ECLI:NL:RBUTR:2010:BK9274

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
660620 UE VERZ 09-2154
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring afwijkend beding in huurovereenkomst voor bedrijfsruimte

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 12 januari 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot goedkeuring van afwijkende bedingen in een huurovereenkomst tussen De Bijenkorf en Villeroy & Boch. De Bijenkorf, vertegenwoordigd door mr. B.V. Vogel, had een ruimte van 30 m2 verhuurd aan Villeroy & Boch voor de verkoop van serviezen en kookgerei. De overeenkomst was aangegaan voor onbepaalde tijd met een opzegtermijn van zes maanden. De verzoekers hebben op 19 oktober 2009 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 7:291 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De zitting vond plaats op 18 december 2009, waarna de kantonrechter de zaak heeft beoordeeld.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat artikel 7:291 BW bepaalt dat van de bepalingen in Afdeling 6 van de Vierde Titel van het BW niet ten nadele van de huurder mag worden afgeweken. De goedkeuring van afwijkende bedingen kan alleen worden verleend als deze de rechten van de huurder niet wezenlijk aantasten. In dit geval heeft de kantonrechter geoordeeld dat het beding in artikel 3 van de huurovereenkomst, dat De Bijenkorf de bevoegdheid geeft om eenzijdig een andere concessieruimte aan te wijzen, niet onder de goedkeuring valt. Dit omdat het beding een afwijking van de wettelijke bepalingen inhoudt.

