parketnummer: 16/710986-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 januari 2010
[verdachte]
geboren op [1979] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in P.I. Amsterdam, huis van bewaring Het Schouw te Amsterdam,
raadsman mr. J.A. Huibers, advocaat te Amsterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 januari 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De zaak van verdachte is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1]. Hierna zullen verdachte en zijn medeverdachte worden aangeduid als [verdachte] en [medeverdachte 1].
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte]:
Feit 1: met een ander een gewapende bankoverval heeft gepleegd
Feit 2: met een ander een poging tot een gewapende bankoverval heeft gedaan
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle twee de ten laste gelegde feiten heeft begaan. Ten aanzien van het eerste feit baseert de officier van justitie zich op de aangetroffen DNA sporen van [verdachte] op de plaats delict en de ondersteunende getuigenverklaringen.
Ten aanzien van het tweede feit baseert de officier van justitie zich op de voorwerpen die zijn aangetroffen in de bij de overval betrokken personenauto’s en het ontbreken van een plausibele verklaring hiervoor van verdachte. In één van deze auto’s zijn zowel voorwerpen aangetroffen waarvan kan worden vastgesteld dat deze zijn gebruikt bij de poging tot een gewapende bankoverval op de ABN AMRO bank te Alblasserdam, als voorwerpen waarop sporen zijn aangetroffen, waarvan het door het NFI afgeleide DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [verdachte]. De berekende frequentie van het DNA-profiel is één op één miljard.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich voorstellen dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen voor het eerste feit, gelet op de inhoud van het dossier en de ter zitting afgelegde verklaring van [verdachte] dat het niet zijn bedoeling is geweest om geweld te gebruiken tegen het personeel van de bank. De verdediging verzoekt de rechtbank bij de strafmaat rekening te houden met het gegeven dat de slachtoffers van de bankoverval niet gewond zijn geraakt.
Ten aanzien van het tweede feit is de verdediging van mening dat [verdachte] vrijgesproken dient te worden, nu er onvoldoende redengevende feiten en omstandigheden zijn die de betrokkenheid van [verdachte] bij dit feit kunnen vaststellen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan. Zij grondt haar overtuiging op de volgende feiten en omstandigheden.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
Feiten en omstandigheden
Op 12 januari 2009 heeft [getuige 1] aangifte gedaan van een gewapende overval op de ABN/AMRO-bank te Bunschoten op 8 januari 2009 omstreeks 08:55 uur. Hij verklaart dat twee mannen een raam hebben ingeslagen en het pand hebben betreden. De overvallers hebben geld uit de kluis van de bank weggenomen ten bedrage van €166.180,-.
Getuigen [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5] waren ten tijde van de overval in de bank aanwezig. Getuige [getuige 2] hoorde glasgerinkel en zag twee personen binnenkomen. Zij hoorde één van deze personen schreeuwen: ‘dit is een overval, ga op de grond liggen, anders ga ik schieten’. Getuige [getuige 3] hoorde ook glasgerinkel en hoorde iemand roepen: ‘overval!’. Daarna sloot hij zichzelf en zijn collega’s [getuige 4] en [getuige 5] op in het kashok. Vervolgens hoorde hij een knal en hij zag het veiligheidsglas van het kashok versplinteren. Getuige [getuige 4] hoorde één van de mannen schreeuwen: ‘doe open, doe open, ik heb een pistool’. Getuigen [getuige 4] en [getuige 5] verklaren beiden glasscherven in het kashok te zien vallen. [getuige 4] zag dat de overvallers het raam voorzien van veiligheidsglas probeerden in te slaan. Zij zag dat één van de mannen een moker in zijn handen vast hield.
Ook buiten de bank zijn er getuigen van de overval. Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat zij omstreeks 08:50 uur twee jongens met een grote moker een raam kapot zag slaan aan de achterzijde van de ABN/AMRO-bank. Naast de jongens zag zij een blauwe scooter en een blauwe Fiat Punto met draaiende motor staan. Nadat zij één van de jongens door het gat in het raam zag klimmen, is zij weggerend. Toen zij terugkwam zag zij de twee jongens uit de achterdeur van de bank komen rennen en op de scooter wegrijden. De verklaringen van [getuige 7] en [getuige 8] komen grotendeels overeen met de verklaring van [getuige 6].
