zaak een verschilpunt is ten opzichte van de zaak waarin de rechtbank Amsterdam uitspraak heeft gedaan en waar de raadsvrouwe naar heeft verwezen. In laatstgenoemde zaak werd het enige belastende bewijs tegen de verdachte gevormd door een enkel DNA spoor. In de zaak van deze verdachte zijn echter meerdere sporen in de bank gevonden die rechtstreeks te herleiden zijn tot de overval en die wijzen in de richting van [verdachte]. De rechtbank hecht geen geloof aan het door de raadsvrouwe geschetste alternatieve scenario van secundaire overdracht. Dit door de raadsvrouwe naar voren gebrachte alternatieve scenario, waarbij de voor de overval gebruikte moker door verdachte op enig moment zou zijn uitgeleend en waarbij bloedsporen van verdachte die zich reeds voor de overval op de moker bevonden bij het plegen van de overval door derden op de plaats delict zijn verspreid, wordt door de rechtbank dermate ongeloofwaardig bevonden, dat zij dit niet kan aanmerken als een reële alternatieve verklaring. Het oordeel van de rechtbank wordt versterkt door het gegeven dat [verdachte] bij de politie niet met een dergelijke verklaring voor de aanwezigheid van zijn DNA-sporen in de bank is gekomen en dit scenario eerst ter zitting naar voren is gebracht.
In de bank zijn niet alleen sporen van [verdachte] aangetroffen. Zowel op het raamkozijn van het ingeslagen raam waardoor de overvallers de bank hebben betreden, als op de tussendeur van het containerhok en de binnenzijde van de achterdeur waardoor de overvallers het pand hebben verlaten, is DNA-materiaal aangetroffen waarvan het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met deze afgeleide DNA-profielen is kleiner dan één op één miljard. Op de steel van de voorhamer is tevens DNA-materiaal aangetroffen dat zeer waarschijnlijk afkomstig is van [medeverdachte]. [medeverdachte] heeft geen verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA-materiaal in de bank. Daarnaast houdt de ter zitting afgelegde verklaring van [medeverdachte] dat het niet zijn bedoeling is geweest om geweld te gebruiken tegen het personeel van de bank, naar het oordeel van de rechtbank een impliciete bekentenis in van zijn betrokkenheid bij de overval.
Op grond van de getuigenverklaringen en het aangetroffen DNA-materiaal van [medeverdachte] en [verdachte] in de bank, komt de rechtbank tot het oordeel dat [verdachte] samen met [medeverdachte] de overval op de bank te Bunschoten heeft gepleegd.
Ten aanzien van het voorwaardelijke verzoek van de raadsvrouwe tot het horen van de getuige-deskundige van het NFI, handhaaft de rechtbank de eerdere afwijzing van dit verzoek door de rechtbank ter terechtzitting van 20 oktober 2009. De rechtbank is van oordeel dat zij, gelet op de inhoud van het dossier, voldoende is voorgelicht en dat toewijzing van het verzoek niet noodzakelijk is.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 8 januari 2009 te Bunschoten, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen EURO 166.180,-, geheel of ten dele toebehorende aan ABN Amro Bank N.V., welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen medewerkers van die ABN Amro, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een andere deelnemer van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, of zijn mededader
-tegen voornoemde medewerkers heeft geschreeuwd "Dit is een overval. Ga op de grond liggen, anders ga ik schieten" en
-met een (voor)hamer/moker een kluisdeur en een ruit heeft vernield en
-tegen voornoemde medewerkers heeft geroepen "Doe open. Doe open. Ik heb een pistool" of woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
- Diefstal in vereniging, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en een andere deelnemer hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen: een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank rekening te houden met straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een voltooide bankoverval in vereniging, waarbij hij bedreiging met geweld niet heeft geschuwd. Deze bedreiging met geweld heeft eruit bestaan dat er in de bank hard op ramen is ingeslagen en dat er personen zijn bedreigd. Daarbij merkt de rechtbank op dat niet alleen het daadwerkelijke gebruik van een pistool, maar ook de enkele dreiging die uitgaat van de gestelde aanwezigheid van een pistool zeer beangstigend is voor de slachtoffers. Bij de overval wordt het gebruik van een voorhamer niet geschroomd. De rechtbank kent in het bijzonder zwaarte toe aan het gebruik van de voorhamer tegen het veiligheidsglas van het kashok waarin zich op dat moment drie bankmedewerkers bevinden, die zich veilig waanden in deze afsluitbare ruimte. Het gevoel van veiligheid op hun werkplek is door deze bedreiging met geweld ernstig aangetast. Dit zijn ernstige feiten waarbij de verdachte en zijn mededader zich uitsluitend hebben laten leiden door hun zucht naar geldelijk gewin.
Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde overval voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, op deze manier snel aan geld te komen.
Daarnaast heeft de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met de zakelijke gevolgen van bankovervallen. Door de overvallen is tevens het gevoel van veiligheid van goederen en het vertrouwen van burgers in het bankwezen aangetast.
Gelet op de ernst van het feit, acht de rechtbank een lange gevangenisstraf op zijn plaats.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij ABN/AMRO-bank vordert een schadevergoeding van € 183.480,38 voor dit feit en voor het tweede feit dat aan [medeverdachte], maar niet aan [verdachte], is ten laste gelegd en betrekking heeft op een poging om een bank in Alblasserdam te overvallen op 4 december 2008.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering benadeelde partij tot een bedrag van EUR 166.180,- hoofdelijk met [medeverdachte], daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Primair verzoekt de verdediging de vordering af te wijzen. De verdediging verzoekt secundair om de vordering af te wijzen, voor zover deze ziet op het weggenomen bedrag bij de bank te Bunschoten. Voor het overige deel verzoekt de verdediging om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, nu de kosten van het schadeherstel aan de bank te Bunschoten niet van eenvoudige aard zijn en niet met facturen zijn onderbouwd. De overige schadeposten zien niet op het aan [verdachte] ten laste gelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 166.180,- een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feit ter zake van materiële schade en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, is verdachte niet gehouden dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
Met betrekking tot het toegekende deel van de vordering van benadeelde partij ABN/AMRO-bank zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Voor wat betreft de onderdelen van de vordering die betrekking hebben op het kantoor van de bank in Alblasserdam wordt de vordering afgewezen nu deze onderdelen betrekking hebben op een niet aan [verdachte] ten laste gelegd feit. Voorts wordt de vordering niet ontvankelijk verklaard nu deze op de overige onderdelen onvoldoende onderbouwd wordt geacht.
8 Het beslag
Onttrekking aan het verkeer
De bij verdachte in beslag genomen peperspray (nr. 5) is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu die hem behoort en van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
Teruggave
De rechtbank gelast dat de volgende in beslag genomen voorwerpen aan verdachte dienen te worden teruggegeven:
- nr. 1, 2, 3, 4 en 6, te weten: 27 sleutels, een zwarte muts, twee zwarte bivakmutsen en een zwarte sjaal.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- wijst af het verzoek van de raadsvrouw tot het horen van de getuige-deskundige van het NFI .
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
- Diefstal in vereniging, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en een andere deelnemer hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij ABN/AMRO-bank van € 166.180,- (honderdzesenzestigduizend en honderdtachtig euro), ter zake van materiële schade.
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- wijst de vordering af voor zover die betrekking heeft op het kantoor van de bank in Alblasserdam.
- verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer ABN/AMRO-bank, € 166.180,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 365 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
- nr. 5: de peperspray
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen:
- nr. 1, 2, 3, 4 en 6: 27 sleutels, een zwarte muts, twee zwarte bivakmutsen en een zwarte sjaal.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.E. Bernini, voorzitter, mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. A. van Maanen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.T. Dezentje, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 januari 2010.