De kantonrechter heeft de goedkeuring van de overige bedingen in de huurovereenkomst wel verleend, met uitzondering van het beding in artikel 3. De beslissing is genomen met inachtneming van de maatschappelijke positie van Villeroy & Boch, dat als een landelijk en internationaal opererend bedrijf wordt beschouwd. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat Villeroy & Boch niet de bescherming van de wettelijke bepalingen behoeft, gezien hun deskundigheid en financiële draagkracht. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 660620 UE VERZ 09-2154 YJ
beschikking d.d. 12 januari 2010
inzake het verzoek van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Magazijn De Bijenkorf B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: De Bijenkorf,
gemachtigde: mr. B.V. Vogel,
en:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Villeroy & Boch Tableware B.V.,
gevestigd te Oosterhout (Noord-Brabant),
hierna te noemen: Villeroy & Boch,
gemachtigde: mr. T.M. van Dijk,
verzoekers.
1. Verloop van de procedure
Verzoekers hebben op 19 oktober 2009 aangehecht verzoekschrift als bedoeld in artikel 7:291 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ingediend.
Het verzoek is ter zitting van 18 december 2009 behandeld. Daarvan is aantekening gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. De feiten
2.1. Bij schriftelijke overeenkomst heeft De Bijenkorf aan Villeroy & Boch een ruimte verhuurd van 30 m2 op een aan partijen bekende plaats in het warenhuis van De Bijenkorf aan de St. Jacobsstraat 1A te Utrecht, met de bestemming om deze ruimte te gebruiken voor de verkoop en levering van serviezen en kookgerei en daaraan gelieerde producten die binnen het assortiment van Villeroy & Boch worden verkocht.
2.2. De overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd, ingaande 1 augustus 2009, met de bepaling dat de overeenkomst wederzijds door schriftelijke opzegging zonder opgaaf van redenen te allen tijde kan worden beëindigd, met inachtneming van een opzegtermijn van 6 maanden.
2.3. Tussen partijen is per 1 augustus 2009 eveneens een concessieovereenkomst gesloten.
3. Het verzoek
Partijen verzoeken goedkeuring als bedoeld in artikel 7:291 BW van de in het verzoek nader omschreven bedingen, welke zijn opgenomen in art. 3 en art. 20 van de overeenkomst.
4. Beoordeling
4.1. Artikel 7:291 BW bepaalt dat van de bepalingen in Afdeling 6 van de Vierde Titel van het BW niet ten nadele van de huurder mag worden afgeweken. Dergelijke bepalingen zijn vernietigbaar. Anders dan onder het oude recht zijn de bepalingen dus geldig totdat de huurder de vernietiging van die bepalingen inroept. Indien evenwel door de kantonrechter desgevraagd goedkeuring aan dergelijke bepalingen is verleend kan de huurder de vernietiging niet inroepen en zijn ze dus, behoudens bijzondere omstandigheden, onaantastbaar.
De kantonrechter verleent die goedkeuring alleen indien het beding de rechten die de huurder aan de wettelijke bepalingen betreffende huur ontleent, niet wezenlijk aantast of diens maatschappelijke positie in vergelijking met die van de verhuurder zodanig is, dat hij de bescherming die deze wettelijke bepalingen hem bieden niet behoeft.
Het is de bedoeling van de wetgever dat in geval van een gezamenlijk verzoek van verhuurder en huurder het verzoek niet zonder meer wordt gehonoreerd; de wetgever heeft de rechter met genoemd artikel nadrukkelijk opgedragen om, zo nodig ambtshalve, te onderzoeken en beoordelen of aan de vereisten voor goedkeuring is voldaan.
4.2. In art. 3 van de overeenkomst tussen partijen staat het volgende vermeld:
“ 3. Wijziging concessieruimte
3.1 De Bijenkorf heeft de bevoegdheid om eenzijdig schriftelijk een andere concessieruimte aan te wijzen, indien gewijzigde zakelijke inzichten van De Bijenkorf voor wat betreft de herindeling van de winkelruimte ter plaatse een verplaatsing van de overeengekomen locatie noodzakelijk maken, alsmede in geval van een voorgenomen herontwikkeling, renovatie en/of herinrichting. Indien de concessieruimte dient te worden verplaatst en/of aangepast, zal De Bijenkorf Concessiehouder hiervan tijdig, dat wil zeggen met inachtneming van een termijn van tenminste drie maanden, vooraf in kennis stellen.
3.2 Bij het aanwijzen van een andere concessieruimte zal De Bijenkorf zoveel mogelijk rekening houden met de zakelijke belangen van concessiehouder.
3.3. De kosten van verplaatsing en herinrichting zijn voor De Bijenkorf indien de herinrichting plaatsvindt binnen een termijn van 3 jaar na vestiging van een concessieruimte of na algehele renovatie van een concessieruimte, èn het initiatief tot verplaatsing en/of aanpassing van De Bijenkorf is uitgegaan.
3.4 Concessiehouder heeft te allen tijde het recht om De Bijenkorf te verzoeken om toewijzing van een andere concessieruimte in de warenhuizen van De Bijenkorf te Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. Indien De Bijenkorf instemt met dit verzoek zal de nieuwe ruimte onder dezelfde condities als weergegeven in deze overeenkomst in gebruik worden gegeven. ”
Hetgeen in dit artikel van de huurovereenkomst is bepaald behelst naar het oordeel van de kantonrechter geen afwijking van Afdeling 6 van Titel 7.4 BW. Het beding omvat naast hetgeen in Titel 7.4 BW is opgenomen aan rechten en verplichtingen, een aanvullende verplichting voor de huurder, welke echter niet valt aan te merken als een afwijking van de in Afdeling 6 opgenomen bepalingen omtrent de wettelijk vereiste opzeggings- en beëindigingsbescherming en de rechterlijke toetsing daarvan, noch van de overige in Afdeling 6 opgenomen bepalingen. Voor zover partijen bedoelen goedkeuring te vragen voor het zonder rechterlijke toetsing doen eindigen van de overeenkomst, indien Villeroy & Boch de in art. 3 van de huurovereenkomst opgenomen verplichtingen niet nakomt, leent het beding zich eveneens niet voor goedkeuring, omdat daarmee een afwijking van art. 7:231 BW is bedoeld, welk artikel geen onderdeel van Afdeling 6 uitmaakt en zich daarom niet leent voor goedkeuring als bedoeld in art. 7:291 BW. Goedkeuring van dit beding zal derhalve worden afgewezen.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter in dit kader dat de beslissing dat het beding zich niet voor goedkeuring in de zin van art. 7:291 lid 2 BW leent, niet een uitspraak vormt over de mogelijkheden van De Bijenkorf om al dan niet nakoming van de in dit beding geformuleerde verplichtingen te vorderen.
4.3. Voor wat de goedkeuring van de bedingen in art. 20 van de huurovereenkomst betreft, overweegt de kantonrechter het volgende. Bij de vraag of Villeroy & Boch de bescherming van de wettelijke bepalingen behoeft is van belang dat het een landelijk en internationaal opererend bedrijf is. Niet betwist wordt immers dat Villeroy & Boch naast 4 concessievestingen, 6 eigen winkels en 120 verkooppunten in Nederland, wereldwijd duizenden verkooppunten heeft. Daarmee geldt tevens dat Villeroy & Boch deskundig geacht kan worden op het gebied van de huur en verhuur van bedrijfsruimten en dat zij geacht kan worden financieel over voldoende incasseringsvermogen te beschikken om de door haar in het gehuurde gedane investeringen te kunnen dragen.
4.4. De kantonrechter acht het, op grond van het bovenstaande, aannemelijk dat Villeroy & Boch een huurder is van wie de maatschappelijke positie in vergelijking met die van de verhuurder zodanig is dat deze de bescherming van huurders van bedrijfsruimte niet behoeft.
Daarmee kan buiten beschouwing blijven of de bedingen waarvan partijen goedkeuring vragen de rechten van Villeroy & Boch wezenlijk aantasten, uitgezonderd het hierboven met betrekking tot art. 3 van de overeenkomst overwogene.
4.5. Gelet op het voorgaande keurt de kantonrechter voornoemde bedingen goed, met uitzondering van het beding in art. 3 van de huurovereenkomst.
4.6. Nu de onderhavige procedure voortvloeit uit een gemeenschappelijk verzoek zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. Beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek tot goedkeuring van de in het verzoekschrift genoemde bedingen toe,
behoudens het beding dat in art. 3 van de huurovereenkomst is opgenomen;
wijst het meer of anders verzochte af;
compenseert de proceskosten als boven aangegeven.
Deze beschikking is gegeven door mr.Y.A.M. Jacobs, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2010.