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het nooit zijn bedoeling is geweest om geweld te gebruiken richting het personeel van de bank.
DNA
Verbalisant [verbalisant] verklaart dat hij op de vloer in de grote ruimte voor in de bank een voorhamer heeft aangetroffen. Op de steel van deze voorhamer zaten bloedvegen. Ook zijn er bloedvegen aangetroffen op de tussendeur naar het containerhok en op de binnenkant van de achterdeur. Genoemde plaatsen zijn op de vluchtroute van de overvallers gelegen. De bemonsteringen van het bloed aangetroffen op bovenstaande plekken zijn onderworpen aan een DNA-onderzoek en hieruit zijn DNA-profielen verkregen. Van het DNA in de bemonsteringen met het bloed aangetroffen op de tussendeur van het containerhok en de binnenzijde van de achterdeur zijn volledige DNA-profielen verkregen. Van het DNA in de bemonstering met het bloed aan de steel van de voorhamer is een DNA-mengprofiel verkregen. Deze DNA-profielen zijn vergeleken met de DNA-profielen uit de DNA-databank. Hieruit is gebleken dat de DNA-profielen verkregen van de bemonsteringen van het bloed op de tussendeur van het containerhok en de binnenzijde van de achterdeur matchen met het DNA-profiel van [verdachte]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met deze DNA-profielen is kleiner dan één op één miljard. Uit onderzoek naar het DNA-mengprofiel verkregen uit het bloed dat is aangetroffen op de steel van de voorhamer blijkt dat het hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte 1] De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit afgeleide DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Het nevenprofiel kan afkomstig zijn van [verdachte]. Van dit nevenprofiel kon de frequentie niet worden berekend.
Voorts is er bloed aangetroffen op de buitenkant van het raamkozijn. Uit de bemonstering van dit bloed is een DNA-profiel verkregen. Ook dit DNA-profiel bleek te matchen met het DNA-profiel van [verdachte]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit afgeleide DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Van het bloed aangetroffen op de binnenzijde van de achterdeur is nog een bemonstering genomen. Van het DNA in de bemonstering is een DNA-profiel verkregen. Uit aanvullend DNA-onderzoek is gebleken dat dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte 1] Ook hier geldt dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit afgeleide DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt vast dat de overval is gepleegd door met behulp van een voorhamer de ruit aan de achterzijde van de bank in te slaan, waarna twee overvallers de bank hebben betreden. Dit volgt uit de aangifte van [getuige 1] en de getuigenverklaring van [getuige 6]. Uit getuigenverklaringen van [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5] blijkt dat de overvallers eenmaal in de bank gedreigd hebben met een pistool te schieten, wanneer de bankmedewerkers de toegangsdeur naar het kashok niet zouden openen. Vervolgens is er met een moker getracht het veiligheidsglas van het kashok in te slaan waarin een drietal medewerkers zich hadden opgesloten. Als gevolg van deze bedreiging heeft [getuige 3] de toegangsdeur van het kashok geopend, waarna de overvallers een bedrag van €166.180,- hebben weggenomen. Ooggetuigen hebben gezien dat de twee overvallers de bank via de achterdeur hebben verlaten en zijn gevlucht op een gereed staande scooter. De rechtbank is van oordeel dat de overvallers zich met deze handelwijze schuldig hebben gemaakt aan bedreiging met geweld met als doel het wegnemen van geld.
De rechtbank overweegt dat [verdachte] met de ter terechtzitting afgelegde verklaring impliciet heeft bekend dat hij één van de overvallers was. Immers, waarom zou [verdachte] een dergelijke verklaring afleggen wanneer hij niets met de overval te maken had?
Op grond van deze door [verdachte] ter zitting afgelegde verklaring, alsmede de getuigenverklaringen en het aangetroffen DNA-materiaal van [verdachte] en [medeverdachte 1] in de bank, komt de rechtbank tot het oordeel dat [verdachte] samen met [medeverdachte 1] de overval op de bank te Bunschoten heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
Feiten en omstandigheden
Aangever [getuige 9] heeft verklaard dat er op 4 december 2008 tussen 17:00 uur en 17:05 uur een poging tot een gewapende overval heeft plaatsgevonden op de ABN/AMRO-bank te Alblasserdam. Op voornoemde datum zijn twee overvallers via de achteringang de bank binnengedrongen. Met gebruik van een moker is de achterdeur geforceerd. In de cliëntenhal van de bank hebben de daders getracht een beveiligd raam boven het cassette-doorgeefluik te forceren.
Dit is niet gelukt, waarna een klant is bedreigd. Met deze klant zijn de daders via een niet afgesloten deur het kasgebied ingegaan.
De getuigen, die aanwezig waren in de bank ten tijde van de overval, bevestigen de aangifte van [getuige 9].
Getuige [getuige 10] verklaart dat hij een harde klap en glasgerinkel achter in het gebouw hoorde en vervolgens twee mannen uit deze richting binnen zag komen. Hij zag dat één van de mannen een moker vasthield. Beide daders droegen zwarte kleding waarbij alleen de ogen onbedekt waren, zij droegen een zwarte sjaal van kin tot neus en over het voorhoofd een zwarte muts. Eén van de daders had een zwarte rugtas bij zich. Beiden betroffen het licht getinte Marokkaanse types.
Getuige [getuige 11] hoorde een harde klap en zag achter haar twee mannen de bank binnen komen. Ze riepen “ga liggen, ga liggen”. Kort daarna zag ze dat één van de mannen met een grote hamer tegen het ruitje achter de balie begon te slaan. Toen het niet lukte riep één van de mannen tegen haar “kom hier”. Hij duwde haar met zijn hand in haar rug in de richting van de kluis en vervolgens de kluis in. [getuige 11] zag een pistool in de hand van de andere man. Eén van de mannen zei: “maak open, maak open” waarop [getuige 11] zei: “wat moet ik doen?” en vervolgens een black out kreeg. De overvallers zijn vervolgens zonder buit weggegaan.
Getuige [getuige 11] heeft voorts verklaard dat de overvaller die haar duwde een lichtgetinte huid had en Nederlands sprak met een Turks/Marokkaans accent.
Getuige [getuige 12] verklaart dat zij een Marokkaanse man van achteruit de bank zag komen lopen die zei: “Dit is een overval, allemaal liggen”. Terwijl hij deze tekst uitte, richtte hij één van zijn armen uitgestrekt naar haar. [getuige 12] hoorde vervolgens geschreeuw vanuit de hoofdkas.
De aangifte en getuigenverklaringen worden ondersteund door camerabeelden met zicht op de steeg achter de Dam te Alblasserdam. Op deze beelden is te zien hoe de overvallers aan komen rijden op een scooter en na korte tijd weer wegvluchten. Te zien is dat op 17:01 uur een scooter met twee personen erop in de richting van de bank rijdt. Deze personen dragen capuchons en hun gezichten zijn bedekt. Om 17:03 uur vertrekken de overvallers op de scooter, beiden hebben een tas bij zich. Van één tas is te zien dat er kennelijk iets zwaars in zit. Door een getuige is vervolgens gezien dat de overvallers van de scooter waren overgestapt in een donkerkleurige personenauto. Op de rijksweg A15 zien agenten een donkerkleurige personenauto (Volkswagen Golf, kenteken [kenteken]) met twee inzittenden - beiden man en met een Marokkaans uiterlijk – in de richting van Rotterdam rijden. Deze auto komt uit de richting van Alblasserdam. Navraag naar het kenteken bij de meldkamer wees uit dat de Volkswagen Golf afkomstig was uit Amsterdam. Omdat het ambtshalve bij de agenten bekend was dat een Marokkaanse groepering uit Amsterdam zich bezig hield met overvallen met dezelfde modus operandi, besloten de agenten deze auto te volgen. In Rotterdam zijn de agenten de auto korte tijd uit het oog verloren. Wanneer zij de auto weer in het zicht hebben, zien de verbalisanten op het trottoir een persoon druk gebarend richting een brandgang wijzen. Bij aanhouding van de Volkswagen Golf blijkt alleen de bestuurder nog in de auto te zitten. Dit betreft [medeverdachte 2]. Hij wordt vervolgens aangehouden. Op 11 december 2009 heeft [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris verklaard niet meer te weten wie bij hem in de auto zat en is uitgestapt voordat hij werd aangehouden op 4 december 2008. Hij verklaart voorts wel te weten dat het in ieder geval niet [medeverdachte 1] en [verdachte] waren. Op 12 december 2009 verklaart [medeverdachte 2] in het geheel niet meer te weten wie er uit de auto is gestapt; hij weet dus ook niet of dat [medeverdachte 1] of [verdachte] is geweest. Op 16 juni 2009 is [medeverdachte 2] veroordeeld voor de poging tot overval van de ABN/AMRO-bank in Alblasserdam. Deze beslissing is thans onherroepelijk.
In de Volkswagen Golf worden bij de aanhouding van [medeverdachte 2] onder andere de volgende voorwerpen aangetroffen:
- twee zwarte handschoenen in het dashboardkastje;
- een zwarte jas in de kofferbak, met in de jaszakken twee sleutelbossen en een GSM telefoon (Imei-nummer [nummer]) waaruit de batterij is verwijderd;
- een personenautosleutel van het merk Audi in een afgesloten vakje tussen de twee zonnekleppen aan de bovenzijde van de auto.
Deze voorwerpen worden in beslag genomen en onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Uit dit onderzoek komt naar voren dat het DNA-profiel van een bemonstering van de in het dashboardkastje van de Volkswagen Golf aangetroffen handschoenen matcht met het DNA-profiel van [verdachte]. De berekende frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
De simkaart welke in de GSM zat bleek het telefoonnummer [nummer] te hebben.
Uit een door de politie opgevraagd historisch overzicht van het Imei-nummer van deze GSM, bleek dat er in de periode 28 november 2008 tot en met 4 december 2008 om 14:04 uur middels twee simkaarten veelvuldig contact was geweest met een telefoonnummer dat bleek toe te behoren aan [X]. Op 8 januari 2009 verklaart deze [X] bij de politie dat zij gedurende voornoemde periode telefonische contacten had met een Marokkaanse jongen die zij kende als [verdachte], woonachtig in Amsterdam Oost. Voorts verklaart zij dat ongeveer een maand geleden het contact plotseling werd verbroken. In het menu van de simkaart met het nummer [nummer] bleek deze [X] als enige persoon ingevoerd te staan als contact. Daarnaast blijkt uit de historische telefoongegevens dat om 14:04 uur, drie uur voor de mislukte overval, voor het laatst met de in de Volkswagen Golf aangetroffen GSM is gebeld en wel naar [X]. Tijdens het telefonische contact met [X] op 4 december 2008 om 14:04 uur wordt door het nummer [nummer] een zendmast in Amsterdam aangestraald.
Van de in de Volkswagen Golf aangetroffen sleutelbossen bleek één sleutel te passen op het bijzetslot van de voordeur van het ouderlijk huis van [verdachte]. Twee andere sleutels bleken te passen op de sloten van de toegangsdeur en de deur van de bij de woning behorende box.
Op 13 januari 2009 kreeg de politie een melding dat er in Alblasserdam al zeven weken een Audi A4, met kenteken [kenteken], geparkeerd stond. Op 31 januari 2009 werd door de afdeling Forensische Opsporing onderzoek verricht aan deze Audi A4. De autosleutel die werd aangetroffen in de Volkswagen Golf, bleek te passen op de sloten van voornoemde Audi.
In de Audi A4 worden onder andere de volgende voorwerpen in de kofferbak aangetroffen:
- een vuurwapen;
- een rugzak met daarin een moker;
- een zwarte jas met in de rechterjaszak twee handschoenen.
Deze voorwerpen zijn in beslag genomen en onderzocht door het NFI. Uit een deskundigenrapport van het NFI betreffende een vergelijkend glasonderzoek naar aanleiding van de mislukte overval bleek dat op de rugzak en de moker glassplinters werden aangetroffen die in brekingsindex en in sporenelementsamenstelling niet van het referentieglas van de ABN/AMRO-bank te Alblasserdam te onderscheiden waren. Het NFI concludeert dat deze glasdeeltjes zeer waarschijnlijk van de betreffende ingeslagen ruit van voornoemde bank afkomstig zijn. Daarnaast is gebleken dat de uit de bemonsteringen van de handschoenen afgeleide DNA-profielen matchen met het DNA-profiel van [verdachte]. De berekende frequentie van het DNA-profiel, dat afgeleid is van de bemonstering van de rechterhandschoen, is één op één miljard en de berekende frequentie van het DNA-profiel dat afgeleid is van de bemonstering van de linkerhandschoen is één op 200.000. Van de bemonstering van de zwarte jas waarin de handschoenen werden aangetroffen is een DNA-profiel afgeleid dat matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte 2]. De berekende frequentie van dit profiel is kleiner dan één op één miljard.
Bewijsoverwegingen
Zowel de camerabeelden als de getuigenverklaringen bevestigen dat het om twee daders gaat. [medeverdachte 2] is reeds onherroepelijk veroordeeld als één van de daders van de poging tot beroving van een vestiging van de ABN Amro bank in Alblasserdam. De vraag is of op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat [verdachte] de andere dader van de overval is geweest.
De rechtbank stelt vast dat de overvallers met behulp van een moker en een pistool hebben geprobeerd de bank te overvallen. Toen dit niet lukte, zijn ze gevlucht op een scooter, waarna ze zijn overgestapt in een vluchtauto, te weten de eerder genoemde Volkswagen Golf. In deze personenauto zijn handschoenen, een jas, twee sleutelbossen en een GSM gevonden, die allen afkomstig zijn van [verdachte]. [verdachte] bevestigt ter terechtzitting dat de voornoemde spullen, waaronder de GSM en de daarin aangetroffen simkaart met het telefoonnummer [nummer] van hem zijn. [verdachte] verklaart echter dat hij geen [X] kent en hij bij zijn weten geen telefonisch contact met haar heeft gehad. Voorts verklaart hij dat hem waarschijnlijk een oud telefoonnummer is verkocht. [verdachte] verklaart dat hij een slordig persoon is en vaak spullen laat slingeren. Dit zou de reden kunnen zijn dat de hem toebehorende aangetroffen voorwerpen in de vluchtauto lagen; hij zat immers regelmatig bij [medeverdachte 2] in de auto. De sleutels en de jas zou hij niet hebben gemist, aangezien hij meerdere jassen en sleutels heeft. En bovendien overnacht hij niet alleen in zijn ouderlijk huis, maar ook bij verschillende vrienden. Dezelfde verklaring geeft [verdachte] voor de voorwerpen die zijn aangetroffen in de Audi A4 te Alblasserdam. [verdachte] verklaart ter terechtzitting wel eens te hebben geklust in de garage van de broer van [medeverdachte 2]. Daar zou de Audi A4 hebben gestaan, waarbij het volgens [verdachte] niet onwaarschijnlijk is dat hij wel eens met [medeverdachte 2] in deze Audi heeft gereden. Omdat hij zo’n slordig persoon is, heeft hij waarschijnlijk ook in de Audi A4 een keer spullen laten liggen.
De rechtbank acht deze verklaringen niet aannemelijk. De rechtbank acht het niet geloofwaardig dat [verdachte] uit slordigheid een jas, een GSM waaruit de batterij was verwijderd (kennelijk om niet peilbaar te zijn), twee sleutelbossen en twee paar handschoenen, in twee verschillende auto’s heeft laten liggen die toevalligerwijs allebei te herleiden zijn tot de mislukte bankoverval in Alblasserdam, welke was gepleegd door twee Marokkaanse mannen, waarvan zijn vriend [medeverdachte 2] er één was. Uit de verklaring van [X] leidt de rechtbank het volgende af. Op 8 januari 2009 verklaart zij dat, na enkele weken van regelmatig telefonisch contact met [verdachte], het contact ongeveer een maand geleden plotseling is verbroken. Dit betekent dat het laatste contact met deze [verdachte] begin december 2008 heeft plaatsgehad. Daar komt bij dat uit de historische telefoongegevens blijkt dat drie uur voor de mislukte overval voor het laatst met de in de Volkswagen Golf aangetroffen GSM is gebeld en wel naar [X]. Hieruit leidt de rechtbank af dat [verdachte] drie uur voor de mislukte overval nog vanuit Amsterdam heeft getelefoneerd met de later in de Volkswagen Golf, waarin medeverdachte [medeverdachte 2] na de overval is aangehouden, aangetroffen GSM. Op dat moment was de telefoon nog voorzien van een batterij, aangezien dit telefoongesprek gepeild kon worden. De batterij is kennelijk kort daarna verwijderd. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat het verwijderen van een batterij uit een GSM een niet ongebruikelijke actie is wanneer men wil voorkomen dat men door middel van de GSM gepeild wordt . Ook de verklaringen van [medeverdachte 2] over de persoon die vlak voor zijn aanhouding uit de Volkswagen Golf is gestapt, waarbij hij eenmaal zegt alles te zijn vergeten, doch andermaal weer zeker lijkt te weten dat het niet [verdachte] of [medeverdachte 1] betreft, acht de rechtbank niet geloofwaardig
Daarbij overweegt de rechtbank dat de modus operandi van de mislukte bankoverval te Alblasserdam gelijk is aan de modus operandi van de gewapende bankoverval te Bunschoten (feit 1). Beide bankovervallen kenmerken zich doordat in beide gevallen sprake is van twee daders van Marokkaanse afkomst, die met gebruikmaking van een moker het veiligheidsglas van de bank proberen te verbreken. In beide gevallen gaat het om een ABN/AMRO-bank en betreden en verlaten de overvallers de banken via de achterkant en vluchten op een scooter. Ook is er bij beide overvallen gedreigd met een vuurwapen.
De rechtbank merkt voorts op, dat naast genoemde treffende overeenkomsten, deze overvallen binnen een zeer kort tijdsbestek na elkaar hebben plaatsgevonden. Op basis van alle genoemde omstandigheden concludeert de rechtbank dat er een verband bestaat tussen de beide overvallen.
Gelet op genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot de conclusie te komen dat [verdachte] de tweede dader is van de onder 2 tenlastegelegde poging gewapende bankoverval.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 8 januari 2009 te Bunschoten, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen EURO 166.180,-, geheel of ten dele toebehorende aan ABN Amro Bank N.V., welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen medewerkers van die ABN Amro, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een andere deelnemer van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
-tegen voornoemde medewerkers heeft geschreeuwd "Dit is een overval.
Ga op de grond liggen, anders ga ik schieten" en
-met een (voor)hamer/moker een kluisdeur en een ruit heeft vernield en
-tegen voornoemde medewerkers heeft geroepen "Doe open. Doe open. Ik
heb een pistool" of woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
op 4 december 2008 te Alblasserdam, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte of zijn mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan ABN Amro Bank N.V., en
daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen medewerkers en klanten van die ABN Amro Bank N.V., gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en een andere deelnemer van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
als volgt heeft gehandeld: zijnde of hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader
- met een (voor)hamer/moker en met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) (in de hand) de bank binnen gegaan en
- (terwijl er met een gestrekte arm in de richting van een van de medewerkers van voornoemde bank ([getuige 12]) gewezen werd) geroepen "Dit is een overval. Allemaal liggen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- met een (voor)hamer/moker een toegangsdeur vernield en
- tegen een in de bank aanwezige klant ([getuige 11]) geroepen "Kom hier" en (vervolgens) deze aanwezige klant onder dwang de kluisruimte in geduwd,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1:
- Diefstal in vereniging, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en een andere deelnemer hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Feit 2:
- Poging tot diefstal in vereniging, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en een andere deelnemer hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen: een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het eerste feit brengt de verdediging naar voren dat de omstandigheid dat er geen gewonden zijn gevallen onder de slachtoffers in de bank voor de rechtbank te Dordrecht als strafverminderende omstandigheid is meegewogen bij de veroordeling van [medeverdachte 2] voor de poging tot een overval op de bank in Alblasserdam. De raadsman verzoekt de rechtbank dit eveneens als strafverminderende omstandigheid mee te wegen bij een eventuele veroordeling voor het eerste feit.
Ten aanzien van het tweede feit verzoekt de raadsman vrijspraak. Het dossier bevat onvoldoende redengevende feiten en omstandigheden om de betrokkenheid van [verdachte] bij de poging tot een bankoverval op 4 december 2008 in Alblasserdam buiten gerede twijfel vast te stellen. Mocht de rechtbank toch tot een veroordeling komen, dan verzoekt de verdediging de rechtbank rekening te houden met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. [verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan een voltooide bankoverval in vereniging en een poging tot een bankoverval in vereniging, waarbij hij bedreiging met geweld niet heeft geschuwd. Deze bedreiging met geweld heeft eruit bestaan dat er in beide bankgebouwen hard op ramen is ingeslagen en dat er personen zijn bedreigd. Daarbij merkt de rechtbank op dat niet alleen het daadwerkelijke gebruik van een pistool, maar ook de enkele dreiging die uitgaat van de gestelde aanwezigheid van een pistool zeer beangstigend is voor de slachtoffers. Bij beide overvallen wordt het gebruik van een voorhamer niet geschroomd. De rechtbank kent in het bijzonder zwaarte toe aan het gebruik van de voorhamer tegen het veiligheidsglas van het kashok waarin zich op dat moment drie bankmedewerkers bevinden, die zich veilig waanden in deze afsluitbare ruimte. Het gevoel van veiligheid op hun werkplek is door deze bedreiging met geweld ernstig aangetast. Ook voor de klant die de kluisruimte werd ingeduwd, niet wetende hoe zij de toegang tot het geld moest geven, moet het gebeuren een nachtmerrie zijn geweest.
Dit zijn ernstige feiten waarbij de verdachte en zijn mededaders zich uitsluitend hebben laten leiden door hun zucht naar geldelijk gewin.
Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde overval voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Hierbij heeft [verdachte] kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, op deze manier snel aan geld te komen.
Daarnaast heeft de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met de zakelijke gevolgen van bankovervallen. Door de overvallen is tevens het gevoel van veiligheid van goederen en het vertrouwen van burgers in het bankwezen aangetast.
Gelet op de ernst van de feiten en de justitiële documentatie van [verdachte], waaruit blijkt dat hij eerder betrokken is geweest bij een overval op een geldinstelling, acht de rechtbank een lange gevangenisstraf op zijn plaats.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
De benadeelde partij ABN/AMRO-bank vordert een schadevergoeding van € 183.480,38 voor beide feiten.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 166.180,- een rechtstreeks gevolg is van het eerste bewezen verklaarde feit ter zake van materiële schade en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, is verdachte niet gehouden dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
Met betrekking tot het toegekende deel van de vordering van benadeelde partij ABN/AMRO-bank zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Voorts verklaart de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk omdat zij de vordering voor het overige onvoldoende onderbouwd acht.
8.1 Teruggave
De rechtbank gelast dat de volgende in beslag genomen voorwerpen aan [verdachte] dienen te worden teruggegeven:
- nr. 1 - 5: plakband, 4 stuks papier, diverse kledingstukken waaronder een jas.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: Diefstal in vereniging, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en een andere deelnemer hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Feit 2: Poging tot diefstal in vereniging, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en een andere deelnemer hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij ABN/AMRO-bank van € 166.180,- (honderdzesenzestigduizend en honderdtachtig euro), ter zake van materiële schade.
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer ABN/AMRO-bank, € 166.180,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 365 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Beslag
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen:
- nr. 1 - 5: plakband, 4 stuks papier, diverse kledingstukken waaronder een jas.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.E. Bernini, voorzitter, mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. A. van Maanen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.T. Dezentje, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 januari 2010.